gepubliceerd op 17 mei 2011
Besluit van de Vlaamse Regering houdende opheffing van watering De Lestpolder, watering De Kortelake, watering De Rijt, watering De Gavergracht, watering De Gaver, watering van Schendelbeke, watering De Kwaadbroeken en watering Idegem-Appelterre
8 APRIL 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende opheffing van watering De Lestpolder, watering De Kortelake, watering De Rijt, watering De Gavergracht, watering De Gaver, watering van Schendelbeke, watering De Kwaadbroeken en watering Idegem-Appelterre
De Vlaamse Regering, Gelet op de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen, artikelen 2, 6 en 7;
Gelet op de wet van 28 december 1967Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/1967 pub. 17/08/2007 numac 2007000737 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de onbevaarbare waterlopen sluiten betreffende de onbevaarbare waterlopen;
Gelet op het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2005, 19 mei 2006, 16 juni 2006, 25 mei 2007, 7 december 2007, 12 december 2008 en 16 juli 2010;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 januari 1958 houdende bepaling van de datum waarop de wet betreffende de wateringen en de wet betreffende de polders in werking treden, en houdende afbakening van de polderzones;
Overwegende dat de opheffing van inactieve wateringen bijdraagt tot administratieve vereenvoudiging voor de gemeenten en provincies, en tot een betere dienstverlening voor de burgers; dat het voorstel tot opheffing van bovengenoemde wateringen hiertoe bijdraagt;
Overwegende het positief advies van het stadsbestuur van Ninove, gegeven op 28 februari 2008;
Overwegende het positief advies van het stadsbestuur van Geraardsbergen, gegeven op 12 februari 2008;
Overwegende dat tijdens het openbaar onderzoek dat werd georganiseerd van 18 oktober tot en met 18 november 2010 in de stad Ninove, geen bezwaren werden ingediend;
Overwegende dat tijdens het openbaar onderzoek dat werd georganiseerd van 18 oktober tot en met 18 november 2010 in de stad Geraardsbergen, drie bezwaren werden ingediend;
Overwegende dat watering De Gavergracht en watering De Kortelake hun advies ook bij de stad Geraardsbergen als bezwaar indienden en bijgevolg de bezwaren identiek zijn aan de opmerkingen in het advies van deze wateringen;
Overwegende dat het derde bezwaar laattijdig werd ingediend bij de stad Geraardsbergen; dat de deputatie omwille van het uitzonderlijk geval van overmacht met de opmerkingen in het bezwaar rekening heeft gehouden bij het opstellen van haar advies;
Overwegende dat de watering van Schendelbeke en de watering van Idegem-Appelterre een gunstig advies gaven op 4 november 2010 met als opmerking dat ze tot definitieve opheffing over het resterende saldo willen beschikken; dat zolang de wateringen niet opgeheven zijn deze besturen kunnen beschikken over hun financiële reserves; dat watering De Gaver positief advies gaf bij de opheffing op 29 juli 2009 maar geen advies meer uitbracht op het ontwerpbesluit;
Overwegende dat de drie bovengenoemde wateringen samen een werkingsgebied van 617 ha bezitten; dat de besturen van oordeel zijn dat door hun beperkte omvang zij geen volwaardige bestuurlijke speler meer kunnen zijn in het moderne, integrale waterbeheer; dat zij hun bevoegdheden wensen over te dragen aan het stads- en provinciebestuur;
Overwegende dat de overige vijf wateringen samen nog een gebied van 418 ha beheren, dat het duidelijk is dat deze vijf wateringen door hun beperkte werkingsgebied binnen de huidige beleidsmatige en juridische context geen slagkrachtige besturen meer kunnen zijn en hun bevoegdheden eveneens beter overgedragen worden;
Overwegende de ongunstige adviezen van watering De Kwaadbroeken op 10 oktober 2010, watering De Gavergracht op 18 oktober 2010 en watering De Kortelake op 8 november 2010; overwegende dat de bezwaren en opmerkingen gelijklopen;
Overwegende dat een eerste opmerking betrekking heeft op de vraag aan het wateringbestuur tot advies op het ontwerpbesluit; dat hierbij de procedure zoals vervat in artikel 7 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen werd gevolgd;
Overwegende de opmerking dat het opheffen van kleinschalige wateringen niet zal bijdragen tot een administratieve vereenvoudiging; dat integendeel het opheffen van kleine wateringen de versnippering van bevoegdheden vermindert en dat het verdwijnen van het toezicht op deze besturen voor de hogere overheden ook een administratieve vereenvoudiging inhoudt;
Overwegende de opmerking dat het opheffen van kleinschalige wateringen niet zal leiden tot een betere dienstverlening voor de burger; dat echter kleine wateringen beschikken over onvoldoende financiële middelen om te investeren in het waterbeheer en besturen met ontoereikende financiële mogelijkheden maar een beperkte dienstverlening kunnen bieden;
Overwegende dat de overige bezwaren betrekking hebben op terreinkennis, toezicht en onderhoud; dat de gemeenten en provincie hiermee ervaring hebben en ook elders reeds watergevoelige gebieden en pompstations beheren;
Overwegende dat zelfs na het fusioneren van al deze wateringen het werkingsgebied van het nieuwe bestuur te klein zou zijn om op zichzelf te bestaan;
Overwegende bovendien dat de wateringen in het Denderbekken te geïsoleerd liggen om met andere polders of wateringen te fusioneren tot een groot aaneengesloten blok;
Overwegende dat watering De Lestpolder en watering De Rijt geen advies gaven;
Gelet op het gunstig advies van de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen, gegeven op 27 januari 2011;
Gelet op het gunstig advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 maart 2011;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Watering De Lestpolder, watering De Kortelake, watering De Rijt, watering De Gavergracht, watering De Gaver, watering van Schendelbeke, watering De Kwaadbroeken en watering Idegem-Appelterre worden opgeheven.
Art. 2.Na opheffing van de in artikel 1 genoemde wateringen moeten de waterlopen beheerd worden zoals bepaald in de wet van 28 december 1967Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/1967 pub. 17/08/2007 numac 2007000737 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de onbevaarbare waterlopen sluiten betreffende de onbevaarbare waterlopen.
Art. 3.De resterende vermogens van de in artikel 1 opgeheven wateringen worden verdeeld tussen het stadsbestuur van Ninove, het stadsbestuur van Geraardsbergen en het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen naar rato van het aantal kilometer te beheren waterlopen zoals bepaald in artikel 2, en zullen worden aangewend om onderhoud- en herstellingswerken uit te voeren binnen het ambtsgebied van de opgeheven wateringen.
Art. 4.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 april 2011.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE