gepubliceerd op 05 augustus 1999
Besluit van de Vlaamse regering tot opheffing van het koninklijk besluit van 9 november 1984 betreffende de voorwaarden voor toelating tot bepaalde betrekkingen bij de rijksgestichten voor observatie en opvoeding onder toezicht
8 JUNI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot opheffing van het koninklijk besluit van 9 november 1984 betreffende de voorwaarden voor toelating tot bepaalde betrekkingen bij de rijksgestichten voor observatie en opvoeding onder toezicht
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988;
Gelet op de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, inzonderheid op artikel 122;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 november 1984 betreffende de voorwaarden voor toelating tot bepaalde betrekkingen bij de rijksgestichten voor observatie en opvoeding onder toezicht;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 23 november 1998;
Gelet op het protocol nr. 119.311 van 15 maart 1999 van het sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat onverwijld moet kunnen gestart worden met gemengde begeleiding zodat het pedagogisch aanbod kan aangepast worden aan het gewijzigd profiel van de geplaatste jongeren;
Overwegende dat om de goede werking van instellingen te garanderen, dringend moet bepaald worden onder welke voorwaarden de openstaande plaatsen in de personeelsformatie kunnen ingevuld worden met bijkomende wervingen in vast verband;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 mei 1999 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken en van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° instelling : een gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand als bedoeld in artikel 31 van het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid; 2° het bevoegde overlegcomité : naargelang van het geval, het basisoverlegcomité 4.1 of het basisoverlegcomité 4.2, zoals bepaald in artikel 1, § 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 28 juli 1995 houdende oprichting van basis- en tussenoverlegcomités voor het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse wetenschappelijke instellingen.
Art. 2.Het koninklijk besluit van 9 november 1984 betreffende de voorwaarden voor toelating tot bepaalde betrekkingen bij de rijksgestichten voor observatie en opvoeding wordt opgeheven, wat de toepassing in de instellingen betreft.
Art. 3.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, bepaalt, na overleg met de Vlaamse minister bevoegd voor Ambtenarenzaken en na advies van het bevoegde overlegcomité, voor elke instelling of voor elk onderdeel ervan, de datum waarop dit besluit in werking treedt.
Art. 4.De Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, zijn, ieder wat haar of hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 juni 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, E. BALDEWIJNS De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS