gepubliceerd op 28 september 2007
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 5 mei 2006 houdende de erkenning van de Vlaamse Gebarentaal
7 SEPTEMBER 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 5 mei 2006 houdende de erkenning van de Vlaamse Gebarentaal
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op het decreet van 5 mei 2006 houdende de erkenning van de Vlaamse Gebarentaal, inzonderheid op de artikelen 3, 4, 6 en 7;
Gelet op het advies van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding, gegeven op 2 mei 2007;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juni 2007;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 12 juli 2007;
Gelet op advies 43.416/1/V van de Raad van State, gegeven op 2 augustus 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de administratie : de entiteit die bevoegd is voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk;2° het decreet : het decreet van 5 mei 2006 houdende de erkenning van de Vlaamse Gebarentaal;3° de commissie : de adviescommissie voor de Vlaamse Gebarentaal, vermeld in artikel 3 van het decreet;4° de vereniging : de vereniging, vermeld in artikel 6 van het decreet;5° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden. HOOFDSTUK II. - De commissie Afdeling I. - Algemeen
Art. 2.De commissie heeft de opdracht adviezen uit te brengen en voorstellen te formuleren in verband met alle aangelegenheden die betrekking hebben op of weerslag kunnen hebben op het gebruik van de Vlaamse Gebarentaal.
De commissie formuleert die adviezen en voorstellen op eigen initiatief, op verzoek van het Vlaams Parlement, van de Vlaamse Regering of van zijn leden.
Art. 3.Het huishoudelijke reglement alsook elke latere wijziging ervan, wordt eenparig door de aanwezige leden aangenomen en wordt binnen twee maanden door de minister goedgekeurd.
Art. 4.De commissie nodigt elk lid van de Vlaamse Regering uit op haar vergaderingen. Elk lid van de Vlaamse Regering kan een vertegenwoordiger aanwijzen. Afdeling II. - De samenstelling
Art. 5.De minister organiseert een openbare oproep tot kandidaatstelling. Die oproep wordt minstens bekendgemaakt via publicatie in het Belgisch Staatsblad en via specifieke kanalen van de Vlaamse Dovengemeenschap.
In die oproep worden minstens volgende elementen opgenomen : 1° de samenstelling van de commissie;2° de taken van de commissie;3° de wijze van kandidaatstelling;4° de looptijd van het mandaat;5° de onverenigbaarheden;6° de uiterste indieningsdatum van de kandidaatstelling.
Art. 6.§ 1. De minister stelt de commissie samen volgens de criteria, vermeld in artikel 3, § 3 tot en met § 5, van het decreet.
Bij de selectie van de leden houdt de minister rekening met hun beleidsadviserende capaciteit. § 2. Bij de samenstelling van de commissie streeft de minister ernaar om de etnisch-culturele diversiteit in de samenleving te weerspiegelen. Afdeling III. - Het secretariaat
Art. 7.Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door de administratie. De zetel van de commissie is gevestigd in de lokalen van de administratie.
Art. 8.Het secretariaat stelt voor elke vergadering twee erkende tolken Vlaamse Gebarentaal ter beschikking. De kosten worden betaald met de werkingsmiddelen van de administratie. Afdeling IV. - De presentiegelden en vergoedingen
Art. 9.De leden van de commissie ontvangen voor hun werkzaamheden presentiegeld per vergadering van de commissie of subcommissie. Twee of meer vergaderingen op dezelfde dag gelden als één vergadering.
Het presentiegeld per vergadering bedraagt 60 euro.
Aan de voorzitter wordt een presentiegeld toegekend dat 150 % bedraagt van het bedrag vermeld in het tweede lid.
Er wordt voor maximaal 12 vergaderingen per jaar presentiegeld toegekend.
Art. 10.De minister zal aan de leden van de commissie een vergoeding toekennen voor de reiskosten die verbonden zijn aan het bijwonen van de vergaderingen. Hiervoor geldt dezelfde regeling als voor de vergoeding van de reiskosten van de personeelsleden van de Vlaamse overheid.
Art. 11.De presentiegelden en vergoedingen zijn gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van voormeld prijsindexcijfer. HOOFDSTUK III. - De vereniging Afdeling I. - De aanvraag voor een erkenning
Art. 12.§ 1. Een vereniging kan pas erkend worden als ze voor 15 september van het jaar dat voorafgaat aan de beleidsperiode met een aangetekende brief bij de administratie een aanvraag indient. De aanvraag bevat de volgende documenten en gegevens : 1° een kopie van de statuten van de vereniging, zoals die op het ogenblik van de aanvraag van kracht zijn en bezorgd zijn aan het Belgisch Staatsblad met toepassing van artikel 26novies, § 2 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen en de stichtingen;2° een overzicht van de samenstelling van de raad van bestuur op het ogenblik van de aanvraag, zoals dat bezorgd is aan het Belgisch Staatsblad met toepassing van artikel 26novies, § 2 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen en de stichtingen;3° een overzicht van de samenstelling van de algemene vergadering;4° een beleidsplan. § 2. Een erkenning loopt voor de duur van een beleidsperiode, onverminderd de toepassing van artikel 18. Afdeling II. - Inhoud van het beleidsplan
Art. 13.Het beleidsplan is een document dat moet voldoen aan de criteria van artikel 6, § 3, van het decreet. Het moet bovendien goedgekeurd zijn door de algemene vergadering van de vereniging.
Bij de opmaak van het beleidsplan gaat de aanvrager voor de eerste beleidsperiode uit van een jaarlijks subsidiebedrag van 60.000 euro.
De minister kan dat bedrag voor elke nieuwe beleidsperiode aanpassen, op grond van door de administratie geaggregeerde gegevens uit de evaluatie van de werking van de vereniging enerzijds, en uit de beleidsintenties van de Vlaamse Regering anderzijds.
De minister kan een sjabloon opleggen voor het beleidsplan. Afdeling III. - Beoordeling van het beleidsplan
Art. 14.Het beleidsplan moet met een aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgd worden. De aanvrager bezorgt de administratie tevens een elektronische versie van het beleidsplan.
De eerste beleidsperiode loopt van 1 januari 2008 tot 31 december 2011.
Art. 15.De administratie onderzoekt het aanvraagdossier en gaat minstens na in welke mate de aanvrager in staat is de opdrachten, vermeld in artikel 6, § 1, van het decreet, te vervullen. De administratie beoordeelt hiervoor alle aspecten van het beleidsplan op het vlak van doelgerichtheid, beleidsmatige relevantie, efficiëntie en haalbaarheid.
De administratie maakt uiterlijk op 15 oktober haar advies kenbaar en bezorgt het aan de minister.
De aanvragers hebben hierna twee weken de tijd om te reageren op het advies.
Uiterlijk op 15 november neemt de minister een beslissing over welke aanvrager voor de duur van de beleidsperiode als vereniging wordt erkend. De minister neemt eveneens op basis van het ingediende beleidsplan een beslissing over het subsidiebedrag dat aan de vereniging wordt toegekend. De administratie stuurt uiterlijk op 1 december aan de aanvragers een brief met de kennisgeving van de beslissing van de minister.
De erkenning gaat in op 1 januari van het eerste jaar van de eerstvolgende beleidsperiode. Afdeling IV. - De beheersovereenkomst
Art. 16.Uiterlijk op 15 december van het jaar dat voorafgaat aan de erkenning van de vereniging door de minister, wordt een beheersovereenkomst afgesloten als vermeld in artikel 6, § 5, van het decreet. Afdeling V. - Intrekking van de erkenning
Art. 17.Als uit het jaarverslag blijkt dat de vereniging niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 6, § 2, van het decreet, maant de administratie de vereniging met een aangetekende brief aan om binnen een door de administratie bepaalde termijn van maximaal zes maanden opnieuw aan de erkenningsvoorwaarden te voldoen.
De vereniging stuurt uiterlijk dertig dagen na verloop van die termijn een gemotiveerd antwoord naar de administratie.
Als de vereniging na de termijnen, vermeld in het eerste en tweede lid, de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 6, § 2, van het decreet, niet naleeft, kan de minister beslissen dat de erkenning moet worden ingetrokken. HOOFDSTUK IV. - Projectsubsidies
Art. 18.§ 1. Ter uitvoering van artikel 7 van het decreet kunnen subsidies worden toegekend aan projecten die bijdragen tot een bepaald aspect van de maatschappelijke verankering van de Vlaamse Gebarentaal.
De minister bepaalt jaarlijks na advies van de commissie welk aspect in aanmerking komt voor projectsubsidie. Vervolgens lanceert de minister een projectoproep in de maand november. § 2. De projectaanvragen moeten ingeleverd worden voor 1 februari van het jaar dat volgt op de projectoproep. § 3. De commissie adviseert de minister over de ingeleverde projectaanvragen. § 4. De minister neemt uiterlijk op 15 maart een beslissing over de projecten die worden gesubsidieerd en deelt de betrokken subsidieaanvragers zijn beslissing mee.
Art. 19.§ 1. De volgende organisaties komen in aanmerking voor subsidiering : 1° organisaties met rechtspersoonlijkheid die in het Nederlandse taalgebied gevestigd zijn;2° organisaties met rechtspersoonlijkheid die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gevestigd zijn en van wie de activiteiten zich uitsluitend richten tot de Vlaamse Gemeenschap. Als twee of meer organisaties samenwerken, dient een van hen namens dat samenwerkingsverband de subsidieaanvraag in. De subsidie wordt dan aan die organisatie uitgekeerd. § 2. om in aanmerking te komen voor subsidiëring omvat de aanvraag minstens : 1° de nodige identificatiegegevens van de aanvragers : naam, adres, telefoon, fax en e-mailadres van de organisatie;2° de namen van de verantwoordelijken;3° het rekeningnummer waarop de subsidie kan worden gestort;4° een algemene beschrijving van het initiatief, met ten minste de volgende elementen : a) inhoud van het project;b) doelstellingen van het project;c) doelgroep van het project;d) concrete realisaties die het project beoogt;e) fasering en duur van de subsidiëringstermijn die men wil verkrijgen en die maximaal 12 maanden mag bedragen;f) een gemotiveerde raming van inkomsten en uitgaven, met aanduiding en bestemming van de gewenste ondersteuning.Als er tot extra middelenverwerving overgegaan wordt, moet die duidelijk omschreven worden.
Art. 20.De subsidie wordt in twee schijven uitbetaald : 1° een voorschot van 80 procent na ondertekening van het subsidiebesluit;2° het saldo van 20 procent nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. Uiterlijk twee maanden na afloop van de subsidiëringperiode wordt een financieel en werkingsverslag bezorgd aan de administratie, overeenkomstig de door de administratie geformuleerde voorwaarden. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 21.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Culturele Aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 7 september 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX