gepubliceerd op 17 december 2007
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de toekenning van middelen voor mentorschap in het onderwijs
7 SEPTEMBER 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de toekenning van middelen voor mentorschap in het onderwijs
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 16 april 1996 betreffende het mentorschap en de nascholing in Vlaanderen, inzonderheid op artikel 3 en 4, vervangen bij het decreet van 15 december 2006 en gewijzigd bij het decreet van 22 juni 2007;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 29 juni 2007;
Gelet op protocol nr. 636 van 13 juli 2007 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op protocol nr. 401 van 13 juli 2007 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op het advies 43.430/1/V van de Raad van State, gegeven op 2 augustus 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder het decreet : het decreet van 16 april 1996 betreffende het mentorschap en de nascholing in Vlaanderen.
Art. 2.Dit besluit bepaalt voor het schooljaar 2007-2008 de verdeelsleutel van de middelen voor mentorschap, vermeld in titel II van het decreet.
Middelen voor mentorschap worden toegekend in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs, in het secundair volwassenenonderwijs en in het deeltijds kunstonderwijs.
De middelen voor mentorschap zijn bestemd voor de ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage, voor de ondersteuning van de leraar in opleiding en voor de aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar.
Art. 3.§ 1. Het budget ten bedrage van 5.231.066,31 euro, vermeld in artikel 3, 1°, a), van het decreet, dat bestemd is voor de ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage, wordt als volgt over de diverse onderwijsniveaus verdeeld : 1° een bedrag van 3.510.527,59 euro wordt verdeeld pro rata van het totale aantal stagiairs in het onderwijsniveau in kwestie in de periode vanaf de eerste lesdag van september 2006 tot en met de laatste lesdag vóór de paasvakantie 2007; 2° een bedrag van 1.720.538,72 euro wordt verdeeld op basis van volgende sleutel : 5 % voor het gewoon en buitengewoon basisonderwijs en de rest voor de overige onderwijsniveaus pro rata van het totale aantal stagiairs in het onderwijsniveau in kwestie in de periode vanaf de eerste lesdag van september 2006 tot en met de laatste lesdag vóór de paasvakantie 2007. § 2. Het budget ten bedrage van 2.678.597,57 euro, vermeld in artikel 3, 3°, a), van het decreet, dat bestemd is voor de aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar, wordt over de diverse onderwijsniveaus verdeeld pro rata van het totale aantal lestijden, uren-leraar, lesuren of leraarsuren in het onderwijsniveau in kwestie, toegekend in het schooljaar 2006-2007.
Voor de toepassing van deze bepaling wordt verstaan onder : 1° « het totale aantal lestijden » (gewoon en buitengewoon basisonderwijs) : de som van de lestijden volgens de schalen, de aanvullende lestijden voor gelijke onderwijskansen, de extra lestijden onderwijsvoorrang in het buitengewoon basisonderwijs, en de lestijden godsdienst en niet-confessionele zedenleer;2° « het totale aantal uren-leraar » (gewoon secundair onderwijs) : de som van de wekelijkse uren-leraar met inbegrip van de uren-leraar godsdienst en niet-confessionele zedenleer en de eventuele uren-leraar ingevolge vrijwillige fusie, de uren-leraar voor gelijke onderwijskansen, de uren-leraar deeltijds beroepssecundair onderwijs met inbegrip van de organieke uren-leraar trajectbegeleiding, en de uren-leraar deeltijds zeevisserijonderwijs;3° « het totale aantal lesuren » (buitengewoon secundair onderwijs) : de som van de wekelijkse lesuren en de lesuren onderwijsvoorrangsbeleid;4° « het totale aantal leraarsuren » (volwassenenonderwijs) : het totaal van de leraarsuren in het secundair onderwijs voor sociale promotie;5° « het totale aantal uren-leraar » (deeltijds kunstonderwijs) : het totaal van de uren-leraar, vermeld in artikel 96, § 1, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II.
Art. 4.Met een eventuele herstructurering van een school, centrum of instelling op 1 september 2007, wordt bij de berekening van de middelen voor mentorschap geen rekening gehouden.
Art. 5.Voor het gewoon en buitengewoon basisonderwijs wordt het aantal lestijden mentorschap « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » als volgt berekend : 1° parameters : a) A : het beschikbare begrotingskrediet, na verdeling vermeld in artikel 3, § 1; b) B : de gemiddelde brutoloonkost op jaarbasis volgens barema 148, zijnde 34.345 euro; c) C : de gemiddelde weekopdracht = 24;2° A, gedeeld door B en vermenigvuldigd met C = het totale aantal lestijden mentorschap « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » = D;3° D, gedeeld door het totale aantal stagiairs in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs in de periode vanaf de eerste lesdag van september 2006 tot en met de laatste lesdag vóór de paasvakantie 2007 = mentorcoëfficiënt « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » = E;4° E, vermenigvuldigd met het totale aantal stagiairs in de periode vanaf de eerste lesdag van september 2006 tot en met de laatste lesdag vóór de paasvakantie 2007 in de school in kwestie = het aantal lestijden mentorschap « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » voor de desbetreffende school.
Art. 6.Voor het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs wordt het aantal uren-leraar of lesuren mentorschap « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » als volgt berekend : 1° parameters : a) A : het beschikbare begrotingskrediet, na verdeling vermeld in artikel 3, § 1; b) B : de gemiddelde brutoloonkost op jaarbasis volgens gemengd barema (65 % barema 301 + 35 % barema 501), zijnde 37.950 euro; c) C : de gemiddelde weekopdracht = 22,53;2° A, gedeeld door B en vermenigvuldigd met C = het totale aantal uren-leraar of lesuren mentorschap « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » = D;3° D, gedeeld door het totale aantal stagiairs in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs in de periode vanaf de eerste lesdag van september 2006 tot en met de laatste lesdag vóór de paasvakantie 2007 = mentorcoëfficiënt « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » = E;4° E, vermenigvuldigd met het totale aantal stagiairs in de periode vanaf de eerste lesdag van september 2006 tot en met de laatste lesdag vóór de paasvakantie 2007 in de school in kwestie = het aantal uren-leraar of lesuren mentorschap « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » voor de desbetreffende school.
Art. 7.Voor het secundair volwassenenonderwijs wordt het aantal leraarsuren mentorschap « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » als volgt berekend : 1° parameters : a) A : het beschikbare begrotingskrediet, na verdeling vermeld in artikel 3, § 1; b) B : de gemiddelde brutoloonkost op jaarbasis volgens gemengd barema (38 % barema 301 + 62 % barema 501), zijnde 40.129 euro; c) C : de gemiddelde weekopdracht = 22,50;2° A, gedeeld door B en vermenigvuldigd met C = het totale aantal leraarsuren mentorschap « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » = D;3° D, gedeeld door het totale aantal stagiairs in het secundair volwassenenonderwijs in de periode vanaf de eerste lesdag van september 2006 tot en met de laatste lesdag vóór de paasvakantie 2007 = mentorcoëfficiënt « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » = E;4° E, vermenigvuldigd met het totale aantal stagiairs in de periode vanaf de eerste lesdag van september 2006 tot en met de laatste lesdag vóór de paasvakantie 2007 in het centrum in kwestie = het aantal leraarsuren mentorschap « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » voor het desbetreffende centrum.
Art. 8.Voor het deeltijds kunstonderwijs wordt het aantal uren-leraar mentorschap « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » als volgt berekend : 1° parameters : a) A : het beschikbare begrotingskrediet, na verdeling vermeld in artikel 3, § 1; b) B : de gemiddelde brutoloonkost op jaarbasis volgens barema 301, zijnde 35.124 euro; c) C : de gemiddelde weekopdracht = 21,16;2° A, gedeeld door B en vermenigvuldigd met C = het totale aantal uren-leraar mentorschap « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » = D;3° D, gedeeld door het totale aantal stagiairs in het deeltijds kunstonderwijs in de periode vanaf de eerste lesdag van september 2006 tot en met de laatste lesdag vóór de paasvakantie 2007 = mentorcoëfficiënt « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » = E;4° E, vermenigvuldigd met het totale aantal stagiairs in de periode vanaf de eerste lesdag van september 2006 tot en met de laatste lesdag vóór de paasvakantie 2007 in de instelling in kwestie = het aantal uren-leraar mentorschap « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » voor de desbetreffende instelling.
Art. 9.Voor het gewoon en buitengewoon basisonderwijs wordt het aantal lestijden mentorschap « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » als volgt berekend : 1° parameters : a) K : het beschikbare begrotingskrediet, na verdeling vermeld in artikel 3, § 2; b) L : de gemiddelde brutoloonkost op jaarbasis volgens barema 148, zijnde 34.345 euro; c) M : de gemiddelde weekopdracht = 24;2° K, gedeeld door L en vermenigvuldigd met M = het totale aantal lestijden mentorschap « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » = N;3° N, gedeeld door het totale aantal lestijden dat toegekend is in het schooljaar 2006-2007 voor het gewoon en buitengewoon basisonderwijs = mentorcoëfficiënt « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » = O;4° O, vermenigvuldigd met het totale aantal lestijden dat toegekend is in het schooljaar 2006-2007 aan de school in kwestie = het aantal lestijden mentorschap « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » voor de desbetreffende school. Voor de toepassing van 3° en 4° wordt onder « het totale aantal lestijden » de som verstaan van de lestijden volgens de schalen, de aanvullende lestijden voor gelijke onderwijskansen, de extra lestijden onderwijsvoorrang in het buitengewoon basisonderwijs, en de lestijden godsdienst en niet-confessionele zedenleer.
Art. 10.Voor het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs wordt het aantal uren-leraar of lesuren mentorschap « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » als volgt berekend : 1° parameters : a) K : het beschikbare begrotingskrediet, na verdeling vermeld in artikel 3, § 2; b) L : de gemiddelde brutoloonkost op jaarbasis volgens gemengd barema (65 % barema 301 + 35 % barema 501), zijnde 37.950 euro; c) M : de gemiddelde weekopdracht = 22,53;2° K, gedeeld door L en vermenigvuldigd met M = het totale aantal uren-leraar/lesuren mentorschap « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » = N;3° N, gedeeld door het totale aantal uren-leraar of lesuren dat toegekend is in het schooljaar 2006-2007 voor het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs = mentorcoëfficiënt « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » = O;4° O, vermenigvuldigd met het totale aantal uren-leraar of lesuren dat toegekend is in het schooljaar 2006-2007 aan de school in kwestie = het aantal uren-leraar of lesuren mentorschap « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » voor de desbetreffende school. Voor de toepassing van 3° en 4° wordt onder « het totale aantal uren-leraar » de som verstaan van de wekelijkse uren-leraar met inbegrip van de uren-leraar godsdienst en niet-confessionele zedenleer en de eventuele uren-leraar ingevolge vrijwillige fusie, de uren-leraar voor gelijke onderwijskansen, de uren-leraar deeltijds beroepssecundair onderwijs met inbegrip van de organieke uren-leraar trajectbegeleiding, en de uren-leraar deeltijds zeevisserijonderwijs.
Voor de toepassing van 3° en 4° wordt onder « het totale aantal lesuren » de som verstaan van de wekelijkse lesuren en de lesuren onderwijsvoorrangsbeleid.
Art. 11.Voor het secundair volwassenenonderwijs wordt het aantal leraarsuren mentorschap « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » als volgt berekend : 1° parameters : a) K : het beschikbare begrotingskrediet, na verdeling vermeld in artikel 3, § 2; b) L : de gemiddelde brutoloonkost op jaarbasis volgens gemengd barema (38 % barema 301 + 62 % barema 501), zijnde 40.129 euro; c) M : de gemiddelde weekopdracht = 22,50;2° K, gedeeld door L en vermenigvuldigd met M = het totale aantal leraarsuren mentorschap « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » = N;3° N, gedeeld door het totale aantal leraarsuren dat toegekend is in het schooljaar 2006-2007 voor het secundair volwassenenonderwijs = mentorcoëfficiënt « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » = O;4° O, vermenigvuldigd met het totale aantal leraarsuren dat toegekend is in het schooljaar 2006-2007 aan het centrum in kwestie = het aantal leraarsuren mentorschap « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » voor het desbetreffende centrum. Voor de toepassing van 3° en 4° wordt onder « het totale aantal leraarsuren » verstaan het totaal van de leraarsuren in het secundair onderwijs voor sociale promotie.
Art. 12.Voor het deeltijds kunstonderwijs wordt het aantal uren-leraar mentorschap « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » als volgt berekend : 1° parameters : a) K : het beschikbare begrotingskrediet, na verdeling vermeld in artikel 3, § 2; b) L : de gemiddelde brutoloonkost op jaarbasis volgens barema 301, zijnde 35.124 euro; c) M : de gemiddelde weekopdracht = 21,16;2° K, gedeeld door L en vermenigvuldigd met M = het totale aantal uren-leraar mentorschap « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » = N;3° N, gedeeld door het totale aantal uren-leraar dat toegekend is in het schooljaar 2006-2007 voor het deeltijds kunstonderwijs = mentorcoëfficiënt « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » = O;4° O, vermenigvuldigd met het totale aantal uren-leraar dat toegekend is in het schooljaar 2006-2007 aan de instelling in kwestie = het aantal uren-leraar mentorschap « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar » voor de desbetreffende instelling. Voor de toepassing van 3° en 4° wordt onder « het totale aantal uren-leraar » verstaan het totaal van de uren-leraar, vermeld in artikel 96, § 1, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II.
Art. 13.De middelen voor mentorschap worden samengelegd op het niveau van het samenwerkingsverband als vermeld in artikel 4, § 3, van het decreet. Het resultaat na samenlegging wordt, gezamenlijk voor de middelen « ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage » en de middelen « aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar », afgerond naar de hogere eenheid als het eerste cijfer na de komma 5 of meer is. Zo niet vervallen de cijfers na de komma.
Art. 14.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2007 en houdt op uitwerking te hebben op 31 augustus 2008.
Art. 15.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 7 september 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE