Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 oktober 2007
gepubliceerd op 27 november 2007

Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van subsidies voor strategische projecten ter uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

bron
vlaamse overheid
numac
2007037038
pub.
27/11/2007
prom.
05/10/2007
ELI
eli/besluit/2007/10/05/2007037038/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 OKTOBER 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van subsidies voor strategische projecten ter uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen


De Vlaamse Regering, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 12, derde lid;

Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, inzonderheid op artikel 23 en artikel 75, gewijzigd bij het decreet van 10 maart 2006;

Gelet op het decreet van 22 december 2006 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2007, inzonderheid op artikel 12;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1996 houdende de tegemoetkoming van het Vlaamse Gewest voor maatregelen in het kader van het grond- en pandenbeleid, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, 23 april 2004 en 23 juni 2006;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 houdende de voorwaarden voor de erkenning en/of subsidiëring van strategische projecten in het kader van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 18 juli 2007;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 10 september 2007;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke 0rdening;2° het departement : het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed van het Vlaams ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed;3° een strategisch project : een project, als vermeld in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, met een integrale en ruimtelijke invalshoek, dat tot doel heeft actief bij te dragen tot de versterking van de kwaliteit van de stedelijke structuur en/of de versterking van de kwaliteit en structuur van het buitengebied, en dat op korte of halflange termijn kan worden uitgevoerd;4° de projectstructuur : een samenwerkingsverband van publieke actoren, eventueel aangevuld met private actoren, die betrokken zijn bij het opzetten en realiseren van een strategisch project;de samenstelling van het samenwerkingsverband kan wijzigen in de tijd.

Onder publieke actor worden verstaan provincies, gemeenten, verenigingen van gemeenten, openbare instellingen en organen die door de Vlaamse Regering gemachtigd zijn tot onteigening voor het algemeen belang; 5° de projectcoördinator : een persoon of groep personen, aangesteld door een of meer betrokken actoren in de projectstructuur, met als taak de realisatie en uitwerking van een strategisch project te coördineren.

Art. 2.Binnen de perken van de daartoe bestemde kredieten op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap kunnen subsidies worden toegekend voor de betaling en de werkingskosten van een projectcoördinator van een strategisch project. Als een subsidie wordt toegekend voor de betaling en de werkingskosten van een projectcoördinator, dan kan, binnen de perken van dezelfde kredieten, aan een van de in de projectstructuur betrokken actoren een subsidie worden toegekend om gronden en/of constructies te verwerven in het kader van de realisatie van hetzelfde strategische project. HOOFDSTUK II. - Subsidies voor strategische projecten Afdeling I. - Subsidies voor de betaling en de werkingskosten van een

projectcoördinator

Art. 3.Ten minste één keer per jaar doet het departement een oproep voor subsidieaanvragen voor de loonkosten en werkingskosten van de projectcoördinatoren van strategische projecten. Die oproep wordt minstens gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en in drie dagbladen die in het Vlaamse Gewest worden verspreid. De oproep wordt ook op een of meer websites van de Vlaamse overheid bekendgemaakt.

Het bericht vermeldt waar en wanneer de subsidieaanvragen uiterlijk ingediend moeten worden. De termijn voor het indienen van aanvragen bedraagt minstens zestig dagen na de publicatie van het bericht.

Daarnaast vermeldt het bericht de beoordelingscriteria voor de subsidieaanvragen, vermeld in artikel 5, § 1 en § 2. In de oproep kunnen die beoordelingscriteria beknopt worden vermeld, voorzover dan verwezen wordt naar de gedetailleerde omschrijving van de beoordelingscriteria vermeld in artikel 5, § 1, en in een eventueel ministerieel besluit, vastgesteld overeenkomstig artikel 5, § 2.

Art. 4.§ 1. Een subsidieaanvraag moet worden ondertekend door vertegenwoordigers van alle actoren die op het moment van de aanvraag in de projectstructuur betrokken zijn. De aanvraag wordt aangetekend verstuurd naar of tegen ontvangstbewijs afgegeven bij het departement.

De aanvraag vermeldt welke publieke actor, betrokken in de projectstructuur, voor het departement als aanspreekpunt kan fungeren met betrekking tot de eventuele subsidiëring en de voortgangscontrole van het strategische project, en aan wie een eventueel toegekende subsidie kan worden uitbetaald. De betrokken publieke actor wordt voor de toepassing van deze afdeling de aanvrager genoemd. § 2. Een subsidieaanvraag bevat : 1° een geografische situering en inhoudelijke beschrijving van het strategische project;2° een bondige beschrijving van de ruimtelijke visie voor het betreffende gebied, die is vastgelegd in de geldende ruimtelijke structuurplannen of die het resultaat is van een (ruimtelijk) planningsproces of een specifieke inrichtingsstudie;3° een procesmatige beschrijving van het strategische project, waarbij onder meer wordt ingegaan op : a) de huidige en beoogde projectstructuur, de door de betrokken actoren eventueel al aangegane, vastgelegde of bepaalde verbintenissen en de eventueel al genomen beslissingen;b) een omschrijving van het profiel en de taken van de projectcoördinator die men wil aanstellen.Als een persoon aangesteld wordt dan moet dat een persoon met gezag, ervaring en leiderschapscapaciteiten zijn. Als het om een groep personen gaat dan moet die groep geleid worden door een persoon met de vermelde kwaliteiten; c) een plan van aanpak met de vermelding van de strategie, de timing en totale duur voor de realisatie van het strategische project;d) een opgave van de beoogde tussentijdse resultaten en ijkingsmomenten;e) een begroting op hoofdlijnen voor het strategische project.De begroting geeft in ieder geval aan welke de reeds verkregen, de te verwachten of aan te vragen subsidies zijn die men op grond van andere wetgeving of reglementering dan dit besluit heeft verkregen of kan verkrijgen, en welke actoren voor het overige het strategische project bekostigen; f) een concrete raming van de personeels- en werkingskosten van de projectcoördinator.Als personen met een arbeidscontract in dienst worden genomen worden als personeelskosten beschouwd het brutoloon, de werkgeversbijdragen, het vakantiegeld en de eindejaarspremie. In geval van voorgenomen aanstelling van de projectcoördinator via aannemingscontract worden als personeelskosten beschouwd de vergoeding voor persoonsgebonden prestaties, inclusief BTW. Onder werkingskosten worden begrepen de kosten van huisvesting en de kosten van kantooruitrusting en -benodigdheden van de projectcoördinator, en de kosten die verbonden zijn aan overleg- en communicatie-initiatieven van de projectcoördinator, inclusief BTW; 4° een opgave van de redenen waarom men aanspraak wil kunnen maken op de subsidies, vermeld in deze afdeling;5° een argumentatie over de mate waarin het strategische project voldoet aan de criteria, vermeld in artikel 5.

Art. 5.§ 1. De subsidieaanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria : 1° het strategische project is van bovenlokaal niveau : het is een uitvloeisel van een ruimtelijk planningsproces van Vlaams of provinciaal niveau en de realisatie ervan levert een substantiële bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen en ontwikkelingsperspectieven die opgenomen zijn in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen;2° het strategische project heeft een duidelijke voorbeeld- en signaalfunctie met betrekking tot de realisatie van de doelstellingen en ontwikkelingsperspectieven die opgenomen zijn in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen : a) het strategische project heeft een inspirerend vermogen : er kunnen lessen uit worden getrokken voor toekomstige projecten of voor projecten op andere plaatsen;b) het strategische project heeft een verbeeldend vermogen : door middel van een expliciete ruimtelijke vertaling van de gewenste ruimtelijke structuur van het projectgebied en door aandacht voor de inrichting van en de beeldwaarden in het gebied in kwestie, versterkt het project de identiteit van het gebied en maakt het dit gebied attractief voor creatieve, productieve en kwalitatieve investeringen en/of maakt het gebied erg geschikt voor de functies die er toegelaten worden;3° het strategische project heeft een integraal karakter : het verenigt een aantal deelaspecten in een ruimtelijke, economische, ecologische en sociale benadering;4° het strategische project draagt bij tot een functionele verwevenheid in het projectgebied;5° het strategische project heeft een hefboomeffect, het maakt onderdeel uit van of stimuleert een vernieuwingsproces.Naar gelang van de situering van het projectgebied in stedelijk gebied en/of buitengebied draagt het project bij tot : a) een verhoogd en verbeterd aanbod aan woongelegenheden dat qua typologie aangepast is aan bestaande en nieuwe behoeften, een gedifferentieerd woningaanbod, een verhoogd en verbeterd aanbod aan stedelijk groen, aan recreatieve voorzieningen, aan voorzieningen van openbaar nut en aan voorzieningen voor openbaar en collectief vervoer; b) een aanbod aan ruimte voor economische en/of toeristische activiteiten op strategische locaties, eventueel door een effectieve ingebruikname of door hergebruik van bestaande infrastructuur, gebouwen, terreinen...; c) het vrijwaren of inrichten van openruimtegebieden voor landbouw, natuur en/of bos met aandacht voor verweving van die functies onderling en met andere openruimtefuncties zoals recreatie;d) het behoud of de versterking van de diversiteit en herkenbaarheid of identiteit van het landschap, of het nu om een bebouwd of onbebouwd landschap gaat;6° het strategische project heeft een administratief-institutionele complexiteit die de mogelijkheden van een lokaal bestuur voor de realisatie ervan overstijgt.Zonder een projectstructuur met meerdere betrokken actoren en zonder een projectcoördinator kan het strategische project niet tot een goed einde worden gebracht. De werking van de projectstructuur voldoet aan de volgende uitgangspunten : a) een methodische aanpak van het strategische project;b) een beslissingsgerichte en resultaatsgerichte samenwerking tussen de actoren die in de projectstructuur verenigd zijn;c) een duidelijke rol voor de projectcoördinator die de projectregie voert en die de acties van de actoren die in de projectstructuur verenigd zijn op elkaar afstemt.De projectcoördinator krijgt daarbij een voldoende autonome positie ten opzichte van de afzonderlijke actoren die in de projectstructuur verenigd zijn. Als er één persoon aangesteld wordt dan werkt hij voltijds voor het project. Als het gaat om meerdere personen dan werkt minstens één persoon voltijds voor het project; d) een goede strategie voor de communicatie met onder meer de bevolking, met de media en met specifieke doelgroepen. § 2. Met behoud van de toepassing van de criteria, vermeld in de vorige paragraaf, kan de minister ter gelegenheid van een oproep vaststellen dat bij de toekenning van de subsidies of een deel van de subsidies voorrang zal worden gegeven aan projecten met specifieke projectkenmerken of in specifieke gebieden.

Voor de financiële ondersteuning van projecten waaraan op die manier voorrang wordt gegeven, kan evenwel enkel worden gebruikgemaakt van begrotingsmiddelen die het budget overstijgen dat ingeschreven is in de begroting van het jaar waarop dit besluit in werking treedt. Voor de besteding van het andere deel van de beschikbare middelen worden enkel de criteria, vermeld in de vorige paragraaf, toegepast.

In voorkomend geval wordt dus een extra oproep gelanceerd, of wordt in de minimale jaarlijkse oproep specifiek aangegeven dat een deel van het budget gereserveerd wordt voor de projecten vermeld in het eerste lid.

Art. 6.§ 1. Om de subsidieaanvragen te beoordelen wordt per oproep een commissie ingesteld van minimaal zes leden, die voor de helft bestaat uit leden van het Vlaams ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed en voor de andere helft uit externe deskundigen. De externe deskundigen worden door de minister aangewezen. Bij de aanwijzing van de externe deskundigen kan de minister rekening houden met de in artikel 5, § 2, vermelde projecten met specifieke projectkenmerken of in specifieke gebieden.

Dezelfde persoon kan meermaals deel uitmaken van de beoordelingscommissie. § 2. De beoordelingscommissie rangschikt de strategische projecten waarvoor een subsidie wordt aangevraagd op grond van relatieve scores die toegekend worden met betrekking tot elk van de criteria vermeld in artikel 5, § 1. De criteria, vermeld in artikel 5, § 1, 1°, 5° en 6°, zijn het belangrijkst, en doorslaggevend bij de beoordeling. Er wordt een rangschikkingsverslag opgesteld waarbij de afweging per criterium wordt gemotiveerd.

In voorkomend geval spreekt de beoordelingscommissie zich daarnaast uit over de mate waarin de strategische projecten voldoen aan de door de minister overeenkomstig artikel 5, § 2, vastgestelde specifieke projectkenmerken, of stelt ze vast of de projecten in de door de minister gespecificeerde gebieden liggen. Er wordt daarover een apart en gemotiveerd verslag opgemaakt.

Art. 7.De minister kent, op basis van de door de beoordelingscommissie opgestelde verslagen en afhankelijk van de beschikbare budgetten, een subsidie toe voor de betaling en de werkingskosten van een projectcoördinator voor een of meer strategische projecten.

Alle aanvragers worden er per aangetekende brief van op de hoogte gebracht of er voor hun project een subsidie werd toegekend of niet.

Art. 8.Het ministerieel besluit waarmee een subsidie wordt toegekend, vermeldt een subsidiebedrag dat gebaseerd is op de raming van de personeels- en werkingskosten van de projectcoördinator, vermeld in artikel 4, § 2, 3°. Het subsidiebedrag bedraagt 80 procent van die kosten en maximaal 100.000 euro op jaarbasis.

De subsidie betreft een periode van maximaal drie jaar, ongeacht de conform artikel 4, § 2, 3°, ingeschatte tijdsduur of de reële tijdsduur van het strategische project, met dien verstande dat de subsidieperiode de ingeschatte of reële tijdsduur niet kan overschrijden.

Er kan enkel een subsidie worden toegekend als voor de betaling en de werkingskosten van de projectcoördinator geen subsidie wordt aangevraagd en verkregen op grond van andere wetgeving of reglementering.

Art. 9.Op straffe van verval van de subsidie moet de aanvrager of een andere actor in de projectstructuur overgaan tot effectieve aanstelling van de projectcoördinator binnen een periode van negen maanden na de ontvangst van het ministerieel besluit waarmee een subsidie werd toegekend. Onder effectieve aanstelling wordt begrepen de ondertekening van een of meer arbeidscontracten of de ondertekening van een aannemingscontract.

Voorafgaand aan de effectieve aanstelling vraagt de aanvrager het standpunt van het departement over de garanties op een voldoende autonomie van de projectcoördinator, vermeld in artikel 5, § 1, 6°, c.

Het moet duidelijk blijken dat de projectcoördinator of de persoon die de leiding heeft over de groep personen die als projectcoördinator optreedt, voltijds voor het strategische project werkt, en optreedt voor alle in de projectstructuur betrokken actoren. In geval van aanneming, detachering of vrijstelling moet wat dat betreft blijken dat hij of zij niet langer onder het inhoudelijke gezag staat van de werkgever waarvoor hij tot dan toe werkte. De projectcoördinator of de persoon die de leiding heeft over de groep personen die als projectcoördinator optreedt, mag geen vennoot zijn van of financiële belangen hebben bij de werking van een van de in de projectstructuur betrokken actoren of van een andere rechtspersoon die betrokken is bij de realisatie van het strategische project. De aanvrager kan een en ander staven met een ontwerp van arbeidscontract of aannemingscontract, of met uittreksels daarvan, of met andere documenten.

Binnen drie weken na de ontvangst van de vraag deelt het departement zijn standpunt mee.

Art. 10.Na de ontvangst van documenten die de effectieve aanstelling van de projectcoördinator staven, kan worden overgegaan tot uitbetaling van de subsidie.

De datum van indiensttreding van de coördinator, of de start van de opdracht, vermeld in het aannemingscontract, geldt als startdatum van de subsidieperiode.

De subsidie wordt uitbetaald in zesmaandelijkse schijven, berekend op grond van het subsidiebedrag, vermeld in het ministerieel besluit waarmee de subsidie werd toegekend. Een eerste schijf wordt onmiddellijk uitbetaald bij het begin van de subsidieperiode. De volgende schijven worden uitbetaald op aanvraag. Bij die aanvragen moet telkens een beknopt voortgangsrapport en jaarlijks een boekhouding, gebaseerd op het minimaal genormaliseerde rekeningstelsel, gevoegd zijn. Een voortgangsrapport beschrijft minstens de eventuele ontwikkeling van de projectstructuur, de werking van de projectcoördinator, de genomen initiatieven en ondernomen acties, en de realisaties.

De laatste schijf wordt pas uitbetaald na afloop van de subsidieperiode. Die aanvraag bevat naast een laatste rapportage over het project en de laatste boekhoudingsdocumenten, alle loonstaten of facturen, en een overzicht en stavingstukken voor de werkingskosten.

Bij de uitbetaling van de laatste schijf wordt het bedrag verrekend dat ten opzichte van de werkelijke uitgaven in min of meer betaald werd bij de uitbetaling van de eerdere schijven.

De subsidie kan enkel worden uitbetaald als voor de loonkosten en de werkingskosten van de projectcoördinator geen subsidie is aangevraagd en verkregen op grond van andere wetgeving of reglementering.

Art. 11.Als de coördinator zijn werkzaamheden stopzet in de loop van de subsidieperiode, brengt de aanvrager van de subsidie het departement daarvan op de hoogte per aangetekende brief binnen een maand na stopzetting van de activiteiten. De uitbetaling van de subsidie wordt dan opgeschort. Bij de aanstelling van een nieuwe coördinator kan de aanvrager per aangetekende brief vragen om de betalingen te hervatten. De hervatting van de betalingen wordt per aangetekende brief aan de aanvrager gemeld. Afdeling II. - Subsidies voor de verwerving van gronden, constructies

of gebouwen

Art. 12.Als voor een strategische project een subsidie werd toegekend overeenkomstig hoofdstuk II, afdeling I, van dit besluit, dan kan een van de in de projectstructuur betrokken publieke actoren in de loop van de subsidieperiode een subsidie aanvragen voor de verwerving van gronden, constructies of gebouwen waarvan het gebruik noodzakelijk is voor de realisatie van het strategische project, en waarbij de verwerving gebeurt met het oog op de verwezenlijking van een ruimtelijk uitvoeringsplan of een plan van aanleg.

De betrokken actor wordt voor de toepassing van deze afdeling de aanvrager genoemd.

Er kan alleen een subsidie worden toegekend voor de aankoop of onteigening van gronden, constructies of gebouwen die na de realisatie van het strategische project tot het publieke domein blijven behoren, een blijvende publieke functie zullen uitoefenen, of een voor het publiek blijvend toegankelijke functie zullen verkrijgen.

Met verwerving worden voor de toepassing van deze afdeling gelijkgesteld, het sluiten van een erfpachtovereenkomst, het bedingen van een opstalrecht voor minimaal 27 jaar, en het sluiten van een contract van onroerende leasing voor minimaal 27 jaar.

Art. 13.De aanvraag voor een subsidie voor de verwerving van grond, constructies of gebouwen wordt aangetekend verstuurd naar of tegen ontvangstbewijs afgegeven bij het departement.

De aanvraag moet worden mede ondertekend door vertegenwoordigers van alle actoren die op het moment van de aanvraag in de projectstructuur betrokken zijn.

De aanvraag bevat een schatting door het Comité van Aankoop, de Ontvanger der Registratie of een beëdigd schatter, van de kosten van de verwerving en een motiveringsnota waarin wordt aangetoond dat de gronden of constructies in kwestie een sleutelpositie innemen in het projectgebied of in de gewenste inrichting van het projectgebied, en dat de verwerving een hefboomfunctie heeft voor de realisatie van het volledige project. De motiveringsnota geeft aan, eventueel op hoofdlijnen, hoe de eigendomsstructuur is van het hele gebied waarop het strategische project betrekking heeft. Er wordt ook aangegeven hoe men de eigendom van de gronden, constructies of gebouwen waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, wenst te verwerven en welke actor of actoren de verwerving bekostigen voor het bedrag dat een eventuele subsidie overstijgt.

Art. 14.De minister beslist eenmaal per kalenderjaar over de aanvragen tot subsidiëring die vóór 1 november van het voorafgaande jaar zijn ingediend.

De beslissing over de aanvraag wordt aan de aanvragers gemeld per aangetekende brief.

Art. 15.Het ministerieel besluit waarmee een subsidie wordt toegekend, vermeldt een subsidiebedrag dat gebaseerd is op de schatting, vermeld in artikel 13, tweede lid. Het subsidiebedrag bedraagt 40 procent van de verwervingskosten, van maximaal 500.000 euro.

Er kan enkel een subsidie worden toegekend als voor de verwerving van de grond, constructies of gebouwen geen subsidie wordt aangevraagd en verkregen op grond van andere wetgeving of reglementering.

Art. 16.De subsidie wordt uitbetaald op aanvraag. De aanvraag bevat een kopie van de aankoopakte of het vonnis waarin de prijs is bepaald.

De uitbetaling moet binnen drie jaar na de ontvangst van het ministerieel besluit waarmee de subsidie werd toegekend, worden aangevraagd, op straffe van verval van de subsidie. HOOFDSTUK III. - Toezicht en voortgangscontrole

Art. 17.Het departement voert de controle uit op de naleving van de voorwaarden, vermeld in dit besluit.

Art. 18.Binnen het departement kan een ambtenaar worden aangewezen om een strategisch project inhoudelijk op te volgen. Die aanwijzing wordt gemeld aan de projectcoördinator. In onderling overleg tussen de betrokken ambtenaar en de projectcoördinator wordt bepaald hoe de betrokken ambtenaar het project inhoudelijk kan opvolgen. HOOFDSTUK IV. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 19.In 2007 wordt geen oproep gelanceerd als vermeld in artikel 3.

Art. 20.Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1996 houdende de tegemoetkoming van het Vlaamse Gewest voor maatregelen in het kader van het grond- en pandenbeleid, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, 23 april 2004 en 23 juni 2006, wordt opgeheven, met uitzondering van hoofdstuk III "Tegemoetkoming om de gemeentelijke inventaris van onbebouwde percelen te actualiseren" van dat besluit, en met behoud van de toepassing van artikel 21.

Art. 21.Tot 1 maart 2008 kunnen nog aanvragen worden ingediend tot belofte van tegemoetkoming voor verwerving als vermeld in hoofdstuk II van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1996 houdende de tegemoetkoming van het Vlaamse Gewest voor maatregelen in het kader van het grond- en pandenbeleid. Dergelijke aanvragen, alsook de aanvragen tot uitbetaling die erop volgen en de aanvragen tot uitbetaling voor projecten waarvoor op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit al een belofte van subsidie was verleend, worden nog afgehandeld volgens de bepalingen van hoofdstuk II en hoofdstuk VI van het vermelde besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1996. Aanvragen tot uitbetaling moeten worden ingediend tot uiterlijk vijf jaar na de belofte van subsidie, op straffe van verval van de subsidie.

Art. 22.Het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 houdende de voorwaarden voor de erkenning en/of subsidiëring van strategische projecten in het kader van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006, wordt opgeheven, met behoud van de toepassing van artikel 23.

Art. 23.Tot 1 maart 2008 kunnen nog aanvragen worden ingediend tot erkenning van een strategisch project als vermeld in hoofdstuk II van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 houdende de voorwaarden voor de erkenning en/of subsidiëring van strategische projecten in het kader van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.

Dergelijke aanvragen, alsook de aanvragen tot subsidiëring die erop volgen en de aanvragen tot subsidiëring voor strategische projecten die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit al waren erkend, worden nog afgehandeld volgens de bepalingen van hoofdstuk III en hoofdstuk IV van het vermelde besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004.

Tot 1 maart 2008 kan, voor strategische projecten die al erkend waren en gesubsidieerd op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, een eenmalige verlenging van de subsidieperiode worden aangevraagd. De aanvragen, alsook de aanvragen tot subsidiëring die erop volgen, worden nog afgehandeld volgens de bepalingen van hoofdstuk III en hoofdstuk IV van het vermelde besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004.

Alle andere aanvragen, ook al betreffen ze een project dat al eerder erkend was of gesubsidieerd werd, worden behandeld volgens de bepalingen van dit besluit. Een aanvraag tot subsidiëring voor de verwerving van gronden, gebouwen of constructies die samenhangt met een strategisch project dat erkend is en gesubsidieerd overeenkomstig de bepalingen van het vermelde besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004, maar die ingediend wordt na 1 maart 2008, wordt behandeld overeenkomstig de voorwaarden van dit besluit, met dien verstande dat het erkende strategische project gelijkgesteld wordt met een strategisch project waarvoor een subsidie is toegekend als vermeld in hoofdstuk II, afdeling I.

Art. 24.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 oktober 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN

^