Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 06 oktober 1998
gepubliceerd op 03 december 1998

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994 houdende regeling van het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, en houdende regeling van de voorwaarden inzake woonprojecten met een sociaal karakter

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1998036286
pub.
03/12/1998
prom.
06/10/1998
ELI
eli/besluit/1998/10/06/1998036286/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 OKTOBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994 houdende regeling van het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, en houdende regeling van de voorwaarden inzake woonprojecten met een sociaal karakter


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, inzonderheid op artikel 24; %Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 33, 51 en 79;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994 houdende regeling van het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, en houdende regeling van de voorwaarden inzake woonprojecten met een sociaal karakter;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 16 september 1998 : Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996; %Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het in het kader van de terbeschikkingstelling van woonprojecten met een sociaal karakter aan kandidaat-huurders, -kopers of -erfpachters, dringend vereist is om de maximale inkomensgrenzen beter af te stemmen op de de beoogde doelgroep;

Overwegende dat de maatregtelen inzake het sociaal grond- en woonbeleid van de Vlaamse regering dringend op elkaar moeten worden afgestemd;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994 houdende regeling van het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, en houdende regeling van de voorwaarden inzake woonprojecten met een sociaal karakter wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Het referentie-inkomen van de kandidaat-huurder van een woongelegenheid in een woonproject met een sociaal karakter, mag niet meer bedragen dan : 1° 1 000 000 frank voor een alleenstaande;2° 1 450 000 frank voor een gezin van twee personen. Het referentie-inkomen van de kandidaat-erfpachter of -koper van een woongelegenheid of van een perceel bouwgrond in een woonproject met een sociaal karakter mag niet meer bedragen dan : 1° 1 200 000 frank voor een alleenstaande;2° 1 700 000 frank voor een gezin van twee personen. De referentie-inkomens van 1 450 000 frank en van 1 700 000 frank verhoogd met 100 000 fr. per extra gezinslid. %De referentie-inkomens, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex, met als basis het indexcijfer 122,68 van december 1997. Het resultaat van die berekening wordt afgerond naar het eerstvolgende duizendtal. »

Art. 2.Aan artikel 6 van hetzelfde besluit wordt een § 3 en § 4 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 3. De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en het Vlaams Woningfonds voor de Grote Gezinnen worden ertoe gemachtigd om met eigen middelen aan kandidaat-erfpachters in een woonproject met een sociaal karakter, een hypothecaire lening toe te staan voor de bouw van de woning op die bouwgrond.

Het Vlaams Woningsfonds kan dergelijke leningen enkel toestaan aan grote gezinnen met minstens twee kinderen ten laste.

De rentevoet van die leningen is de referentierentevoet die van toepassing is op het ogenblik dat de instelling het schriftelijk aanbod doet waarvan sprake is in artikel 14 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet.

De referentievoet wordt op het einde van elke maand bepaald door de afdeling Financieel Management van het departement Algemene Zaken en Financiën van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap op basis van een 15-jarige OLO en stemt overeen met het rekenkundig gemiddelde van de noteringen van de afgelopen maand. De aldus bepaalde referentierentevoet wordt door deze afdeling uiterlijk binnen de 2 werkdagen medegedeeld aan de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en aan het Vlaams Woningfonds en geldt vanaf de eerste werkdag volgende op de mededeling tot en met de dag van de volgende mededeling. Deze dient door de VHM en het VWF toegepast te worden voorzover er een schommeling is van minstens 0,20 procentpunt ten overstaan van de door de VHM of het VWF tot dan gehanteerde referentierentevoet.

De oorspronkelijke rentevoet voor leningen bij het Vlaams Woningfonds voor aanvragers met meer dan 2 kinderen ten laste op de referentiedatum, is gelijk aan de referentierentevoet verminderd met 0,5 procentpunt per kind ten laste boven het tweede. De aldus berekende oorspronkelijke rentevoet daalt - overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld in artikel 10 van het ministerieel besluit van 21 december 1994 houdende het reglement van de lenings-, verkoop- en huurhulpactiviteiten van het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen in het kader van het Fonds B2 - wanneer het aantal kinderen ten laste toeneemt. Onverminderd de toepassing van § 3 verhoogt hij niet wanneer het aantal kinderen ten laste daalt, behoudens in de in voormeld reglement bepaalde gevallen. § 4. Om de vijf jaar en voor de eerste maal op de vijfde verjaardag van het verlijden van de leningsakte, wordt de oorspronkelijke rentevoet die overeenkomstig § 3, tweede lid is vastgesteld, herbepaald. Daarbij wordt rekening gehouden met het gemiddelde inkomen over een periode van vijf jaar, die ingaat het zevende jaar voor de herbepaling. Als de betrokken persoon gedurende één of meer van die jaren over geen inkomen beschikte, wordt daarmee geen rekening gehouden bij de bepaling van het gemiddelde.

Als het in het eerste lid vermelde gemiddelde inkomen niet meer bedraagt dan het referentie-inkomen zoals bepaald in artikel 2, § 1, dan wordt de rentevoet herbepaald op basis van de kleinste referentierentevoet, die ofwel bij het aangaan van de lening, ofwel op de datum van de herbepaling van toepassing is.

Als dat gemiddelde meer bedraagt dan het referentie-inkomen zoals bepaald in artikel 2, § 1, dan wordt op het nog niet terugbetaalde saldo van de lening de referentierentevoet toegepast die bij het aangaan van de lening van toepassing was, verhoogd met 1%.

Als bij het verstrijken van elke vijfjaarlijkse periode de overeenkomstig de vorige drie leden herbepaalde referentierentevoet meer bedraagt dan de referentierentevoet die op de lening wordt toegepast, dan kan de ontlener het nog uitstaande kapitaal terugbetalen zonder wederbeleggingsvergoeding of andere kosten, mits hij bij aangetekend schrijven een opzeggingstermijn van drie maanden in acht neemt.

De VHM en het VWF dienen van de inhoud van de bepalingen betreffende de vijfjaarlijkse herbepaling van de rentevoet uitdrukkelijk melding te maken in de leningsovereenkomsten met hun ontleners. »

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 november 1998.

Art. 4.De Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 6 oktober 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS

^