gepubliceerd op 17 maart 1999
Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering, voor wat de gehandicaptenzorg betreft, van het Vlaams intersectoraal akkoord voor de social-profitsector van 5 mei 1998
8 DECEMBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering, voor wat de gehandicaptenzorg betreft, van het Vlaams intersectoraal akkoord voor de social-profitsector van 5 mei 1998
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op de artikelen 52, 2°, en 53;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten geplaatst ten laste van de openbare besturen, zoals tot op heden gewijzigd.
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1983 tot wijziging voor de Vlaamse Gemeenschap van het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten geplaatst ten laste van de openbare besturen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 29 juli 1989, 19 januari 1994 en 20 juli 1994;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 28 juli 1983 houdende toekenningsvoorwaarden van het bedrag voor de Vlaamse Gemeenschap van de dagprijs vermeld in artikel 3, § 6 van het koninklijk besluit van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten en houdende wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten geplaatst ten laste van de openbare besturen, van het ministerieel besluit van 24 april 1973 en van het ministerieel besluit van 18 juni 1975, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 28 september 1983, 12 maart 1986, 19 januari 1994 en 16 maart 1994;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 1990 houdende vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor begeleid wonen van mentaal gehandicapten zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 14 november 1990, 24 juli 1991, 2 augustus 1991, 9 december 1992, 15 december 1993, 19 januari 1994, 30 maart 1994, 15 juni 1994 en 24 maart 1998;
Gelet op het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, zoals tot op heden gewijzigd.
Gelet op het ministerieel besluit van 18 juni 1975 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zijn in inrichtingen die onder het stelsel van het semi-internaat werken, zoals tot op heden gewijzigd.
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 29 september 1998;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 7 december 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de principes, vastgelegd in het Vlaams intersectoraal akkoord voor de social-profitsector van 5 mei 1998 dienen vertaald te worden in de reglementering die met ingang van 1 juli 1998 van toepassing is op de voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van de personen met een handicap;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Compensatie van de werkdruk en tewerkstelling bij specifieke probleemsituaties
Artikel 1.Aan artikel 26 van het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten geplaatst ten laste van de openbare besturen wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De voordelen die voortspruiten uit de toepassing van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, komen niet in aanmerking voor de toepassing van dit artikel. »
Art. 2.Aan artikel 14 van het ministerieel besluit van 18 juni 1975 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zijn in inrichtingen die onder het stelsel van het semi-internaat werken wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De voordelen die voortspruiten uit de toepassing van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, komen niet in aanmerking voor de toepassing van dit artikel. » HOOFDSTUK II. - Gedeeltelijke verdere invulling van de personeelsnorm
Art. 3.Artikel 1, § 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 28 juli 1983 houdende toekenningsvoorwaarden van het bedrag voor de Vlaamse Gemeenschap van de dagprijs, bepaald in artikel 3, § 6 van het koninklijk besluit van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten en houdende wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, van het ministerieel besluit van 24 april 1973 en van het ministerieel besluit van 18 juni 1975, opgeheven door het besluit van de Vlaamse regering van 12 maart 1986, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : « § 2. Per voorziening, d.w.z. per entiteit die eventueel meerdere afdelingen kan omvatten, vervat in één erkenningsbesluit, kan maximum 72,5 % van de subsidieerbare personeelsnorm worden ingevuld.
Onder subsidieerbare personeelsnorm wordt verstaan: 1° voor de niet-poolvormende functies: de personeelsnorm, berekend op de erkende capaciteit 2° voor de poolvormende functies: de personeelsnorm berekend op de gemiddelde bezetting, verhoogd met 10 of 20 % naargelang het type voorziening, maar beperkt tot de erkende capaciteit. Hierbij dient de norm voor het begeleidende personeel ten minste voor 85 % te worden ingevuld. » HOOFDSTUK III. - Tewerkstelling in de tehuizen voor werkenden tijdens het weekend en tijdens vakanties
Art. 4.§ 1. In tabel II, gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1983 tot wijziging voor de Vlaamse Gemeenschap van het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, gewijzigd door de besluiten van de Vlaamse regering van 29 juli 1989 en 20 juli 1994, wordt een voetnoot 2bis ingevoegd, die luidt als volgt : « (2bis) Voor de tehuizen voor werkenden wordt de verhoging voor tewerkstelling tijdens het weekend vastgesteld op de helft van de onder (2) vermelde aantallen. De beperkingen van artikel 11 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 houdende de subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector zijn niet van toepassing op deze functies. » § 2. In dezelfde tabel wordt voetnoot (3) geschrapt. HOOFDSTUK IV. - Tewerkstelling in internaten voor minderjarigen en observatiecentra tijdens het weekend en tijdens vakanties
Art. 5.In tabel I - Personeelsnormen voor inrichtingen, werkend onder het internaatstelsel, gevoegd bij het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 april 1977 en bij het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994, wordt de voetnoot (2) vervangen door wat volgt : « (2) Voor de internaten en voor de observatiecentra die tijdens de weekends en tijdens de schoolvakanties een gemiddelde aanwezigheid van personen met een handicap hebben van 10 tot en met 19 %, van 20 tot en met 29 % en van meer dan 30 % wordt per leefgroep het begeleidend en verzorgend personeel verhoogd met respectievelijk 0,25; 0,5 of 1 personeelseenheid.
Ongeacht de bestaande toestand worden voor de voorzieningen die meer dan 30 % weekend- en vakantiebezetting hebben de extra personeelseenheden slechts gesubsidieerd in die mate dat de personeelsbezetting niet meer bedraagt dan 85 % van de subsidieerbare personeelsnorm.
Onder subsidieerbare personeelsnorm wordt verstaan: 1° voor de niet-poolvormende functies: de personeelsnorm, berekend op de erkende capaciteit 2° voor de poolvormende functies : de personeelsnorm berekend op de gemiddelde bezetting, verhoogd met 10 of 20 % naargelang het type voorziening, maar beperkt tot de erkende capaciteit. De beperking van artikel 11 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 houdende de subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector is niet van toepassing op deze aanwervingen. » HOOFDSTUK V. - Tewerkstelling ter verbetering van de zorgvraag van kinderen en jongeren « categorie 14 »
Art. 6.§ 1. In tabel I - Personeelsnormen voor inrichtingen werkend onder het internaatsstelsel, gevoegd bij hetzelfde ministerieel besluit van 24 april 1973, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 april 1977 en bij het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994, worden in kolom 5, tegenover de vermelding « licentiaat in de psychologie, in de pedagogie of in de kinesitherapie en assistent-psycholoog » de woorden « 8 waarvan ten minste 4 licentiaten » vervangen door de woorden « 12 waarvan ten minste 4 licentiaten ». § 2. In diezelfde tabel wordt tegenover de vermelding « maatschappelijk assistent(e) socia(a)l(e) verpleger(ster) (5) het cijfer 8 vervangen door het cijfer 12, gevolgd door een voetnoot (7) die luidt als volgt : « (7) Met de mogelijkheid van inschakeling van gezinsbegeleiders met de kwalificatie van opvoedend en verzorgend personeel klasse I. » HOOFDSTUK VI. - Tewerkstelling en verbetering van de omkaderings- en managementsfuncties
Art. 7.Aan het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen en aan het ministerieel besluit van 18 juni 1975 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zijn in inrichtingen die onder het stelsel van semi-internaat werken, worden respectievelijk een tabel VI en een tabel III toegevoegd met als titel « Bepalingen gemeenschappelijk aan alle personeelsnormen ». De inhoud daarvan luidt als volgt : « Bepalingen gemeenschappelijk aan alle personeelsnormen. 1. In een voorziening waarvan geen enkele afdeling een erkenning heeft boven de 90 bedden en/of plaatsen kan van de subsidieerbare administratieve functies maximum een halftijdse functie worden gesubsidieerd aan de salarisschaal A1.Deze functie moet worden ingenomen door een medewerker die ten minste houder is van een diploma van hoger onderwijs buiten de universiteit. Zolang de betrokken functie niet op dat niveau wordt ingevuld, mogen de loonkosten op basis van het verschil in de begin-barema's worden aangewend voor het extern uitbesteden van de boekhouding van de voorziening. 2. Wanneer er in alle afdelingen van een voorziening samen drie of meer voltijds equivalenten maatschappelijk werkers of sociaal verpleegkundigen tewerkgesteld zijn, mag één van hen diensthoofd maatschappelijk werk zijn.Dit diensthoofd moet minstens 2 jaar dienstanciënniteit als sociaal assistent of sociaal verpleger(-ster) hebben, en valt onder loonschaal B1b. 3. Wanneer er in alle afdelingen van een voorziening samen acht of meer voltijds equivalenten paramedici tewerkgesteld zijn, mag één van hen diensthoofd paramedicus zijn.Vanaf 3 diensthoofden mag er één daarvan coördinator paramedicus zijn. Dit diensthoofd moet minstens 2 jaar dienstanciënniteit als paramedicus hebben, en valt onder loonschaal B1b. De coördinator moet minstens drie jaar dienstanciënniteit als paramedicus of minstens 1 jaar dienstanciënniteit als diensthoofd paramedicus hebben, en valt onder loonschaal B1a. 4. Per afdeling met een erkenning tussen 75 en 89 en/of 150 en 179 bedden of plaatsen wordt een halftijdse directiemedewerker gesubsidieerd, met een maximum van 1 halftijdse betrekking per voorziening.Deze bepaling geldt niet voor de semi-internaten die erkend zijn voor de opname van -21-jarigen. Deze directiemedewerker moet tenminste houder zijn van een diploma van hoger onderwijs buiten de universiteit, en valt onder loonschaal K5. » HOOFDSTUK VII. - Tewerkstelling ter verbetering van de personeelsbezetting in de tehuizen voor werkenden
Art. 8.In het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen wordt een hoofdstuk IVbis ingevoegd dat luidt als volgt : « Hoofdstuk IVbis. Het stelsel van dagbesteding voor niet-werkenden in de tehuizen voor werkenden Artikel 11bis § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° tehuizen voor werkenden : de tehuizen voor werkende volwassen personen met een handicap zoals bedoeld in hoofdstuk IV, 2° van de bijlage bij het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten;2° occasionele thuiszitters : in het tehuis voor werkenden opgenomen personen met een handicap die per jaar minder dan 73 weekdagen voor hun dagbesteding onder begeleiding vallen van een tehuis;3° structurele thuiszitters : in het tehuis voor werkenden opgenomen personen met een handicap die per jaar minstens 73 weekdagen voor hun dagbesteding onder begeleiding vallen van het tehuis;4° dagbesteding : het structureel zinvol invullen van de tijd die de in 2° en 3° bedoelde personen overdag in of buiten het tehuis voor werkenden doorbrengen; Voor de toepassing van het eerste lid, 2° en 3° wordt onder weekdagen verstaan, de dagen van maandag tot en met vrijdag. § 2. De personeelsbezetting van de tehuizen voor werkenden die de bij § 1, eerste lid 2° en 3° bedoelde personen met een handicap onder hun bewoners hebben, wordt aangepast overeenkomstig de normen, vastgesteld in voetnoot (3) bij de tabel II van bijlage II gevoegd bij het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen. § 3. Als het tehuis voor werkenden de dagbesteding van de bij § 1, eerste lid 3° bedoelde personen met een handicap niet zelf organiseert, wordt aan het tehuis per structurele thuiszitter een subsidie van 187 500 fr. op jaarbasis toegekend teneinde hiermee de kosten te dekken van de in een andere organisatie verstrekte dagbesteding. Van dit bedrag mag ten hoogste 10 % besteed worden aan werkingskosten van de organisatie die de dagbesteding verstrekt.
Het in eerste lid bedoelde bedrag is gebonden aan de spilindex die van kracht is op de datum van inwerkingtreding van dit besluit en wordt geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. § 4. De bijkomende personeelsbezetting, bedoeld in § 2, en de bijkomende subsidie, bedoeld in § 3, zijn niet cumuleerbaar.
De beperking van artikel 11 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 houdende de subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector is niet van toepassing op deze aanwervingen. § 5. Het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap kan een registratie- en rapporteringssysteem vaststellen met het oog op de evaluatie van de in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen. »
Art. 9.§ 1 In de tabel II "Personeelsnormen van de tehuizen voor volwassen gehandicapten", bij ministerieel besluit van 20 april 1977 gevoegd bij het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen en gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994, wordt de voetnoot (3) vervangen door volgende bepaling : « (3) te verhogen met één extra opvoeder per groep van 15 occasionele thuiszitters en met één extra opvoeder per groep van 8 structurele thuiszitters als het tehuis zelf de dagbesteding organiseert. » § 2 De in § 1 voorziene personeelsuitbreiding wordt voor de helft gerealiseerd met ingang van 1 juli 1998, en de andere helft op een datum die bepaald wordt door de Vlaamse regering. HOOFDSTUK VIII. - Tewerkstelling ter compensatie van de coördinatietaken in de diensten voor begeleid wonen
Art. 10.Aan artikel 16 van het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor begeleid wonen van mentaal gehandicapten zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 2 augustus 1991, wordt een § 4 toegevoegd die luidt als volgt : « § 4. Voor diensten die meer dan 12 personen met een handicap begeleiden wordt de subsidieerbare personeelsomkadering als volgt uitgebreid: 1° voor diensten met 12 tot en met 23 personen in begeleiding : + 0,25 voltijds equivalent opvoeder;2° voor diensten met 24 tot en met 35 personen in begeleiding : + 0,50 voltijds equivalent opvoeder;3° voor diensten met 36 tot en met 47 personen in begeleiding : + 0,75 voltijds equivalent opvoeder;4° vanaf 48 personen in begeleiding : + 1 voltijds equivalent opvoeder. Het personeel, bedoeld in het eerste lid, dient te voldoen aan de kwalificatievereisten voor de functie opvoeder. De personeelssubsidie wordt toegekend op basis van de salarisschalen en anciënniteitsregels, vastgesteld in het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 houdende subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector. » HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan de bepalingen van de reglementering over de bepaling van de dagprijs in de voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap coördineren, met inachtneming van de wijzigingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn aangebracht tot aan het tijdstip van de coördinatie.
Te dien einde kan de minister : 1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in het algemeen de tekst op vormelijk gebied wijzigen;2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen aan de nieuwe nummering aanpassen;3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen teneinde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen. De coördinatie zal het volgende opschrift dragen : « Reglementeringen inzake het bepalen van de dagprijs in de voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap, gecoördineerd op ».
Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1998.
Art. 13.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 december 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS