Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 08 maart 2024
gepubliceerd op 11 april 2024

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de maatregelen tot het versterken van de financiële weerbaarheid van de woonzorgcentra

bron
vlaamse overheid
numac
2024003203
pub.
11/04/2024
prom.
08/03/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 MAART 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de maatregelen tot het versterken van de financiële weerbaarheid van de woonzorgcentra


Rechtsgrond Dit besluit is gebaseerd op: - het Woonzorg decreet van 15 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/02/2019 pub. 03/05/2019 numac 2019030252 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de woonzorg sluiten, artikelen 4, § 2, eerste lid, 14° en 17°, 5, 38, tweede lid, en 72, eerste lid, 6°.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - de Inspectie van Financiën heeft gunstig advies gegeven op 11 december 2023; - de Raad van State heeft advies nr. 75272/3 gegeven op 31 januari 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Motivering Dit besluit is gebaseerd op het volgende motief: - het Woonzorg decreet van 15 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/02/2019 pub. 03/05/2019 numac 2019030252 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de woonzorg sluiten geeft aan de Vlaamse regering de mogelijkheid om de organisatorische werkingsprincipes, die in dit decreet worden opgelegd aan de woonzorgvoorzieningen, verder uit werken en te concretiseren en bij de niet naleving er de nodige sancties aan te verbinden.

Juridisch kader Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving: - het Woonzorg decreet van 15 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/02/2019 pub. 03/05/2019 numac 2019030252 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de woonzorg sluiten.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° eigen vermogen: het eigen vermogen van een erkende initiatiefnemer zoals dat blijkt uit de boekhouding die gevoerd wordt overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 13/01/2006 pub. 16/05/2006 numac 2006035728 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten betreffende de boekhouding en het financieel verslag in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, en met uitsluiting van de herwaarderingsmeerwaarden en met toevoeging van de achtergestelde leningen;2° erkende initiatiefnemer: dit is een initiatiefnemer van een woonzorgcentrum en in voorkomend geval een centrum voor kortverblijf en/of een centrum voor dagverzorging;3° OCMW 's en Welzijnsverenigingen: de organisaties vermeld in artikel 475 tot 495 van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017. HOOFDSTUK 2. - Aanzuiveren negatief eigen vermogen

Art. 2.Erkende initiatiefnemers, met uitzondering van OCMW's en Welzijnsverenigingen, moeten de nodige maatregelen nemen van zodra zij vaststellen dat het eigen vermogen negatief is geworden.

Art. 3.De erkende initiatiefnemer maakt, binnen de 3 maanden nadat het negatief eigen vermogen werd vastgesteld, hiervan melding aan de administratie bevoegd voor de erkenning van de zorgexploitatie.

Art. 4.De erkende initiatiefnemer dient, door middel van een gemotiveerd plan, aan te geven hoe hij de situatie zal remediëren.

Het remediëringsplan houdt de noodzakelijke maatregelen in die leiden naar een aanzuivering van het negatief eigen vermogen.

Voor erkende initiatiefnemers die minder dan vijf jaar zijn opgericht moet het eigen vermogen volledig zijn aangezuiverd binnen de zeven jaar na de oprichting voor zover kan worden voorzien in een bijkomende waarborg.

Voor andere initiatiefnemers dan de initiatiefnemers, vermeld in het derde lid, met inbegrip van de initiatiefnemers die niet kunnen voorzien in de waarborg, vermeld in het derde lid, moet het eigen vermogen volledig zijn aangezuiverd binnen de drie jaar nadat het negatief eigen vermogen is vastgesteld.

Art. 5.In het geval het eigen vermogen wordt aangezuiverd door middel van een achtergestelde lening mag de rentecomponent van deze lening niet uitbetaald worden zolang het te bestemmen resultaat van het boekjaar negatief is.

Art. 6.De minister kan de concrete modaliteiten van het remediëringsplan en de bijkomende garanties bepalen. HOOFDSTUK 3. - Beperking van interest op leningen

Art. 7.Gelden afkomstig van een derde, die geen financiële instelling is die in de Europese Unie is erkend, kunnen aan een erkende initiatiefnemer slechts ter beschikking worden gesteld indien de erkende initiatiefnemer het bewijs levert dat dit gebeurt aan een basisinterestvoet van maximaal de interest toegekend op een lineaire obligatie (OLO) die geldt voor de looptijd van het ter beschikking stellen. Als referentie interest wordt de gemiddelde interestvoet genomen die van toepassing is in de maand voorafgaand aan de maand waarin de leningsovereenkomst wordt gesloten.

In het eerste lid wordt verstaan onder financiële instelling: een vennootschap met als hoofdfunctie financiële bemiddeling of het verlenen van financiële hulpdiensten.

Art. 8.De basisinterestvoet mag worden verhoogd met maximaal 150 basispunten, tenzij de erkende initiatiefnemer het objectieve bewijs kan leveren dat de rentemarges, die door de banken worden gehanteerd, 150 basispunten overstijgen.

Art. 9.De correctie, vermeld in artikel 8, wordt gebracht op 250 basispunten in het geval aan de erkende initiatiefnemer gelden door middel van een achtergestelde lening worden ter beschikking gesteld. HOOFDSTUK 4. - Beperking op risicodragende beleggingen

Art. 10.Erkende initiatiefnemers, met uitzondering van OCMW 's en welzijnsverenigingen, kunnen eventuele financiële reserves slechts onder de hierna bepaalde voorwaarden beleggen indien zij beschikken over voldoende onmiddellijk beschikbare financiële middelen om minstens twee maanden loon te betalen.

Onder loon moet worden begrepen: het geheel van de gemiddelde bruto bezoldigingen vermeerderd met de sociale lasten.

In het eerste lid wordt verstaan onder financiële reserves: het totaal van de financiële vaste activa, vermeerderd met enerzijds geldbeleggingen en liquide middelen en anderzijds met gelden die ter beschikking worden gesteld aan derden in de vorm van leningen, aankoop van of inschrijving op aandelen, deelbewijzen, stortingen in rekening-courant, nivelleringsovereenkomsten of cashpoolings met verbonden entiteiten, of in een andere vorm. Ook de toekenning van een betalingstermijn van meer dan zestig dagen bij de verkoop van goederen of diensten wordt als een ter-beschikking stelling van gelden aan derden beschouwd. Van dit totaal worden de schulden op korte termijn in mindering gebracht. Bij deze berekening wordt geen rekening gehouden met participaties binnen de zorgsector met functionele meerwaarde voor de activiteit van de zorgvoorziening.

In het derde lid wordt verstaan onder financiële vaste activa, geldbeleggingen en liquide middelen: de gelijknamige balansposities zoals die blijken uit de boekhouding die gevoerd wordt conform de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 13/01/2006 pub. 16/05/2006 numac 2006035728 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

Art. 11.De financiële reserves, verminderd met de onmiddellijk beschikbare financiële middelen, vermeld in artikel 10, eerste lid, kunnen door de erkende initiatiefnemers worden belegd als de erkende initiatiefnemer al de volgende bewijzen levert: 1° minstens 80% van de overige beschikbare gelden wordt uitsluitend belegd in obligaties in euro die op het moment van de intekening of de aankoop minimaal een "investment grade"-rating hebben;2° minimaal 75% van wat rest na de belegging die wordt uitgevoerd conform punt 1°, wordt in effecten in euro belegd. HOOFDSTUK 5. - Beperken van de mogelijkheid tot schenken van roerende of onroerende goederen

Art. 12.Schenkingen door een erkende initiatiefnemer zijn slechts mogelijk onder de volgende voorwaarden: 1° het bedrag wordt beperkt tot 10.000 EUR op jaarbasis; 2° het vorig boekjaar werd afgesloten zonder verlies;3° de erkende initiatiefnemer heeft een positief eigen vermogen;4° de schenking beantwoordt aan het maatschappelijk doel van de erkende initiatiefnemer. In afwijking van hetgeen bepaald is in het eerste lid, 1° zijn schenkingen van meer dan 10.000 EUR mogelijk mits machtiging van de secretaris - generaal van het departement.

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn alleen van toepassingen op schenkingen zoals omschreven in artikel 894 Oud Burgerlijk Wetboek (artikel 4.132 Nieuw Burgerlijk Wetboek). HOOFDSTUK 6. - Maatregelen voor vervreemden en huren van onroerende goederen

Art. 13.Het vervreemden, onder welke vorm ook, huren en/of verhuren van onroerende goederen die toebehoren aan een erkende initiatiefnemer is slechts mogelijk indien de erkende initiatiefnemer, aan de hand van een schattingsverslag opgesteld door een erkend meetkundig schatter van onroerende goederen, het objectieve bewijs levert dat de vervreemding, de huur en/of de verhuur gebeurt aan de werkelijke waarde of respectievelijke huurwaarde van het onroerend goed.

Deze bepaling is niet van toepassing op overeenkomsten die de erkende initiatiefnemer tot voordeel strekken. HOOFDSTUK 7. - Beperkingen op het verstrekken van waarborgen aan derden

Art. 14.Een erkende initiatiefnemer, met uitzondering van OCMW 's en welzijnsverenigingen, kan zich geen borg stellen voor de verplichtingen van een derde.

Art. 15.In afwijking van hetgeen bepaald in artikel 14 kan een erkende initiatiefnemer zich borg stellen als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° erkenningen die door de Vlaamse Regering werden verstrekt overeenkomstig artikel 38 tot en met 41 van het Woonzorgdecreet worden als waarborg gebruikt;2° de borgstelling strekt de duurzame exploitatie van de eigen locatie van de erkende initiatiefnemer of van een andere erkende initiatiefnemer tot voordeel;3° de minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, aanvaardt of verwerpt de aanvraag binnen de 30 dagen na het ontvangen van de aanvraag tot borgstelling;bij gebreke aan een antwoord van de minister binnen de 30 dagen wordt de aanvraag verondersteld aanvaard te zijn. 4° de borg wordt uitsluitend gesteld tot waarborg van schulden van de derde bij een bank of een onderneming waarvan de maatschappelijke zetel in België is gevestigd. HOOFDSTUK 8. - Sancties

Art. 16.Onverminderd de sancties die opgelegd worden in artikel 64, 65, 66 en 67 van het Woonzorgdecreet, kan bij overtreding van de bepalingen van dit besluit aan de erkende voorziening een administratieve geldboete worden opgelegd van 2.500 tot 25.000 EUR. HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen

Art. 17.De maatregelen, vermeld in de artikelen van dit besluit, zijn van toepassing op de erkende initiatiefnemer. Indien binnen de erkende initiatiefnemer de woonzorgactiviteit boekhoudkundig kan worden afgezonderd, dan gelden deze maatregelen uitsluitend voor de woonzorgactiviteit.

Art. 18.De maatregelen, vermeld in de artikelen van dit besluit, zijn van toepassing op: 1° de vaststellingen, vermeld in hoofdstuk 2, die plaatsvinden vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit;2° de leningen, vermeld in hoofdstuk 3, die aangegaan worden vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit;3° de beleggingen, vermeld in hoofdstuk 4, die aangegaan worden vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit;4° de schenkingen, vermeld in hoofdstuk 5, die gegeven worden vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit;5° de vervreemdingen, het huren en verhuren van onroerende goederen, vermeld in hoofdstuk 6, die plaatsvinden of afgesloten worden vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit;6° de borgstellingen, vermeld in hoofdstuk 7, die verstrekt worden vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 19.De Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 8 maart 2024.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, H. CREVITS

^