Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 mei 2000
gepubliceerd op 20 mei 2000

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de adviesverlening inzake aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035511
pub.
20/05/2000
prom.
05/05/2000
ELI
eli/besluit/2000/05/05/2000035511/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 MEI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de adviesverlening inzake aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, gewijzigd door het decreet van 26 april 2000, inzonderheid op artikel 111 en 193, § 2;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 maart 2000;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening in werking treedt op 1 mei 2000; dat dit uitvoeringsbesluit dan klaar dient te zijn, aangezien de adviesverlening onmiddellijk volgens dat decreet geregeld wordt; dat na het advies van de Raad van State er nog tijd beschikbaar dient te zijn voor de aanpassing van het besluit aan dat advies;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 25 april 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° ruimtelijk kwetsbare gebieden : a) de groengebieden, natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde, natuurreservaten, natuurontwikkelingsgebieden, parkgebieden, bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, agrarische gebieden met ecologische waarde of belang, agrarische gebieden met bijzondere waarde, grote eenheden natuur, grote eenheden natuur in ontwikkeling en de met al deze gebieden vergelijkbare gebieden, aangeduid op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen;b) de beschermde duingebieden en voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden, aangeduid krachtens het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen;2° gezichtsveld van een monument : de ruimte van waaruit vanop de begane grond, het monument waarneembaar is, beperkt tot een afstand van 100 meter, desgevallend met inbegrip van de naast het monument gelegen panden of gronden, binnen een afstand van 100 meter ervan;3° vogelrichtlijngebieden : de zones aangewezen overeenkomstig bijlagen 1 tot en met 23 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand.

Art. 2.De instanties die overeenkomstig artikel 111, § 4 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, advies moeten uitbrengen over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen, zijn : 1° de provinciale afdeling ROHM, cel Monumenten en Landschappen voor aanvragen in het gezichtsveld van voorlopig of definitief beschermde monumenten;2° de afdeling Land van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer voor alle aanvragen die verband houden met landbouw, alsook voor alle aanvragen waarbij toepassing wordt gemaakt van de bepalingen van artikel 43, § 2, zesde tot twaalfde lid, van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, in gebieden die volgens het gewestplan een agrarische bestemming hebben;3° de administratie van de provincie voor aanvragen, gelegen op minder dan 5 meter afstand van de kruin van de talud van waterlopen van tweede categorie, alsook in daarmee verbonden overstromingsgebieden die op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen aangegeven zijn of in een bekkenbeheersplan afgebakend zijn;4° de afdeling Water van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer voor aanvragen gelegen op minder dan 10 meter afstand van de kruin van de talud van waterlopen van eerste categorie, alsook in daarmee verbonden overstromingsgebieden die op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen aangegeven zijn of in een bekkenbeheersplan afgebakend zijn;5° de administratie Waterwegen en Zeewezen voor aanvragen, gelegen op minder dan 50 meter afstand van de kruin van de talud van bestaande of geplande bevaarbare waterlopen, voor aanvragen in daarmee verbonden overstromingsgebieden die op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen aangegeven zijn of in een bekkenbeheersplan afgebakend zijn, alsook voor aanvragen die een impact hebben op het beheer en de exploitatie van de waterloop;6° de afdeling Natuur van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer voor de volgende aanvragen : a) aanvragen in ruimtelijk kwetsbare gebieden;b) aanvragen binnen de perimeter van de vogelrichtlijngebieden, met uitzondering van de woongebieden in de ruime zin;c) aanvragen in een gebied aangewezen krachtens de Overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, opgemaakt te Ramsar op 2 februari 1971;d) aanvragen gelegen binnen de perimeter van de door de Vlaamse regering voorgestelde habitatgebieden in het kader van de EG-Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;7° de afdeling Bos en Groen van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer voor aanvragen in parken en bossen, zoals gedefinieerd in het bosdecreet, alsmede in gebieden die op de plannen van aanleg of op de ruimtelijke uitvoeringsplannen zijn bestemd voor parken en bossen;8° de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen voor aanvragen nabij bestaande of geplande spoorlijnen.

Art. 3.Het college van burgemeester en schepenen of de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar kan steeds beslissen de aanvraag voor advies voor te leggen aan andere dan de in artikel 2 van dit besluit of artikel 111 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, genoemde instanties.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2000.

Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 mei 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, D. VAN MECHELEN

^