gepubliceerd op 04 februari 1999
Besluit van de Vlaamse regering houdende de werking van de adviescommissie inzake de financiering van projecten en instituten kunst
8 DECEMBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de werking van de adviescommissie inzake de financiering van projecten en instituten kunst
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, inzonderheid op artikel 340quater en 340quinquies, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1998;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 9 november 1998.
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de omstandigheid dat de betrokken betoelaging van instituten en eventuele projecten nog via de kredieten 1998 moet verrekend worden;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 19 november 1998 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.§ 1. De aanvragen tot financiering van instituten en projecten in het kader van het hoger kunstonderwijs worden per aangetekende brief ingediend voor 15 september bij de commissie.
Bij wijze van overgangsmaatregel is in 1998 de uiterste datum van indiening van de aanvragen 15 december. § 2. Elke aanvraag wordt ingediend in de vorm van een projectfiche met een concreet actieplan en een budgettair implementatieplan. Tevens moet elke aanvraag overeenkomstig artikel 340 quater van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap een concrete omschrijving van de doelstellingen en een meerjarenplanning omvatten.
Art. 2.De adviescommissie inzake de financiering van projecten en instituten kunst, zoals bedoeld in artikel 340 quinquies van het voornoemde decreet van 13 juli 1994, hierna de commissie te noemen, beoordeelt de aanvragen onder meer aan de hand van de volgende criteria : - de criteria ingeschreven in hoofdstuk IIbis van Titel VII van het voornoemde decreet van 13 juli 1994; - het realistische karakter van de planning en begroting; - een duidelijke omschrijving van het doel en het resultaat; - de maatschappelijke relevantie van het project.
Art. 3.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, duidt de voorzitter van de commissie aan uit de vertegenwoordigers van de overheid of van de academische wereld. Een ambtenaar van het departement Onderwijs fungeert als secretaris.
Art. 4.De commissie stelt een huishoudelijk reglement op en legt het ter bekrachtiging voor aan de Vlaamse regering.
Art. 5.De terugbetaling van de reis- en verblijfkosten van de leden van de commissie gebeurt volgens dezelfde normen als die welke gelden voor de ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 november 1998.
Art. 7.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 december 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, E. BALDEWIJNS