gepubliceerd op 30 september 1998
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding
8 SEPTEMBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 20 maart 1984 houdende oprichting van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling, aangevuld bij het decreet van 20 maart 1984, inzonderheid op artikel 4;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, inzonderheid op de artikelen 63 tot en met 69, opgeheven bij besluit van de Vlaamse regering van 11 december 1991.
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, gegeven op 1 april 1998;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën gegeven op 13 mei 1998;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister van Begroting, gegeven op 25 mei 1998;
Gelet op de beslissingen van de Vlaamse regering van 26 mei 1998 en 2 juni 1998, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 augustus 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse Minister van Leefmilieu en Tewerkstelling;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Het opschrift van afdeling 2, hoofdstuk IV van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, opgeheven door het besluit van de Vlaamse regering van 11 december 1991, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : « Afdeling 2 - Werkervaringstegemoetkoming aan de werkgever in het loon en de begeleiding van moeilijk te plaatsen werkzoekenden ».
Art. 2.Artikel 63 tot en met 69 van hetzelfde besluit, opgeheven door het besluit van de Vlaamse regering van 11 december 1991, worden opnieuw opgenomen in de volgende lezing : «
Art. 63.Een financiële tegemoetkoming in het loon van moeilijk te plaatsen werkzoekenden die worden in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst en die, op maandbasis berekend, tewerkgesteld worden gedurende ten minste de helft van een voltijdse arbeidstijdregeling, kan toegekend worden gedurende een periode van maximaal één jaar.
Een arbeidstijdregeling wordt geacht voltijds te zijn, op voorwaarde dat zij normaal gemiddeld vijfendertig arbeidsuren per week omvat of dat het loon overeenstemt met dat verschuldigd voor een volledige werkweek in het bedrijf en in de betrokken functie.
Art. 64.Voor de toepassing van artikel 63 wordt als "moeilijk te plaatsen werkzoekende" beschouwd de werkzoekende die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervult : 1° aan de voorwaarden voldoen zoals bepaald in artikel 1 van het Koninklijk Besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen;2° op het ogenblik van indienstneming niet werkende werkzoekende zijn gedurende minstens 36 maanden.De minister bepaalt, na advies van het Beheerscomité de periodes die gelijkgesteld worden met periodes van inschrijving als niet werkende werkzoekende.
De minister kan, na advies van het Beheerscomité, bepaalde categorieën van werkzoekenden gelijkstellen.
Art. 65.§ 1 Bij de aanwerving van werknemers zoals bepaald in artikel 64 met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur of een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur voor minimum twaalf maanden kan er een werkervaringspremie voor een periode van maximaal één jaar toegekend worden. Het maandbedrag van de werkervaringspremie per doelgroepwerknemer wordt als volgt vastgesteld : Bij een tewerkstelling met een uurregeling van minstens de helft van de normale arbeidstijdregeling : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bij een tewerkstelling met een uurregeling van minstens vier vijfden van de normale arbeidstijdregeling : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Bij de aanwerving van werknemers, zoals bepaald in artikel 64, wordt eveneens een begeleidingspremie voorzien. De begeleiding moet de arbeidsmarktinzetbaarheid van de werknemer verhogen. Hiervoor moet er gewerkt worden aan een geïndividualiseerd begeleidingsplan waarvoor de werkgever een begeleidende organisatie kan inschakelen : - ofwel de VDAB; - ofwel een organisatie erkend door hetzij het Subregionaal Tewerkstellingscomité hetzij het Beheerscomité naargelang de organisatie hiervoor actief is in hetzij één subregio hetzij in meerdere subregio's.
Per tewerkgestelde werknemer wordt een premie van maximum 50.000 frank toegekend voor de inschakeling van de begeleidende organisatie, volgens de modaliteiten bepaald door het Beheerscomité. § 3. De werkgever kan slechts premies ontvangen voor één arbeidsovereenkomst per werknemer. § 4. De premies kunnen niet gecumuleerd worden met andere tegemoetkomingen in de loonkost behoudens de vrijstellingen van de RSZ-bijdrage en het bedrag van de banenplanuitkering zoals bepaald in artikel 131sexies van het Koninklijk Besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.
Art. 66.De aanvraag tot het bekomen van de tegemoetkoming wordt voor de indienstneming ingediend bij de Subregionale Tewerkstellingsdienst.
De Directeur beslist over de toekenning van de tegemoetkoming.
Art. 67.De Vlaamse regering stelt jaarlijks de in de begroting voorziene middelen ter beschikking van de Dienst voor de uitbetaling van de premies.
De Dienst stort aan de werkgever het bedrag van de werkervaringspremie bepaald in artikel 65, § 1, voor de tiende van de lopende kalendermaand. Uitbetaling gebeurt tegen voorlegging van de nodige bewijsstukken.
Voor de begeleidingspremie bepaald in artikel 65, § 2, stort de Dienst, bij het sluiten van de overeenkomst met de werkgever, een basisbedrag aan de organisatie die de begeleiding uitvoert. De overige begeleidingskosten worden volgens prestaties uitgekeerd.
Art. 68.De Dienst kan, na advies van het Subregionaal Tewerkstellingscomité, de tegemoetkoming schorsen : 1° wanneer uit nauwkeurig overeenstemmende vermoedens blijkt dat een werkgever één of meer werknemers heeft ontslagen met de bedoeling ze te vervangen door éen of meer werkzoekenden voor wie hij de tegemoetkomingen ontvangt.De Dienst kan, na het advies van het Subregionaal Tewerkstellingscomité, de reeds uitbetaalde premies terugvorderen; 2° wanneer de werkgever de geldende reglementering inzake lonen en andere arbeidsvoorwaarden niet in acht neemt. Op het advies van het Subregionaal Tewerkstellingscomité kan het recht op toekomstige tegemoetkomingen door de Dienst ontzegd worden voor een periode van drie jaar.
Art. 69.Voor de toepassing van artikel 63 tot en met 68 worden volgende werkgevers uitgesloten : 1° de Ministeries en de instellingen van openbaar nut die afhangen van de Federale overheld, de Gemeenschappen, of de Gewesten;2° de door de Gemeenschappen ingerichte, erkende of gesubsidieerde onderwijsinstelling;3° de Polders en Wateringen;4° de Kerkfabrieken;5° de instellingen van openbaar nut en de verenigingen zonder winstoogmerk beheerst door de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstoogmerk en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, evenals de plaatselijke maatschappijen voor sociale woningen;6° de gemeenten, de verenigingen en agglommeraties en federaties van gemeenten, met uitzondering van diegene met een economische finaliteit, de aan de gemeenten ondergeschikte instellingen, de instellingen van openbaar nut die van deze verenigingen, agglomeraties en federaties van gemeenten afhangen, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provincies, de verenigingen van provincies en de aan de provincie ondergeschikte instellingen.»
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 1998.
Art. 4.De Vlaamse minister bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 september 1998.
De Minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling Th. KELCHTERMANS