gepubliceerd op 30 november 2004
Besluit van de Vlaamse Regering inzake tijdelijke projecten voor initiatieven voor de transitie van moeilijk bemiddelbare jongeren in het deeltijds beroepssecundair onderwijs
7 MEI 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering inzake tijdelijke projecten voor initiatieven voor de transitie van moeilijk bemiddelbare jongeren in het deeltijds beroepssecundair onderwijs
De Vlaamse Regering, Gelet op Onderwijsdecreet XII-Ensor van 20 oktober 2000, hoofdstuk X, afdeling 1, inzonderheid artikel 78;
Gelet op het samenwerkingsakkoord inzake de bevordering van de werkgelegenheid van de deeltijds leerplichtige jongeren via de uitbouw van de lokale dienstverlening, afgesloten op 12 maart 2001 tussen de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming en de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 april 2004 houdende gedeeltelijke herverdeling van het provisioneel krediet op programma 24.60, basisallocatie 00.17 m.b.t. het economisch relancebeleid;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor Begroting, gegeven op 27 april 2004;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Binnen de beschikbare begrotingskredieten en na advies van de in artikel 4 bedoelde beoordelingscommissie, kent de minister eenmalig voor maximaal 20 projecten, extra lestijden en/of uren-leraar toe aan centra voor deeltijds onderwijs en/of centra voor deeltijdse vorming.
Art. 2.De aanvraag voor een project dient te voldoen aan volgende criteria : 1° Via een samenwerkingsverband van een Centrum voor Deeltijds Beroepssecundair Onderwijs en/of een Centrum voor Deeltijdse Vorming met minimum één partnerorganisaties uit de profit of non-profitsector wordt aan een groep van ten minste 10 moeilijk bemiddelbare jongeren een arbeidsmarktgerichte invulling gegeven, buiten de 15 uur opleiding die staan beschreven in artikel 69 van Onderwijsdecreet II van 31 juli 1990.Het samenwerkingsverband moet worden aangetoond door een schriftelijke en ondertekende overeenkomst waarin de afspraken, taakverdeling en doelstellingen van alle betrokken partijen geëxpliciteerd worden. 2° De invulling van de begeleiding dient arbeidsmarktgericht te zijn. De voorgestelde projecten hebben betrekking op vaardigheden, competenties en attitudes die de transitie naar de arbeidswereld bevorderen. Het voorgestelde initiatief draagt duidelijk bij tot de arbeidsmarktrijpheid van de deelnemers. 3° In de aanvraag dient uitgelegd hoe de finale doelstelling via dit project voor de jongeren beter bereikbaar wordt.Voorkeur wordt gegeven aan vernieuwende initiatieven die netoverschrijdend georganiseerd worden en die leiden naar tewerkstelling in knelpuntberoepen. 4° Aan dit initiatief kunnen enkel jongeren deelnemen die niet in het ESF-project Alternerend Leren of Brugprojecten zitten.5° Elk project sluit aan bij de doelstellingen geformuleerd in het samenwerkingsakkoord op 12 maart 2001 afgesloten tussen de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming en de Vlaamse minister voor Werkgelegenheid en Toerisme.6° Een projectaanvraag wordt ingediend door een centrum.De aanvraag dient ten laatste op 1 juni 2004 in het bezit te zijn van de Dienst Beroepsopleidingen, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Onderwijs in de Koning Albert II-laan 15, te 1210 Brussel. Laattijdig ingediende projectvoorstellen zijn niet ontvankelijk.
Om in aanmerking te komen voor participatie moet het projectvoorstel minstens 30 punten behalen, zoals beschreven in artikel 5.
Art. 3.De aanvragen worden beoordeeld door een beoordelings-commissie.
Art. 4.§ 1. De beoordelingscommissie wordt samengesteld als volgt : 1° één ambtenaar van de afdeling Secundair Onderwijs van het departement Onderwijs;2° twee medewerkers van de Dienst Beroepsopleiding Departement Onderwijs;3° twee deskundigen inzake alternerend leren; § 2. De minister duidt de leden en, onder deze leden ook de voorzitter, aan. § 3. De secretaris-generaal van het departement duidt binnen zijn administratie een ambtenaar aan die belast wordt met het secretariaat van de beoordelingscommissie.
Art. 5.Bij de beoordeling van de aanvragen hanteert de beoordelingscommissie volgend puntensysteem : 1° Betrokkenheid en meerwaarde van extra partners buiten onderwijs : 20 punten 2° Netoverschrijdende samenwerking : 10 punten 3° Inhoudelijk vernieuwende projecten : 20 punten 4° Mogelijkheid tot verderzetting project zonder projectsteun na 1 schooljaar : 20 punten 5° Projecten gericht op knelpuntberoepen : 10 punten 6° Bevordering arbeidsmarktrijpheid : 20 punten Op basis van het puntensysteem adviseert de beoordelingscommissie de minister schriftelijk met betrekking tot de selectie van de projecten;
Art. 6.De minister treft de nodige maatregelen om een effectmeting van de toegekende projectmiddelen te realiseren.
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking m.i.v. 1 april 2004.
Art. 8.De Vlaamse minister bevoegd voor het Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 7 mei 2004.
De minister-president van de Vlaamse Regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN