Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 04 december 2020
gepubliceerd op 08 maart 2021

Besluit van de Vlaamse Regering over de beleids- en beheerscyclus van de Vlaamse Gemeenschapscommissie

bron
vlaamse overheid
numac
2021040568
pub.
08/03/2021
prom.
04/12/2020
ELI
eli/besluit/2020/12/04/2021040568/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 DECEMBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering over de beleids- en beheerscyclus van de Vlaamse Gemeenschapscommissie


Rechtsgrond Dit besluit is gebaseerd op: - de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, artikel 82, § 1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord verleend op 6 juli 2020. - De Raad van State heeft advies 67.962/3 gegeven op 2 oktober 2020, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Motivering Dit besluit is gebaseerd op de volgende motieven: - De Vlaamse Gemeenschapscommissie, afgekort VGC, is en blijft de prioritaire partner van de Vlaamse Gemeenschap in de hoofdstad. Door de bijzondere positie, het unieke karakter van de VGC en de specifieke rol van de Vlaamse overheid in Brussel, is een helder en constructief partnerschap tussen de Vlaamse Regering en het College van de VGC over een integraal, globaal Vlaams gemeenschapsbeleid in Brussel noodzakelijk. - Strategisch plannen op basis van een meerjarenplan en doelmatig werken vanuit beleidsdoelstellingen waaraan een transparante financiële planning gekoppeld is, zijn essentiële bouwstenen voor een modern overheidsbeleid en -management. De VGC gebruikt voor de planning en de financiële rapportering nog altijd de `Nieuwe Gemeentelijke Boekhouding', afgekort NGB, die dateert van 1995, en die vooral gericht is op rapportering volgens budgetbasis (het dominante mechanisme). - De NGB bevat geen rapportering over de beleidsmatige aspecten en heeft te weinig belangstelling voor de meer bedrijfseconomische rapportering op basis van de transactieboekhouding. Daardoor biedt de NGB weinig meerwaarde aan de beleidsmensen en heeft de VGC behoefte aan een gemoderniseerd beleids- en beheersinstrumentarium met een eigentijds boekhoudkundig kader en rekeningenstelsel. Daarvoor is er nu gekozen om in dit ontwerp ons te baseren op het stelsel van de beleids- en beheerscyclus, afgekort BBC, voor de Vlaamse lokale en provinciale besturen, rekening houdend met de bijzondere positie en het unieke karakter van de VGC en de specifieke rol van de Vlaamse overheid in Brussel. - Artikel 82, § 1 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 machtigt de Vlaamse Regering om het begrotings- en rekeningstelsel van de VGC te regelen. In deze bepaling is volgens de Raad van State een ruime delegatie aan de Vlaamse Regering vervat (adv. RvS, nr. 20.562/1 van 28 februari 1991 bij het vorige besluit van de Vlaamse Executieve van 3 mei 1991 tot vaststelling van het begrotings- en rekeningstelsel van de Vlaamse Gemeenschapscommissie).

Juridisch kader Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving: - het decreet van 5 juli 1989 tot organisatie van het toezicht op de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Brussel, Jeugd en Media.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: TITEL 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° autofinancieringsmarge: het verschil tussen enerzijds het verschil tussen de ontvangsten en uitgaven uit de exploitatie en anderzijds de netto periodieke aflossingen;2° beleidsdoelstelling: het vooropgestelde resultaat of het vooropgestelde effect dat de raad wil bereiken;3° beleidsveld: een verzameling van producten, activiteiten en middelen die zowel vanuit politiek als maatschappelijk oogpunt een herkenbaar en samenhangend geheel vormen;4° beschikbaar budgettair resultaat: het gecumuleerd budgettair resultaat verminderd met de onbeschikbare gelden;5° bestemde gelden: de middelen die gereserveerd worden voor een specifieke bestemming in de volgende boekjaren;6° budgettair resultaat van het boekjaar: het verschil tussen de ontvangsten en de uitgaven van het boekjaar;7° college: het college, vermeld in artikel 60, tweede lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen;8° exploitatie: de ontvangsten en uitgaven die verband houden met de activiteiten van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;9° financieel directeur: de mandaathouder die is aangesteld voor de aansturing en de coördinatie van de financiële dienst;10° financiering: de ontvangsten en uitgaven voor leningen en leasings, toegestane leningen en betalingsuitstel, ontvangen borgtochten en kapitaalswijzigingen;11° gecorrigeerde autofinancieringsmarge: de autofinancieringsmarge berekend op basis van de aangewezen aflossingen van de financiële schulden;12° gecumuleerd budgettair resultaat: het budgettair resultaat van het boekjaar, vermeerderd met het gecumuleerd budgettair resultaat van het vorige boekjaar;13° investeringen: de ontvangsten en uitgaven die verband houden met de aanschaf en de vervreemding van duurzame middelen, met inbegrip van de investeringssubsidies;14° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor Brussel;15° krediet: het krediet voor ontvangsten en uitgaven binnen één boekjaar, dat toegekend is in de financiële nota van het meerjarenplan;16° niet-ruiltransactie: een transactie waarvoor de Vlaamse Gemeenschapscommissie geen gelijkwaardige economische waarde in ruil geeft of ontvangt;17° onbeschikbare gelden: de geldmiddelen waarover de Vlaamse Gemeenschapscommissie tijdens de duur van het boekjaar niet kan beschikken;18° ontvangst: een transactie die een verhoging van de beschikbare en realiseerbare geldmiddelen tot gevolg heeft of op korte termijn zal hebben;19° prioritaire actie: een actie die de raad zo belangrijk vindt dat er expliciet over gerapporteerd moet worden in de beleidsrapporten;20° raad: de Nederlandse taalgroep van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, vermeld in artikel 60, tweede lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen;21° ruiltransactie: een transactie waarvoor de Vlaamse Gemeenschapscommissie een gelijkwaardige economische waarde in ruil geeft of ontvangt;22° transactie: de financiële weerslag van een economische stroom, een gebeurtenis of een andere omstandigheid;23° uitgave: een transactie die een verlaging van de beschikbare en realiseerbare geldmiddelen tot gevolg heeft of op korte termijn zal hebben;24° Vlaamse Gemeenschapscommissie: de instelling, vermeld in artikel 60, tweede lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen. TITEL 2. - De beleidsrapporten HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 2.§ 1. De beleidsrapporten van de Vlaamse Gemeenschapscommissie zijn het meerjarenplan, de aanpassingen van het meerjarenplan en de jaarrekening.

In de beleidsrapporten wordt een onderscheid gemaakt tussen de exploitatie, de investeringen en de financiering. § 2. Elk beleidsrapport vermeldt al de volgende gegevens: 1° het type van het beleidsrapport;2° de naam, het ondernemingsnummer en het adres van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;3° de rapporteringsperiode;4° de volgnummers van de laatste inschrijvingen in de dagboeken, vermeld in artikel 82, 84 of 86, die verwerkt zijn in het rapport. § 3. Elke pagina van een beleidsrapport vermeldt al de volgende gegevens: 1° het type van het beleidsrapport;2° de rapporteringsperiode. § 4. Elk ontwerp van beleidsrapport wordt op zijn minst veertien dagen voor de vergadering waarop het wordt besproken aan ieder lid van de raad bezorgd. Vanaf het ogenblik dat het ontwerp van het beleidsrapport bezorgd is aan de raadsleden, wordt aan hen ook de bijbehorende documentatie ter beschikking ge-steld. § 5. Onmiddellijk nadat de raad een beleidsrapport heeft vastgesteld, bezorgt het college het vastgestelde beleidsrapport in digitale vorm aan de Vlaamse Regering.

Als er nog geen jaarrekening is vastgesteld op 30 juni van het jaar dat volgt op het boekjaar in kwestie, bezorgt het college de gegevens over het ontwerp van jaarrekening in digitale vorm aan de Vlaamse Regering.

Art. 3.De Vlaamse Gemeenschapscommissie voert een algemene en een budgettaire boekhouding, die aangepast is aan de aard en de omvang van haar activiteiten. Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.

Art. 4.§ 1. In de mate van het mogelijke en het nuttige wordt van elke beleidsdoelstelling het vooropgestelde resultaat of effect meetbaar gemaakt.

Bij elke beleidsdoelstelling worden een of meer actieplannen geformuleerd om de beleidsdoelstelling te realiseren. In elk actieplan wordt in de mate van het mogelijke en het nuttige de periode van uitvoering aangegeven.

In elk actieplan worden een of meer acties geformuleerd die ondernomen worden om de beleidsdoelstelling te realiseren. Voor elke actie wordt in de mate van het mogelijke en het nuttige de periode van uitvoering aangegeven. § 2. Het college stelt permanent een overzicht van alle beleidsdoelstellingen ter beschikking aan de raadsleden en aan de personeelsleden. Dat overzicht bevat de omschrijving van de beleidsdoelstellingen, de actieplannen en de acties, vermeld in paragraaf 1, tweede en derde lid, en de bijbehorende ontvangsten en uitgaven.

Art. 5.De minister bepaalt de vorm en de inhoud van de diverse onderdelen van de beleidsrapporten en de bijbehorende documentatie.

De minister bepaalt de ontvangsten en de uitgaven die behoren tot de exploitatie, de financiering, en de investeringen.

De minister bepaalt de berekeningswijze van de gecorrigeerde autofinancieringsmarge.

De minister bepaalt de vorm en de inhoud van het overzicht van de geraamde en de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven voor het lopende jaar, dat wordt opgenomen in de opvolgingsrapportering, vermeld in artikel 29.

De minister bepaalt welke gegevens de Vlaamse Gemeenschapscommissie bezorgt over de vastgestelde beleidsrapporten als vermeld in artikel 2, en over de stand van het meerjarenplan als vermeld in artikel 14, § 5.

Art. 6.De beleidsrapporten worden voor onbeperkte duur bewaard.

De bewijsstukken, de dagboeken en de hulpdagboeken worden minimaal gedurende tien jaar bewaard. HOOFDSTUK 2. - Het meerjarenplan Afdeling 1. - De inhoud van het meerjarenplan

Art. 7.§ 1. Voor het einde van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de raad voor het eerst in zijn nieuwe samenstelling bijeenkomt, stelt de raad een meerjarenplan vast. Het meerjarenplan start in het tweede jaar dat volgt op het jaar waarin de raad voor het eerst in zijn nieuwe samenstelling bijeenkomt en eindigt op het einde van het jaar dat volgt op het jaar waarin de daaropvolgende raad voor het eerst in zijn nieuwe samenstelling bijeenkomt. § 2. Het meerjarenplan bestaat uit de volgende elementen: 1° een strategische nota;2° een financiële nota;3° een toelichting. In de strategische nota van het meerjarenplan worden de beleidsdoelstellingen en de beleidsopties voor het extern en intern te voeren beleid geïntegreerd weergegeven.

In de financiële nota van het meerjarenplan wordt de financiële vertaling van de beleidsopties van de strategische nota weergegeven en wordt verduidelijkt hoe het financiële evenwicht wordt gehandhaafd.

De toelichting van het meerjarenplan bevat alle informatie over de verrichtingen in het ontwerp van meerjarenplan die relevant is voor de leden van de raad om met kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen.

Art. 8.De strategische nota van het meerjarenplan, vermeld in artikel 7, § 2, bevat ten minste al de volgende elementen: 1° per beleidsdoelstelling waar de prioritaire acties in kaderen: de omschrijving van de beleidsdoelstelling en van de prioritaire acties;2° per beleidsdoelstelling waar de prioritaire acties in kaderen en per prioritaire actie: de verwachte ontvangsten en uitgaven voor de exploitatie, de investeringen en de financiering, voor elk jaar waarop het meerjarenplan betrekking heeft;3° per beleidsdoelstelling waar de prioritaire acties in kaderen: het totaal van de verwachte ontvangsten en uitgaven voor de exploitatie, de investeringen en de financiering, voor de niet-prioritaire acties voor elk jaar waarop het meerjarenplan betrekking heeft;4° het overzicht van de beleidsdoelstellingen waarin geen prioritaire acties kaderen;5° een verwijzing naar de plaats waar het overzicht ter beschikking is met de omschrijving van alle beleidsdoelstellingen, actieplannen en acties, en de bijbehorende ramingen van ontvangsten en uitgaven die zijn opgenomen in het meerjarenplan. De Vlaamse Gemeenschapscommissie kan er ook voor kiezen om in de strategische nota de prioritaire actieplannen op te nemen, in plaats van de prioritaire acties. De prioritaire actieplannen zijn dan die actieplannen waar de prioritaire acties in kaderen. Als de Vlaamse Gemeenschapscommissie gebruikmaakt van die mogelijkheid, wordt het woord "acties", vermeld in het eerste lid, 1° tot 4°, gelezen als "actieplannen", en worden de woorden "prioritaire actie", vermeld in het eerste lid, 2°, gelezen als "prioritair actieplan".

Art. 9.De financiële nota van het meerjarenplan, vermeld in artikel 7, § 2, bestaat uit al de volgende onderdelen: 1° het financiële doelstellingenplan;2° de staat van het financieel evenwicht;3° het overzicht van de kredieten.

Art. 10.Het financiële doelstellingenplan, vermeld in artikel 9, 1°, bevat al de volgende elementen voor elk jaar waarop het meerjarenplan betrekking heeft: 1° de verwachte ontvangsten en uitgaven per beleidsdoelstelling waar de prioritaire acties in kaderen;2° de verwachte ontvangsten en uitgaven van de beleidsdoelstellingen waar geen prioritaire acties in kaderen;3° de verwachte ontvangsten en uitgaven waarvoor geen beleidsdoelstellingen zijn geformuleerd. Als de Vlaamse Gemeenschapscommissie gebruikmaakt van de mogelijkheid, vermeld in artikel 8, tweede lid, wordt het woord "acties", vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, gelezen als "actieplannen".

Art. 11.De staat van het financieel evenwicht, vermeld in artikel 9, 2°, bevat per boekjaar minstens de volgende elementen: 1° de raming van het beschikbaar budgettair resultaat;2° de raming van de autofinancieringsmarge;3° de raming van de gecorrigeerde autofinancieringsmarge;4° de raming van de bestemde gelden en het gecumuleerd budgettair resultaat exclusief de bestemde gelden.

Art. 12.De ramingen voor de exploitatie, de investeringen en de financiering in het eerste jaar van de financiële nota van het meerjarenplan omvatten ook de kredieten voor dat boekjaar. Het overzicht van de kredieten, vermeld in artikel 9, 3°, bevat de kredieten voor het eerste boekjaar.

Art. 13.De uitgavenkredieten zijn limitatief op het niveau van het totaal van de exploitatie en het totaal van de investeringen. Voor de financiering zijn de ontvangstenkredieten limitatief op het niveau van de rubriek voor de leningen en leasings en de uitgavenkredieten limitatief op het niveau van de rubrieken voor de toegestane leningen en het betalingsuitstel.

De kredieten mogen alleen gebruikt worden voor de bestemming die in het meerjarenplan wordt vooropgesteld. Exploitatie-uitgaven mogen worden gedaan met voorlopige kredieten zolang het meerjarenplan niet is goedgekeurd. Die voorlopige kredieten mogen niet meer bedragen dan een twaalfde van het overeenkomstige krediet voor de exploitatie van het vorige boekjaar, per verlopen of begonnen maand, tot maximaal drie twaalfden.

De periodieke aflossingen van lening- en leasingschulden mogen worden gedaan met voorlopige kredieten. Afdeling 2. - De aanpassingen van het meerjarenplan

Art. 14.§ 1. Minstens een keer per jaar past de raad het meerjarenplan aan. Daarbij worden de kredieten voor het volgende boekjaar vastgesteld en kunnen ook de kredieten voor het lopende boekjaar worden aangepast. Daarnaast kan het meerjarenplan ook worden aangepast om alleen de kredieten voor het lopende boekjaar aan te passen. § 2. Bij elke aanpassing van het meerjarenplan wordt het resultaat van de intussen vastgestelde jaarrekeningen verwerkt. Een aanpassing van het meerjarenplan mag er niet toe leiden dat het nieuwe krediet of de nieuwe ramingen lager zijn dan de transacties die zijn vastgelegd met toepassing van artikel 83. § 3. Een aanpassing van het meerjarenplan bevat al de volgende onderdelen: 1° in voorkomend geval, de wijzigingen van de strategische nota;2° het aangepaste financiële doelstellingenplan;3° de aangepaste staat van het financieel evenwicht;4° het aangepaste overzicht van de kredieten;5° een aangepaste toelichting;6° een motivering van de wijzigingen. § 4. De periode van de aanpassing van het meerjarenplan blijft altijd de periode, vermeld in artikel 7, § 1, maar de staat van het financieel evenwicht, vermeld in paragraaf 3, 3°, beschrijft altijd de financiële consequenties voor ten minste drie toekomstige boekjaren.

Het overzicht van de kredieten van een aanpassing van het meerjarenplan bevat de kredieten voor het volgende boekjaar, voor het lopende boekjaar, of voor beide. § 5. Het college bepaalt, voor 1 maart van het lopende boekjaar, welk gedeelte van de kredieten voor investeringen en financiering die voor het vorige boekjaar opgenomen waren in het meerjarenplan maar nog niet zijn aangewend, overgedragen worden naar het lopende boekjaar.

Het college bezorgt de gegevens over de stand van het meerjarenplan na de overdrachten, vermeld in het eerste lid, onmiddellijk in digitale vorm aan de Vlaamse Regering. Afdeling 3. - Het financieel evenwicht

Art. 15.Het meerjarenplan en de aanpassingen ervan zijn in evenwicht als al de volgende voorwaarden vervuld zijn: 1° het geraamde beschikbaar budgettair resultaat is per boekjaar groter dan of gelijk aan nul;2° de geraamde autofinancieringsmarge van het laatste boekjaar van de periode van het meerjarenplan, vermeld in artikel 7, § 1, is groter dan of gelijk aan nul. Het financieel evenwicht kan alleen worden aangetoond als de jaarrekening van het voorlaatste boekjaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de kredieten worden vastgesteld, vastgesteld is door de raad en verwerkt in het meerjarenplan. De minister kan de Vlaamse Gemeenschapscommissie een afwijking daarvan toestaan. HOOFDSTUK 3. - De jaarrekening Afdeling 1. - De inhoud van de jaarrekening

Art. 16.§ 1. Nadat de rekeningen van de boekhouding, vermeld in artikel 3, in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens van de inventaris van alle bezittingen, rechten, vorderingen, schulden en verplichtingen, van welke aard ook, worden ze samengevat opgenomen in het ontwerp van de jaarrekening. § 2. De jaarrekening bestaat uit de volgende elementen: 1° een beleidsevaluatie;2° een financiële nota;3° een toelichting. De jaarrekening wordt vastgesteld voor 30 juni van het boekjaar dat volgt op het boekjaar waarop de rekening betrekking heeft.

De beleidsevaluatie van de jaarrekening geeft het beleid weer dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie gedurende het boekjaar heeft gevoerd en evalueert de beleidsdoelstellingen en de mate waarin ze zijn bereikt.

De financiële nota van de jaarrekening geeft de financiële gevolgen van het gevoerde beleid weer.

De toelichting van de jaarrekening bevat alle informatie over de verrichtingen in het ontwerp van jaarrekening die relevant is voor de leden van de raad om met kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen. Ze bevat minstens informatie over de schulden en de financiële risico's.

Art. 17.De beleidsevaluatie van de jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2, bevat ten minste al de volgende elementen: 1° per beleidsdoelstelling uit de strategische nota waar de prioritaire acties of actieplannen in kaderen, en per prioritaire actie of prioritair actieplan: een omschrijving van de mate waarin het beoogde resultaat of eventueel het beoogde effect is gerealiseerd, en de ontvangsten en uitgaven voor exploitatie, investeringen en financiering, voor het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft;2° per beleidsdoelstelling uit de strategische nota waar de prioritaire acties of actieplannen in kaderen: het totaal van de ontvangsten en uitgaven voor exploitatie, investeringen en financiering, voor de niet-prioritaire acties of actieplannen voor het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft;3° een verwijzing naar de plaats waar het overzicht ter beschikking is met de omschrijving van alle beleidsdoelstellingen, actieplannen en acties, en de bijbehorende ontvangsten en uitgaven die zijn opgenomen in de jaarrekening.

Art. 18.De financiële nota van de jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2, bestaat uit al de volgende onderdelen: 1° de doelstellingenrekening;2° de staat van het financieel evenwicht;3° de realisatie van de kredieten;4° de balans;5° de staat van opbrengsten en kosten.

Art. 19.De doelstellingenrekening, vermeld in artikel 18, 1°, bevat al de volgende elementen voor het boekjaar waarop de jaarrekening betrekking heeft: 1° de ontvangsten en uitgaven per beleidsdoelstelling waar de prioritaire acties in kaderen;2° de ontvangsten en uitgaven van de beleidsdoelstellingen waar geen prioritaire acties in kaderen;3° de ontvangsten en uitgaven waarvoor geen beleidsdoelstellingen zijn geformuleerd. Als de Vlaamse Gemeenschapscommissie gebruikmaakt van de mogelijkheid, vermeld in artikel 8, tweede lid, wordt het woord "acties", vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, gelezen als "actieplannen".

De doelstellingenrekening, vermeld in artikel 18, 1°, bevat naast de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven ook telkens de ramingen van de ontvangsten en de uitgaven die opgenomen zijn in de laatste aanpassing van het meerjarenplan.

Art. 20.De staat van het financieel evenwicht, vermeld in artikel 18, 2°, bevat voor het boekjaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, minstens de volgende elementen: 1° een vergelijking van het beschikbaar budgettair resultaat met dat in de laatste aanpassing van het meerjarenplan;2° een vergelijking van de autofinancieringsmarge met die in de laatste aanpassing van het meerjarenplan;3° een vergelijking van de gecorrigeerde autofinancieringsmarge met die in de laatste aanpassing van het meerjarenplan;4° een vergelijking van de bestemde gelden en het gecumuleerd budgettair resultaat exclusief de bestemde gelden met die in de laatste aanpassing van het meerjarenplan.

Art. 21.De realisatie van de kredieten, vermeld in artikel 18, 3°, bevat de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven en de kredieten die voor dat boekjaar opgenomen waren in het meerjarenplan.

Art. 22.De balans, vermeld in artikel 18, 4°, geeft een overzicht van het vermogen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie op het einde van het boekjaar en van het vermogen op het einde van het vorige boekjaar.

Art. 23.De staat van opbrengsten en kosten, vermeld in artikel 18, 5°, vermeldt naast de opbrengsten en kosten van het boekjaar de opbrengsten en kosten van het vorige boekjaar.

Art. 24.De activa zijn de middelen waarover de Vlaamse Gemeenschapscommissie beschikt en waarvan verwacht wordt dat ze toekomstige economische voordelen of dienstverleningspotentieel voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie opleveren.

Die activa zijn opgesplitst in vlottende activa en vaste activa.

De actiefbestanddelen die aan minstens een van de volgende criteria voldoen, behoren tot de vlottende activa: 1° er wordt verwacht dat het actiefbestanddeel wordt gerealiseerd of bestemd is voor verkoop of verbruik in de normale exploitatiecyclus;2° er wordt verwacht dat het actiefbestanddeel wordt gerealiseerd binnen het jaar na de balansdatum;3° het actiefbestanddeel wordt in eerste instantie aangehouden om te worden verhandeld;4° het actiefbestanddeel is een liquide middel of een geldbelegging, tenzij het beperkt is in het gebruik of ingewisseld moet worden voor de vereffening van een schuld van meer dan een jaar na de balansdatum. Alle andere actiefbestanddelen dan de actiefbestanddelen, vermeld in het derde lid, behoren tot de vaste activa.

Art. 25.De passiva zijn de financieringsbronnen van de activa.

De passiva zijn opgesplitst in: 1° schulden: de huidige verplichtingen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie die aangegaan zijn om economische voordelen of dienstverleningspotentieel te verwerven, die voortvloeien uit gebeurtenissen uit het verleden en waarvan verwacht wordt dat ze resulteren in een uitgaande geldstroom voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie;2° het nettoactief. De schulden, vermeld in het tweede lid, 1°, zijn opgesplitst in schulden op korte termijn en schulden op lange termijn.

De schulden die aan een van de volgende criteria voldoen behoren tot de schulden op korte termijn: 1° er wordt verwacht dat de schuld wordt ingelost binnen de normale exploitatiecyclus;2° de schuld wordt binnen het jaar na de balansdatum ingelost;3° de schuld wordt in eerste instantie aangehouden om te worden verhandeld;4° de Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft geen onvoorwaardelijk recht om de aflossing van de schuld tot ten minste een jaar na de balansdatum uit te stellen. Alle andere schulden dan de schulden, vermeld in het vierde lid, behoren tot de schulden op lange termijn.

Art. 26.De staat van opbrengsten en kosten, vermeld in artikel 18, 5°, bevat al de volgende elementen: 1° de opbrengsten;2° de kosten;3° het overschot of het tekort van het boekjaar;4° de verwerking van het overschot of het tekort van het boekjaar, als dat van toepassing is. Een opbrengst is een transactie die een toename van economische voordelen of dienstverleningspotentieel tijdens het boekjaar tot gevolg heeft als de instroom resulteert in een toename van het nettoactief, vermeld in artikel 25, tweede lid, 2°.

Een kost is een transactie die tijdens het boekjaar een afname van economische voordelen of dienstverleningspotentieel tot gevolg heeft, in een van de volgende vormen: 1° een uitstroom of verbruik van activa;2° het ontstaan van schulden die resulteren in een vermindering van het nettoactief, vermeld in artikel 25, tweede lid, 2°. Het overschot of het tekort van het boekjaar is het verschil tussen het totaal van de opbrengsten en het totaal van de kosten. Afdeling 2. - Diverse bepalingen

Art. 27.Na de vaststelling van een jaarrekening door de raad worden de cijfers ervan verwerkt in de eerstvolgende aanpassing van het meerjarenplan.

Art. 28.Fouten in de jaarrekening van een voorgaande periode worden gecorrigeerd in de eerste jaarrekening die voor vaststelling aan de raad wordt voorgelegd nadat de fout ontdekt is.

Fouten die beslissingen van de raad kunnen beïnvloeden, worden verklaard in de toelichting van de jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2.

TITEL 3. - De opvolgingsrapportering

Art. 29.De raad bepaalt wanneer hem een opvolgingsrapportering, met een stand van zaken van de uitvoering van het meerjarenplan, wordt voorgelegd.

Er wordt minstens voor het einde van het derde kwartaal een opvolgingsrapportering over het eerste semester van het boekjaar voorgelegd.

De opvolgingsrapportering bevat minstens al de volgende elementen: 1° een stand van zaken van de prioritaire acties of actieplannen van het meerjarenplan;2° een overzicht van de geraamde en de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven voor het lopende jaar;3° in voorkomend geval, de wijzigingen in de assumpties die gekozen zijn bij de opmaak van het meerjarenplan of de aanpassing ervan;4° in voorkomend geval, de wijzigingen in de financiële risico's. TITEL 4. - Rubrieken van de beleidsrapporten HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 30.De rubrieken van de beleidsrapporten worden uitgedrukt in eenheden van euro.

Art. 31.Als actiefbestanddelen, passiefbestanddelen, opbrengsten of kosten aan meer dan één rubriek van een beleidsrapport kunnen worden toegewezen, worden ze ingeschreven onder de rubriek die het meest aanleunt bij het ware en getrouwe beeld. HOOFDSTUK 2. - De activa

Art. 32.De vlottende activa, vermeld in artikel 24, derde lid, bestaan uit al de volgende elementen: 1° de liquide middelen en de geldbeleggingen;2° de vorderingen op korte termijn;3° de voorraden en bestellingen in uitvoering;4° de overlopende rekeningen van het actief;5° de vorderingen op lange termijn die binnen het jaar vervallen.

Art. 33.De liquide middelen, vermeld in artikel 32, 1°, omvatten de kasmiddelen, de te incasseren vervallen waarden en de tegoeden op zicht bij kredietinstellingen.

Art. 34.Onder de geldbeleggingen, vermeld in artikel 32, 1°, worden de vorderingen op kredietinstellingen en uit termijndeposito's opgenomen, alsook de met beleggingsdoeleinden verkregen effecten die geen financiële vaste activa zijn.

De belangen en vorderingen in de entiteiten, vermeld in de rubriek financiële vaste activa, mogen niet onder de geldbeleggingen worden opgenomen, tenzij in een van de volgende gevallen: 1° het gaat om effecten die zijn verkregen of waarop is ingeschreven met het oog op de wederafstand daarvan;2° ze zijn krachtens een beslissing van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bestemd om binnen twaalf maanden te worden gerealiseerd.

Art. 35.Onder de vorderingen op korte termijn, vermeld in artikel 32, 2°, worden de vorderingen opgenomen waarvan de oorspronkelijke looptijd ten hoogste één jaar bedraagt.

Onder de overeenstemmende rubrieken van de vorderingen worden, naast de vorderingen waarvoor een titel bestaat, ook de te ontvangen opbrengsten opgenomen die tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar zijn ontstaan en waarvoor er nog geen titel bestaat, op voorwaarde dat de schuldenaar vaststaat en het bedrag vaststaat of met nauwkeurigheid kan worden geschat.

De vorderingen, vermeld in het eerste en tweede lid, worden naargelang hun aard ondergebracht bij de vorderingen uit ruiltransacties of bij de vorderingen uit niet-ruiltransacties.

Art. 36.Al de volgende bedragen worden opgenomen onder de voorraden, vermeld in artikel 32, 3° : 1° de grond- en hulpstoffen;2° de goederen in bewerking;3° het gereed product;4° de handelsgoederen;5° de onroerende goederen die bestemd zijn voor verkoop;6° de vooruitbetalingen. Onder de grond- en hulpstoffen worden de toeleveringen van grond- en hulpstoffen opgenomen.

Onder de goederen in bewerking worden de productiekosten opgenomen van de goederen die de Vlaamse Gemeenschapscommissie zelf produceert, maar die op de rapporteringsdatum niet afgewerkt zijn, en die niet toegerekend kunnen worden aan bestellingen in uitvoering.

Onder gereed product komen de productiekosten van de goederen die de Vlaamse Gemeenschapscommissie zelf heeft geproduceerd en die ze op de rapporteringsdatum nog in voorraad heeft.

De handelsgoederen omvatten de goederen die ingekocht zijn om zonder bewerking of na een lichte bewerking te worden verkocht.

Onder de onroerende goederen die bestemd zijn voor verkoop, komen de onroerende goederen die de Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft aangeschaft of verkregen en die bestemd zijn om onmiddellijk doorverkocht te worden.

De vooruitbetalingen bevatten de voorschotten die betaald zijn om voorraden te verwerven.

Art. 37.Al de volgende bedragen worden opgenomen onder de bestellingen in uitvoering, vermeld in artikel 32, 3° : 1° het onderhanden werk dat voor rekening van een derde op bestelling wordt uitgevoerd en dat nog niet opgeleverd is;2° de goederen in bewerking die voor rekening van een derde op bestelling worden gemaakt en die nog niet zijn geleverd, tenzij het gaat om seriewerk;3° dienstprestaties die voor rekening van een derde op bestelling worden uitgevoerd en die nog niet zijn geleverd, tenzij het gaat om een standaardtype van dienstprestaties.

Art. 38.Naast de bedragen, vermeld in artikel 158 en 159, bevatten de overlopende rekeningen van het actief, vermeld in artikel 32, 4°, al de volgende elementen: 1° de over te dragen kosten: de bedragen naar rato van de kosten die zijn gemaakt tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar, maar die ten laste van een of meer volgende boekjaren moeten worden gebracht;2° de verworven opbrengsten: de bedragen naar rato van de opbrengsten die pas in een later boekjaar worden geïnd, maar die betrekking hebben op een verstreken boekjaar.

Art. 39.Onder de vorderingen op lange termijn die binnen het jaar vervallen, vermeld in artikel 32, 5°, worden de vorderingen of de gedeelten van de vorderingen opgenomen die oorspronkelijk op langer dan één jaar zijn toegestaan, maar die binnen twaalf maanden vervallen.

Art. 40.De vaste activa, vermeld in artikel 24, vierde lid, bestaan uit al de volgende elementen: 1° de vorderingen op lange termijn;2° de financiële vaste activa;3° de materiële vaste activa;4° de immateriële vaste activa.

Art. 41.Onder de vorderingen op lange termijn, vermeld in artikel 40, 1°, worden de vorderingen opgenomen die behoren tot de vaste activa, vermeld in artikel 24, vierde lid. De vorderingen of het gedeelte van de vorderingen met een looptijd van meer dan één jaar die binnen twaalf maanden vervallen, worden overgeboekt naar de vorderingen op lange termijn die binnen het jaar vervallen, vermeld in artikel 32, 5°.

Onder de overeenstemmende rubrieken van de vorderingen worden, naast de vorderingen waarvoor een titel bestaat, ook de te ontvangen opbrengsten opgenomen die tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar zijn ontstaan en waarvoor er nog geen titel bestaat, op voorwaarde dat de schuldenaar vaststaat en het bedrag vaststaat of met nauwkeurigheid kan worden geschat.

De vorderingen, vermeld in het eerste en tweede lid, worden naargelang hun aard ondergebracht bij de vorderingen uit ruiltransacties of bij de vorderingen uit niet-ruiltransacties.

Art. 42.§ 1. De financiële vaste activa, vermeld in artikel 40, 2°, bestaan uit al de volgende elementen: 1° de belangen in en vorderingen op openbare besturen en ondernemingen;2° de andere aandelen en effecten;3° de borgtochten voor meer dan een jaar in contanten. § 2. Onder de belangen in openbare besturen en ondernemingen, vermeld in paragraaf 1, 1°, worden de maatschappelijke rechten opgenomen die de Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft in die entiteiten, en die tot doel hebben de activiteit van de entiteiten op duurzame wijze te ondersteunen.

Onder de vorderingen op openbare besturen en ondernemingen, vermeld in paragraaf 1, 1°, worden de vorderingen opgenomen die de Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft op die entiteiten, en die tot doel hebben de activiteit van de entiteiten op duurzame wijze te ondersteunen, ongeacht de contractuele looptijd, oorsprong of vorm ervan.

Onder de andere aandelen en effecten, vermeld in paragraaf 1, 2°, komen de maatschappelijke rechten in andere entiteiten dan de openbare besturen en ondernemingen, vermeld in paragraaf 1, 1°, die ertoe strekken het beleid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie te bevorderen door een duurzame en specifieke band met die entiteit te scheppen.

Onder de borgtochten in contanten, vermeld in paragraaf 1, 3°, worden de borgtochten opgenomen die in contanten gestort zijn als doorlopende waarborg. § 3. De niet-opgevraagde bedragen op belangen en aandelen worden vermeld in de toelichting van de jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2, per rubriek waarin de nog vol te storten belangen en aandelen zijn opgenomen.

Art. 43.De materiële vaste activa, vermeld in artikel 40, 3°, bestaan uit al de volgende elementen: 1° de gemeenschapsgoederen;2° de bedrijfsmatige materiële vaste activa;3° de andere materiële vaste activa. De gemeenschapsgoederen en de bedrijfsmatige materiële vaste activa zijn activa die aangewend worden om een maatschappelijke dienstverlening te vervullen, ongeacht wie die dienstverlening verzorgt.

Art. 44.Gemeenschapsgoederen, vermeld in artikel 43, eerste lid, 1°, zijn materiële vaste activa waarbij de vervulling van de maatschappelijke dienstverlening minder ontvangsten genereert dan de uitgaven die nodig zijn om die activa te verkrijgen en om die dienstverlening te realiseren.

Art. 45.De gemeenschapsgoederen, vermeld in artikel 43, eerste lid, 1°, bestaan uit al de volgende elementen: 1° de terreinen en de gebouwen;2° de andere infrastructuur;3° de installaties, de machines en de uitrusting;4° het meubilair, de kantooruitrusting en het rollend materieel;5° de leasing en soortgelijke rechten;6° het erfgoed.

Art. 46.De bedrijfsmatige materiële vaste activa, vermeld in artikel 43, eerste lid, 2°, zijn materiële vaste activa waarbij de vervulling van de maatschappelijke dienstverlening voldoende ontvangsten genereert om de uitgaven te compenseren die nodig zijn om die activa te verkrijgen en om die dienstverlening te realiseren.

Art. 47.De bedrijfsmatige materiële vaste activa, vermeld in artikel 43, eerste lid, 2°, bestaan uit al de volgende elementen: 1° de terreinen en de gebouwen;2° de installaties, de machines en de uitrusting;3° het meubilair, de kantooruitrusting en het rollend materieel;4° de leasing en soortgelijke rechten.

Art. 48.De andere materiële vaste activa, vermeld in artikel 43, eerste lid, 3°, zijn materiële vaste activa die worden aangewend om huuropbrengsten, een waardestijging of beide te realiseren en die niet aangewend worden om een maatschappelijke dienstverlening te vervullen.

De voormelde andere materiële vaste activa bestaan uit: 1° de terreinen en de gebouwen;2° de roerende goederen. Onder de voormelde andere materiële vaste activa worden de volgende bedragen opgenomen: 1° de roerende of onroerende goederen die niet tot de gemeenschapsgoederen of tot de bedrijfsmatige materiële vaste activa behoren, en die worden aangewend als roerende of onroerende reserve;2° de buiten gebruik of buiten de exploitatie gestelde materiële vaste activa;3° de roerende en onroerende goederen die niet tot de gemeenschapsgoederen of tot de bedrijfsmatige materiële vaste activa behoren, en die in erfpacht, opstal, huur, handelshuur of landpacht zijn gegeven, behalve als de vorderingen die voortvloeien uit die contracten, geboekt worden onder de vorderingen van de vlottende of de vaste activa. De onroerende goederen die werden aangekocht of gebouwd om onmiddellijk doorverkocht te worden, worden niet opgenomen onder de voormelde andere materiële vaste activa, maar worden afzonderlijk onder de voorraden vermeld.

Art. 49.Al de volgende bedragen worden opgenomen onder de terreinen en de gebouwen, vermeld in artikel 45, 1° : 1° de bebouwde en onbebouwde terreinen, de constructies daarop, en de inrichting ervan, waarvan de Vlaamse Gemeenschapscommissie eigenaar is;2° de andere zakelijke rechten die de Vlaamse Gemeenschapscommissie bezit op een onroerend goed als de vergoedingen bij de aanvang van het contract zijn vooruitbetaald.

Art. 50.De gronden van kunstwerken en de kunstwerken behoren tot de andere infrastructuur, vermeld in artikel 45, 2°.

Art. 51.Al de volgende bedragen worden opgenomen onder de installaties, de machines en de uitrusting, vermeld in artikel 45, 3°, en artikel 47, 2° : 1° de materiële elementen, met uitzondering van meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel, waarmee een gebouw wordt uitgerust omdat ze nodig zijn voor de werking, als ze niet onroerend zijn door bestemming;2° de kleine gereedschappen die niet behoren tot de kantooruitrusting, als ze niet onmiddellijk in de staat van opbrengsten en kosten worden opgenomen.

Art. 52.Onder leasing en soortgelijke rechten als vermeld in artikel 45, 5°, en artikel 47, 4°, worden de gebruiksrechten op lange termijn opgenomen waarover de Vlaamse Gemeenschapscommissie beschikt op grond van leasing, erfpacht, recht van opstal of soortgelijke overeenkomsten.

Leasing is de overeenkomst waarbij de leasinggever aan de leasingnemer het recht overdraagt om een goed te gebruiken voor een welbepaalde periode, tegen betaling of een reeks van betalingen, en waarbij nagenoeg alle voor- en nadelen die aan de eigendom zijn verbonden, worden overgedragen aan de leasingnemer.

Art. 53.De activa met historische, artistieke, wetenschappelijke, technologische of geofysische waarde en de activa die belangrijk zijn voor het behoud van het leefmilieu behoren tot het erfgoed, vermeld in artikel 45, 6°. Die activa worden hoofdzakelijk aangehouden voor hun bijdrage aan de algemene kennis en cultuur.

Art. 54.§ 1. Al de volgende bedragen worden opgenomen onder de immateriële vaste activa, vermeld in artikel 40, 4° : 1° de kosten van ontwikkeling;2° de concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en andere soortgelijke rechten;3° de goodwill;4° de vooruitbetalingen op immateriële vaste activa;5° de plannen en studies ter voorbereiding van nieuwe projecten, die geen deel uitmaken van een materieel vast activum. § 2. In paragraaf 1, 1°, wordt verstaan onder kosten van ontwikkeling: de kosten van vervaardiging en ontwikkeling van prototypes en van producten, uitvindingen en knowhow, die nuttig zijn voor de ontwikkeling van de toekomstige activiteiten van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

In de toelichting van de jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2, wordt het bedrag vermeld van de kosten van ontwikkeling die onder de immateriële vaste activa opgenomen zijn. § 3. In paragraaf 1, 2°, wordt verstaan onder concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en andere soortgelijke rechten: enerzijds de octrooien, licenties, knowhow, merken en andere gelijkaardige rechten waarvan de Vlaamse Gemeenschapscommissie eigenaar is, en anderzijds de rechten tot exploitatie van onroerende goederen, octrooien, licenties, merken en andere gelijkaardige rechten die eigendom zijn van derden, alsook de aanschaffingswaarde van het recht van de Vlaamse Gemeenschapscommissie om van derden knowhow te verkrijgen, als die rechten door de Vlaamse Gemeenschapscommissie onder bezwarende titel zijn verworven. § 4. In paragraaf 1, 3°, wordt verstaan onder goodwill: de prijs die betaald is voor de verwerving van een andere entiteit of een onderdeel ervan, als die hoger is dan de nettowaarde van de actiefbestanddelen minus de passiefbestanddelen van de verworven entiteit of van het onderdeel ervan. § 5. In paragraaf 1, 4°, wordt verstaan onder de vooruitbetalingen op immateriële vaste activa: de voorschotten die betaald zijn met het oog op de verwerving van immateriële vaste activa. HOOFDSTUK 3. - De passiva

Art. 55.§ 1. De schulden op korte termijn, vermeld in artikel 25, vierde lid, bestaan uit: 1° de schulden uit ruiltransacties;2° de schulden uit niet-ruiltransacties;3° de overlopende rekeningen van het passief;4° de schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen. De schulden uit ruiltransacties bestaan uit: 1° de voorzieningen voor risico's en kosten;2° de financiële schulden;3° niet-financiële schulden uit ruiltransacties. § 2. De schulden op lange termijn, vermeld in artikel 25, vijfde lid, bestaan uit: 1° de schulden uit ruiltransacties;2° de schulden uit niet-ruiltransacties. De schulden uit ruiltransacties bestaan uit: 1° de voorzieningen voor risico's en kosten;2° de financiële schulden;3° de niet-financiële schulden uit ruiltransacties. § 3. Onder de overeenkomstige rubrieken, vermeld in paragraaf 1 en 2, met uitzondering van paragraaf 1, eerste lid, 3°, en paragraaf 2, tweede lid, 1°, worden, naast de schulden waarvoor een titel bestaat, ook de te betalen kosten geboekt die in de loop van het boekjaar of van een vorig boekjaar zijn gemaakt en waarvoor nog geen titel bestaat, maar waarvan de schuldeiser vaststaat en waarvan het bedrag vaststaat of nauwkeurig kan worden geschat.

Art. 56.Onder de financiële schulden, vermeld in artikel 55, § 1, tweede lid, 2°, en § 2, tweede lid, 2°, worden de schulden aan de kredietinstellingen, de andere leningen en de verplichtingen die voortvloeien uit obligatieleningen, leasing of soortgelijke overeenkomsten opgenomen, ook al zijn ze aangegaan ten aanzien van leveranciers of worden ze door een handelseffect vertegenwoordigd.

Art. 57.Onder de schulden voor de bezoldigingen en de sociale schulden worden de volgende bedragen opgenomen: 1° de nettobezoldigingen;2° de ingehouden voorheffingen;3° de bijdragen in het kader van de sociale zekerheid.

Art. 58.§ 1. Onder de voorzieningen voor risico's en kosten, vermeld in artikel 55, § 1, tweede lid, 1°, en § 2, tweede lid, 1°, worden de naar hun aard duidelijk omschreven schulden opgenomen die op de balansdatum zeker zijn, en waarvan het bedrag niet vaststaat, maar wel op betrouwbare wijze kan worden geschat. Het betreft schulden die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden, waarvan de afwikkeling naar verwachting resulteert in een uitstroom van middelen.

De voormelde voorzieningen voor risico's en kosten bestaan uit: 1° pensioenen en soortgelijke verplichtingen;2° andere risico's en kosten. § 2. De voorzieningen die door de Vlaamse Gemeenschapscommissie zijn gevormd om te voldoen aan de verplichtingen op het vlak van rust- en overlevingspensioenen, brugpensioenen en andere pensioenen en renten die de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor zijn actuele of gewezen mandatarissen of personeelsleden heeft aangegaan, worden opgenomen onder de pensioenen en soortgelijke verplichtingen, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°. § 3. Onder de andere risico's en kosten, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, worden de voorzieningen opgenomen die door de Vlaamse Gemeenschapscommissie zijn gevormd voor de risico's en kosten die voortvloeien uit: 1° persoonlijke of zakelijke zekerheden, verstrekt tot waarborg van schulden of verbintenissen van derden;2° verbintenissen tot aan- of verkoop van vaste activa;3° de uitvoering van geplaatste of ontvangen bestellingen;4° termijnposities of -overeenkomsten in deviezen of betreffende goederen;5° technische waarborgen die verbonden zijn aan een verkoop door de Vlaamse Gemeenschapscommissie die al heeft plaatsgevonden, of diensten die al door de Vlaamse Gemeenschapscommissie verricht zijn;6° hangende geschillen;7° legaten. § 4. De voorzieningen voor risico's en kosten, vermeld in artikel 55, § 1, tweede lid, 1°, en § 2, tweede lid, 1°, worden geïndividualiseerd naargelang van de risico's en kosten met dezelfde aard die ze moeten dekken.

Art. 59.Naast de bedragen, vermeld in artikel 140, 157 en 159, bevatten de overlopende rekeningen van het passief, vermeld in artikel 55, § 1, eerste lid, 3°, al de volgende elementen: 1° de toe te rekenen kosten: de bedragen naar rato van de kosten die pas in een later boekjaar worden betaald, maar die betrekking hebben op een verstreken boekjaar;2° de over te dragen opbrengsten: de bedragen naar rato van de opbrengsten die in de loop van het boekjaar of van een vorig boekjaar zijn geïnd, maar die betrekking hebben op een later boekjaar.

Art. 60.De schulden of de gedeelten van de schulden op meer dan één jaar die binnen twaalf maanden vervallen, worden opgenomen onder de schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen, vermeld in artikel 55, § 1, eerste lid, 4°.

Art. 61.Onder het nettoactief, vermeld in artikel 25, tweede lid, 2°, worden al de volgende bedragen opgenomen: 1° de kapitaalssubsidies en de schenkingen;2° het gecumuleerde overschot of tekort;3° de herwaarderingsreserves;4° het overige nettoactief.

Art. 62.De kapitaalssubsidies, vermeld in artikel 61, 1°, omvatten de subsidies die van overheidswege zijn verkregen voor investeringen in vaste activa.

De schenkingen, legaten en soortgelijke rechten die de Vlaamse Gemeenschapscommissie verkrijgt in de vorm van vaste activa of voor investeringen in vaste activa, of die niet gekoppeld zijn aan de operationele activiteiten, worden opgenomen onder de schenkingen, vermeld in artikel 61, 1°.

Art. 63.Het gecumuleerde overschot of tekort, vermeld in artikel 61, 2°, is de som van het gecumuleerde overschot of tekort van de vorige boekjaren en het overschot of tekort van het huidige boekjaar, vermeld in artikel 26, vierde lid.

Art. 64.Onder de herwaarderingsreserves, vermeld in artikel 61, 3°, worden de in de algemene rekeningen geboekte niet-gerealiseerde meerwaarden op de vaste activa, vermeld in artikel 155, opgenomen.

Art. 65.Het overige nettoactief, vermeld in artikel 61, 4°, is het verschil tussen enerzijds het totaal van de activa en anderzijds het totaal van de schulden en van de andere rubrieken van het nettoactief, vermeld in artikel 25, tweede lid, 2°. HOOFDSTUK 4. - De opbrengsten

Art. 66.De operationele opbrengsten bestaan uit al de volgende elementen: 1° de opbrengsten uit de werking;2° de dotaties en werkingssubsidies;3° de meerwaarden bij de realisatie van vaste activa;4° de andere operationele opbrengsten.

Art. 67.Onder de opbrengsten uit de werking, vermeld in artikel 66, 1°, wordt het bedrag verstaan van de verkoop van goederen en de levering van diensten aan derden, in het kader van de maatschappelijke dienstverlening door de Vlaamse Gemeenschapscommissie, na aftrek van de op de prijs toegestane kortingen. Die bedragen omvatten niet de belasting over de toegevoegde waarde, noch een andere belasting die rechtstreeks verbonden is aan de opbrengsten uit de werking.

Art. 68.Onder de dotaties en werkingssubsidies, vermeld in artikel 66, 2°, worden de dotaties, subsidies, schenkingen en legaten geboekt die bij de verkrijging niet afhankelijk zijn van een investering in vaste activa.

De werkingssubsidies bestaan uit: 1° de algemene werkingssubsidies;2° de specifieke werkingssubsidies. Onder de algemene werkingssubsidies, vermeld in het tweede lid, 1°, worden de werkingssubsidies opgenomen die dienen voor de algemene financiering van de werking van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Onder de specifieke werkingssubsidies, vermeld in het tweede lid, 2°, worden de werkingssubsidies opgenomen die niet dienen voor de algemene financiering van de werking van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Art. 69.Onder de andere operationele opbrengsten, vermeld in artikel 66, 4°, worden de opbrengsten opgenomen die niet vallen onder de elementen, vermeld in artikel 66, 1° tot en met 3°, en die niet als een financiële opbrengst kunnen worden aangemerkt.

Onder deze rubriek worden ook de terugnemingen van de waardeverminderingen opgenomen, die zijn geboekt op financiële, materiële en immateriële vaste activa.

Art. 70.Al de volgende bedragen worden opgenomen onder de financiële opbrengsten: 1° de opbrengsten uit financiële vaste activa;2° de opbrengsten uit activa die opgenomen zijn onder de rubrieken liquide middelen en geldbeleggingen, vorderingen op korte termijn en vorderingen op lange termijn;3° de andere financiële opbrengsten. Al de volgende bedragen worden onder de andere financiële opbrengsten, vermeld in het eerste lid, 3°, opgenomen: 1° de meerwaarden bij de realisatie van liquide middelen en geldbeleggingen en de meerwaarde van andere vorderingen dan de werkingsvorderingen;2° de als opbrengst geboekte investerings- en intrestsubsidies;3° de wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta, tenzij die specifiek verbonden zijn aan een andere rubriek van de staat van opbrengsten en kosten;4° alle opbrengsten van financiële aard die geen verband houden met welbepaalde activa. In het tweede lid, 1°, wordt verstaan onder werkingsvorderingen: de vorderingen die verband houden met de operationele opbrengsten. HOOFDSTUK 5. - De kosten

Art. 71.De operationele kosten bestaan uit al de volgende elementen: 1° goederen en diensten;2° bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen;3° afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen;4° toegestane werkingssubsidies;5° toegestane investeringssubsidies;6° minderwaarden bij de realisatie van vaste activa;7° andere operationele kosten.

Art. 72.Goederen en diensten als vermeld in artikel 71, 1°, omvatten al de volgende goederen en diensten, na aftrek van de in de handel toegestane kortingen en van de belasting over de toegevoegde waarde, als die terugvorderbaar is: 1° de volgende goederen en diensten die rechtstreeks verband houden met de totstandkoming van de maatschappelijke dienstverlening door de Vlaamse Gemeenschapscommissie: a) de inkoop van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen;b) de ingekochte diensten, werken en studies;c) de dienstverlening van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, uitgevoerd door derden;d) de inkoop van onroerende goederen die bestemd zijn voor verkoop;e) de voorraadwijzigingen;2° de goederen en diensten die geen rechtstreeks verband houden met de totstandkoming van de maatschappelijke dienstverlening door de Vlaamse Gemeenschapscommissie, tenzij die kosten onder bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen moeten worden geboekt. De vergoedingen van uitzendkrachten en ter beschikking van de Vlaamse Gemeenschapscommissie gestelde personen worden ook opgenomen onder de rubriek, vermeld in het eerste lid, 2°.

Art. 73.Al de volgende bedragen worden opgenomen onder de afschrijvingen, de waardeverminderingen en de voorzieningen, vermeld in artikel 71, 3° : 1° de afschrijvingen en de waardeverminderingen die zijn geboekt op financiële, materiële en immateriële vaste activa;2° de waardeverminderingen die zijn geboekt op voorraden, op bestellingen in uitvoering of op werkingsvorderingen;3° de terugnemingen van waardeverminderingen die geboekt zijn op voorraden of op werkingsvorderingen.Voor de voorraden vindt de terugneming niet plaats als de toepassing van een van de waarderingsmethoden, vermeld in artikel 133, § 3, ertoe leidt dat bij de waardebepaling van de uitgaande voorraden rekening wordt gehouden met waardeverminderingen die tijdens vorige boekjaren zijn geboekt; 4° de voorzieningen die zijn gevormd voor operationele risico's en verplichtingen;5° de bestedingen van voorzieningen voor operationele risico's en kosten die vroeger zijn gevormd, als die risico's en verplichtingen aanleiding hebben gegeven tot kosten;6° de terugnemingen van voorzieningen voor operationele risico's en kosten die tijdens een vorig boekjaar zijn gevormd en die overtollig zijn gebleken.

Art. 74.De tussenkomsten in de werking van andere entiteiten worden opgenomen onder de toegestane werkingssubsidies, vermeld in artikel 71, 4°.

Art. 75.De kosten die niet vallen onder de elementen, vermeld in artikel 71, 1° tot en met 6°, en die niet als financiële kosten kunnen worden aangemerkt worden opgenomen onder de andere operationele kosten, vermeld in artikel 71, 7°.

Onder de rubriek, vermeld in het eerste lid, worden al de volgende bedragen opgenomen: 1° de belastingen die als operationele kosten moeten worden aangemerkt;2° de minderwaarden die zijn geboekt bij de realisatie van de werkingsvorderingen, tenzij die minderwaarden gelijk zijn aan het disconto.Het disconto wordt geboekt onder de andere financiële kosten.

Art. 76.Al de volgende bedragen worden opgenomen onder de financiële kosten, vermeld in : 1° de kosten van schulden;2° de waardeverminderingen en de terugnemingen ervan op: a) liquide middelen en geldbeleggingen;b) andere vorderingen dan werkingsvorderingen;3° de andere financiële kosten.

Art. 77.Al de volgende bedragen worden opgenomen onder de kosten van schulden, vermeld in artikel 76, 1° : 1° de intresten, de commissies en de kosten die verbonden zijn aan schulden;2° de afschrijving van de kosten bij de uitgifte van leningen en van het disagio. De geactiveerde intresten worden afgetrokken van het bedrag van de kosten die zijn opgenomen in de rubriek, vermeld in het eerste lid.

Art. 78.Alle kosten van financiële aard die niet vallen onder de elementen, vermeld in artikel 76, 1° en 2°, worden opgenomen onder de andere financiële kosten, vermeld in artikel 76, 3°.

Onder de rubriek, vermeld in het eerste lid, worden al de volgende bedragen opgenomen: 1° de minderwaarden die zijn verwezenlijkt bij de realisatie van liquide middelen en geldbeleggingen en van andere vorderingen dan werkingsvorderingen;2° het disconto ten laste van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bij de verhandeling van vorderingen;3° de wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta, tenzij die specifiek verbonden zijn aan een andere rubriek van de staat van opbrengsten en kosten;4° de commissies;5° de voorzieningen die zijn gevormd voor financiële risico's en verplichtingen;6° de bestedingen van voorzieningen voor financiële risico's en kosten die vroeger zijn gevormd, als die risico's en verplichtingen aanleiding hebben gegeven tot kosten;7° de terugnemingen van voorzieningen voor financiële risico's en kosten die tijdens een vorig boekjaar zijn gevormd en die overtollig zijn gebleken;8° de kosten die verbonden zijn aan andere financiële verrichtingen dan schulden. TITEL 5. - De boekhouding HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 79.De boekhouding van de Vlaamse Gemeenschapscommissie wordt in euro gevoerd door een stelsel van dagboeken en rekeningenstelsels.

Art. 80.De minister stelt het minimum genormaliseerde stelsel van de algemene rekeningen vast, met inbegrip van de algemene rekeningen voor de budgettaire verrichtingen.

Het stelsel wordt zodanig opgesteld dat minimaal de financiële nota van het meerjarenplan en de financiële nota van de jaarrekening zonder toevoeging of weglating voortvloeien uit de saldi van de desbetreffende algemene rekeningen.

De minister stelt het minimum genormaliseerde stelsel van de beleidsvelden vast.

De minister stelt het minimum genormaliseerde stelsel van de economischesectorcodes vast. Die codes geven aan tot welke economische sector degene behoort met wie een transactie plaatsvindt of zal plaatsvinden.

De minimum genormaliseerde stelsels van de algemene rekeningen, van de beleidsvelden en van de economischesectorcodes maken een rapportering mogelijk in het kader van verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie.

De minister stelt de minimum genormaliseerde budgettaire entiteitscode voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie vast. HOOFDSTUK 2. - De budgettaire verrichtingen

Art. 81.Elke inschrijving in een dagboek of een hulpdagboek, vermeld in dit hoofdstuk, bevat minstens al de volgende elementen: 1° een doorlopend volgnummer per dagboek of hulpdagboek;2° de invoerdatum;3° het boekjaar;4° de budgettaire entiteitscode;5° de algemene rekening;6° een verwijzing naar het beleidsveld;7° in voorkomend geval, een verwijzing naar de economischesectorcode;8° in voorkomend geval, een verwijzing naar de actie;9° in voorkomend geval, het investeringsproject;10° het bedrag;11° een omschrijving van de verrichting. De minister bepaalt de algemene rekeningen waarvoor in de budgettaire boekhouding een verwijzing naar de economischesectorcode, vermeld in het eerste lid, 7°, wordt opgenomen.

Art. 82.Alle verwachte ontvangsten en uitgaven voor de periode van het meerjarenplan zijn ingeschreven in een budgettair dagboek van de verwachte ontvangsten en uitgaven.

Art. 83.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder vastlegging van een transactie: de inschrijving, in een budgettair dagboek van de vastleggingen, van de verwachte uitgaven per boekjaar als gevolg van een voorgenomen of al aangegane verbintenis met een welbepaalde derde. § 2. De Vlaamse Gemeenschapscommissie werkt de nodige regels uit zodat ze op basis van de inschrijvingen, vermeld in paragraaf 1, permanent beschikt over een correct overzicht van de nog beschikbare kredieten. § 3. Alle vastleggingen van een transactie worden zonder uitstel, getrouw, volledig, naar tijdsorde en volgens doorlopende nummering ingeschreven in een budgettair dagboek van de vastleggingen.

Met behoud van de toepassing van artikel 81 bevat elke inschrijving in een budgettair dagboek van de vastleggingen de derde met wie de verbintenis wordt aangegaan.

Art. 84.Een aanrekening van een transactie is de inschrijving van de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven in een budgettair dagboek van de aanrekeningen.

Alle aanrekeningen van een transactie worden zonder uitstel, getrouw, volledig, naar tijdsorde en volgens doorlopende nummering ingeschreven in een budgettair dagboek van de aanrekeningen.

Met behoud van de toepassing van artikel 81 bevat elke inschrijving in een budgettair dagboek van de aanrekeningen al de volgende elementen: 1° de derde met wie de verbintenis is aangegaan;2° voor uitgaven: een verwijzing naar de vastlegging van de transactie.

Art. 85.Een transactie wordt op hetzelfde moment aangerekend in een budgettair dagboek van de aanrekeningen als ze ingeschreven wordt in een dagboek van de algemene boekhouding. HOOFDSTUK 3. - De algemene boekhouding

Art. 86.Alle transacties van de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden ingeschreven in een dagboek of een hulpdagboek van de algemene boekhouding.

Art. 87.Een boeking is de inschrijving van een transactie in een dagboek of een hulpdagboek van de algemene boekhouding.

De boekingen worden zonder uitstel, getrouw, volledig, naar tijdsorde en volgens doorlopende nummering ingeschreven in de dagboeken waarop ze betrekking hebben.

Elke boeking wordt gedaan aan de hand van een gedateerd, doorlopend genummerd bewijsstuk, waarnaar ze verwijst. De bewijsstukken worden methodisch bewaard.

Art. 88.Elke boeking bevat minstens al de volgende elementen: 1° een doorlopend volgnummer per dagboek of hulpdagboek;2° de invoerdatum;3° het boekjaar;4° de budgettaire entiteitscode;5° de te debiteren algemene rekeningen;6° de te debiteren bedragen;7° de te crediteren algemene rekeningen;8° de te crediteren bedragen;9° een omschrijving van de verrichting;10° de boekhoudkundige periode, vermeld in artikel 89. Het moment waarop de transactie plaatsvindt, bepaalt de boekhoudkundige periode.

Art. 89.Per boekjaar wordt de algemene boekhouding ingedeeld in vier boekhoudkundige periodes van één kwartaal, een openingsperiode en een afsluitingsperiode, of in twaalf periodes van één maand, een openingsperiode en een afsluitingsperiode.

Art. 90.Boekingen in een periode zijn alleen mogelijk als de periode niet is afgesloten. De boekhoudkundige periodes moeten afgesloten zijn bij de vaststelling door de raad van de jaarrekening van het boekjaar waartoe ze behoren.

In afwijking van het eerste lid mag de afsluitingsperiode geopend blijven tot de jaarrekening definitief is goedgekeurd en mag de openingsperiode geopend blijven tot de jaarrekening van het vorige boekjaar definitief is goedgekeurd.

In het tweede lid wordt verstaan onder definitief goedgekeurd: de procedure, vermeld in artikel 8 van het decreet van 5 juli 1989 tot organisatie van het toezicht op de Vlaamse Gemeenschapscommissie, is afgerond.

De afsluiting van een periode houdt in dat die periode in alle dagboeken en hulpdagboeken afgesloten is.

Art. 91.Compensatie tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en verplichtingen, en tussen kosten en opbrengsten is verboden. HOOFDSTUK 4. - De openings- en afsluitingsverrichtingen

Art. 92.De openingsverrichtingen worden geboekt in de openingsperiode en de afsluitingsverrichtingen worden geboekt in de afsluitingsperiode.

Art. 93.Een boekjaar kan niet afgesloten worden als niet alle periodes van dat boekjaar afgesloten zijn. HOOFDSTUK 5. - De uitgavencyclus

Art. 94.Voordat een verbintenis wordt aangegaan of, in voorkomend geval, voordat de voorgenomen verbintenis ter visering aan de financieel directeur wordt voorgelegd, wordt: 1° nagegaan of er voor het lopende boekjaar voldoende kredieten beschikbaar zijn en of de verbintenis mogelijk is binnen het meerjarenplan;2° de uitgave voor de boekjaren in kwestie vastgelegd.

Art. 95.Als dat nog niet gebeurd is, worden in het begin van het boekjaar de vastleggingen geregistreerd van de uitgaven die in de loop van het boekjaar gedaan worden als gevolg van verbintenissen uit vorige boekjaren.

Art. 96.De volgende categorieën van verrichtingen kunnen niet worden uitgesloten van de visumverplichting: 1° de aanstelling van statutaire personeelsleden;2° de aanstelling van contractuele personeelsleden voor onbepaalde duur;3° de aanstelling van contractuele personeelsleden voor een periode van één jaar of meer;4° de verbintenissen waarvan het bedrag hoger is dan vijftigduizend euro;5° de verbintenissen die een contractuele looptijd hebben van meer dan één jaar en waarvan het jaarlijkse bedrag hoger is dan vijfentwintigduizend euro;6° de investeringssubsidies waarvan het bedrag hoger is dan tienduizend euro. Bij opeenvolgende contracten voor de aanstelling van contractuele personeelsleden voor dezelfde functie wordt de totale duur aangenomen voor de toepassing van het eerste lid.

Art. 97.Na de goedkeuring van de te betalen bedragen wordt, als dat nodig is, de vastlegging, vermeld in artikel 83, aangepast.

Art. 98.Met uitzondering van de uitgaven die betaald worden via provisies, kan een uitgave alleen betaald worden na de vastlegging en de aanrekening ervan.

Een provisie kan pas aangezuiverd worden nadat de uitgaven die ermee betaald zijn, vastgelegd en aangerekend zijn. HOOFDSTUK 6. - De ontvangstencyclus

Art. 99.De financieel directeur boekt de vorderingen waarvan de invorderbaarheid twijfelachtig is, over naar een rekening dubieuze debiteuren.

De financieel directeur boekt de bedragen die betaald moeten worden door schuldenaren van wie de insolvabiliteit bewezen is door om het even welke bewijsstukken, als oninvorderbare vorderingen.

Art. 100.Het is niet toegestaan om gegevens van uitgaande facturen die al zijn ingeboekt, te wijzigen of om uitgaande facturen geheel of gedeeltelijk te annuleren. Annulaties of wijzigingen worden doorgevoerd met een creditnota of een bijkomende factuur. HOOFDSTUK 7. - Vereisten voor de boekhoudsoftware

Art. 101.De boekhoudsoftware biedt niet de mogelijkheid om de verplichte gegevens van inschrijvingen in de dagboeken te wijzigen of te verwijderen.

De boekhoudsoftware is zo ingesteld dat, na de afsluiting van een periode, de periode niet meer heropend kan worden en dat er in afgesloten perioden niet meer geboekt kan worden.

Art. 102.Bij elke boeking voert de boekhoudsoftware al de volgende controles uit: 1° debet is gelijk aan credit;2° de gebruikte algemene rekening komt voor in het algemeen rekeningenstelsel van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;3° er worden in de algemene boekhouding geen negatieve bedragen gebruikt;4° de gebruikte boekhoudperiode is nog niet afgesloten;5° de datum van het verantwoordingsstuk valt niet na de invoerdatum.

Art. 103.De boekhoudsoftware voert al de volgende controles uit op de dagboeken: 1° de chronologische volgorde van de inschrijvingen wordt niet verstoord;2° debet en credit zijn gelijk voor elk dagboek en voor elke periode;3° het totaal van de bewegingen op het debet en het totaal van de bewegingen op het credit van de rekeningenbalans zijn gelijk;4° de totalen van de dagboeken en van de algemene rekeningen zijn gelijk;5° de totalen van debet en credit van de rekeningen van klasse 0 zijn gelijk;6° de totalen van debet en credit van de rekeningen van klasse 1 tot en met 7 zijn gelijk;7° de budgettaire boekhouding sluit aan bij de algemene boekhouding.

Art. 104.De boekhoudsoftware levert alle beleidsrapporten aan, de opvolgingsrapporteringen en de digitale rapporteringen.

Elk gegenereerd rapport dat betrekking heeft op volledig afgesloten periodes, kan op een later tijdstip op identieke wijze opnieuw worden gegenereerd.

Art. 105.De boekhoudsoftware voorziet in de mogelijkheid om voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie of voor derden digitale rapportering op te maken, gebaseerd op open standaarden. Hij biedt de Vlaamse Gemeenschapscommissie ook de mogelijkheid om de data van haar boekhouding te exporteren, volgens open standaarden.

De boekhoudsoftware voorziet in de mogelijkheid om digitale gegevens van derden te verwerken die gebaseerd zijn op open standaarden.

De minister kan de open standaarden, vermeld in dit artikel, bepalen.

Art. 106.De leverancier van de boekhoudsoftware ontwerpt een procedure om veiligheidskopieën te nemen van alle bestanden die nodig zijn om het boekhoudsysteem te herstellen, en brengt de Vlaamse Gemeenschapscommissie daarvan op de hoogte.

De leverancier van de boekhoudsoftware ontwerpt een procedure om vanuit de veiligheidskopie het boekhoudsysteem te herstellen, en brengt de Vlaamse Gemeenschapscommissie daarvan op de hoogte.

Art. 107.De leverancier van de boekhoudsoftware ontwerpt een procedure die de gebruiker moet volgen bij de archivering van een boekjaar, en brengt de Vlaamse Gemeenschapscommissie daarvan op de hoogte.

De leverancier zorgt ervoor dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie de gearchiveerde gegevens kan raadplegen zolang de bewaartermijn van de opgeslagen gegevens niet overschreden is.

Art. 108.Het boekhoudsysteem is voldoende beveiligd tegen misbruiken en ongeoorloofde manipulatie van de opgeslagen gegevens, en tegen de schade die slecht werkende hard- of software kan veroorzaken.

Art. 109.De boekhoudsoftware voorziet in de identificatie van elke gebruiker van het systeem, en in de identificatie van iedereen die rechtstreekse toegang krijgt tot de databanken waarvan het boekhoudsysteem gebruikmaakt.

Het systeem biedt de mogelijkheid om de toegang tot bepaalde gegevens of functies te beperken voor bepaalde gebruikers, overeenkomstig de interne beheersregels van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

De databanken worden alleen rechtstreeks bewerkt om de nodige herstel- en onderhoudswerken uit te voeren, en dat is alleen mogelijk met het uitdrukkelijke akkoord van de persoon die aangewezen is via de interne beheersregels van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, of van de gemachtigde van die persoon.

Art. 110.Telkens als gegevens verwerkt worden, wordt al de volgende informatie geregistreerd in een bestand: 1° de identificatie van de auteur van de verwerking;2° de datum en het tijdstip van de verwerking;3° de soort verwerking. Er wordt een bestand dat vergelijkbaar is met het bestand, vermeld in het eerste lid, bijgehouden van elke rechtstreekse toegang tot en elke verwerking van de onderliggende databanken. Dat bestand kan alleen verwijderd worden met het akkoord van twee personeelsleden die de Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft aangewezen.

Art. 111.De leverancier van de boekhoudsoftware zorgt voor de nodige documentatie en opleiding bij zijn software. HOOFDSTUK 8. - De waarderingsregels Afdeling 1. - Algemene principes

Art. 112.§ 1. Het college bepaalt conform de bepalingen van dit hoofdstuk, de regels die gelden voor: 1° de waardering van de inventaris van al de bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie van welke aard ook;2° de vorming en de aanpassing van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten;3° de herwaarderingen. In de toelichting van de jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2, worden de waarderingsregels zo samengevat dat een voldoende nauwkeurig inzicht wordt verkregen in de toegepaste waarderingsmethoden. § 2. Bij de vaststelling en toepassing van de waarderingsregels wordt ervan uitgegaan dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie haar activiteiten voortzet. Als dat voor bepaalde activiteiten niet het geval is, worden de waarderingsregels dienovereenkomstig aangepast en gelden de volgende verplichtingen: 1° voor de vlottende en de vaste activa wordt zo nodig tot aanvullende afschrijvingen of waardeverminderingen overgegaan om de boekhoudkundige waarde terug te brengen tot de vermoedelijke realisatiewaarde;2° een voorziening wordt gevormd voor de kosten die verbonden zijn aan de beëindiging van de werkzaamheden en voor de vergoedingen die uitgekeerd moeten worden aan het personeel.

Art. 113.De waarderingsregels, vermeld in artikel 112, § 1, eerste lid, zijn van het ene boekjaar op het andere identiek en worden stelselmatig toegepast.

In afwijking van het eerste lid worden de voormelde waarderingsregels gewijzigd als de vroeger gevolgde waarderingsregels niet langer zorgen voor een waar en getrouw beeld.

Een wijziging als vermeld in het tweede lid, wordt in de toelichting van jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2, vermeld en verantwoord.

De geraamde invloed van de wijziging, vermeld in het tweede lid, op het vermogen, op de financiële toestand en op de staat van opbrengsten en kosten wordt vermeld in de toelichting van de jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2, over het boekjaar waarin de afwijkende waarderingsregel voor het eerst wordt toegepast.

Art. 114.Elk bestanddeel van het vermogen wordt afzonderlijk gewaardeerd.

Art. 115.Bij de waardering, vermeld in artikel 114, wordt rekening gehouden met alle voorzienbare risico's, mogelijke verliezen en ontwaardingen die ontstaan zijn tijdens het boekjaar waarop de jaarrekening betrekking heeft of tijdens voorgaande boekjaren, zelfs als die risico's, verliezen of ontwaardingen alleen bekend zijn tussen de balansdatum en het ogenblik waarop het ontwerp van de jaarrekening wordt vastgesteld.

In de gevallen waarin, bij gebrek aan objectieve beoordelingscriteria, de waardering van de voorzienbare risico's, de mogelijke verliezen en de ontwaardingen onvermijdelijk aleatoir is, wordt daarvan melding gemaakt in de toelichting van de jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2, als de bedragen in kwestie belangrijk zijn, rekening houdend met het ware en getrouwe beeld.

Art. 116.Schattingswijzigingen zijn aanpassingen van de boekhoudkundige waarde van een actief of van een verplichting, of van het bedrag van het periodieke gebruik of verbruik van een actief, die voortvloeien uit de beoordeling van de balans en de verwachte toekomstige voordelen en verplichtingen.

Schattingswijzigingen worden verwerkt in de periode waarin de wijziging plaatsvindt en in de daaropvolgende perioden.

Art. 117.Gebeurtenissen na de balansdatum zijn gebeurtenissen die plaatsvinden tussen de balansdatum en de datum waarop de jaarrekening voor vaststelling aan de raad wordt voorgelegd.

Gebeurtenissen na de balansdatum die nadere informatie geven over de feitelijke situatie op de balansdatum, worden verwerkt in de jaarrekening en worden opgenomen in de toelichting van de jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2. Gebeurtenissen na de balansdatum die geen nadere informatie geven over de feitelijke situatie op de balansdatum, worden niet verwerkt in de jaarrekening.

Art. 118.De kosten en de opbrengsten die betrekking hebben op het boekjaar of op voorgaande boekjaren, worden verwerkt in het boekjaar, ongeacht de dag waarop die kosten en opbrengsten worden betaald of geïnd.

Al de volgende bedragen worden ten laste van het boekjaar geboekt: 1° de bezoldigingen, uitkeringen en andere sociale voordelen die in de loop van een volgend boekjaar zullen worden betaald voor diensten die tijdens het boekjaar of tijdens vorige boekjaren zijn verricht;2° in voorkomend geval, het geraamde bedrag van de belastingen op het resultaat van het boekjaar of op het resultaat van de vorige boekjaren. Als de opbrengsten of de kosten in belangrijke mate worden beïnvloed door opbrengsten of kosten die aan een ander boekjaar moeten worden toegerekend, wordt daarvan melding gemaakt in de toelichting van de jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2.

Art. 119.Ontvangsten en uitgaven uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de contante wisselkoers op de datum van de transactie.

Art. 120.Met behoud van de toepassing van artikel 112, § 2, artikel 127, artikel 130 tot en met 133, artikel 140, 155 en 156 wordt elk actiefbestanddeel gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in de balans opgenomen, na aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen. Afdeling 2. - Aanschaffingswaarde

Onderafdeling 1. - Algemene principes

Art. 121.Onder aanschaffingswaarde wordt een van de volgende waarden verstaan: 1° de aanschaffingsprijs, vermeld in artikel 122;2° de ruilwaarde, vermeld in artikel 123;3° de vervaardigingsprijs, vermeld in artikel 124;4° de schenkingswaarde, vermeld in artikel 125;5° de inbrengwaarde, vermeld in artikel 128.

Art. 122.§ 1. De aanschaffingsprijs omvat, naast de aankoopprijs, de niet-terugvorderbare belastingen, de vervoerkosten, de studiekosten en de andere bijkomende kosten. § 2. Voor de actiefbestanddelen die worden verkregen tegen betaling van een lijfrente, is de aanschaffingsprijs het kapitaal dat op het ogenblik van de aanschaffing nodig is om de rente te betalen, in voorkomend geval verhoogd met het bedrag dat bij de aanschaffing is betaald, en met de kosten.

Er wordt een voorziening gevormd ten bedrage van het kapitaal, vermeld in het eerste lid. Die voorziening wordt jaarlijks aangepast.

Art. 123.De aanschaffingswaarde van een door ruil verkregen actiefbestanddeel is de marktwaarde van de in ruil daarvoor overgedragen actiefbestanddelen. Als die waarde moeilijk vastgesteld kan worden, is de aanschaffingsprijs de marktwaarde van het door ruil verkregen actiefbestanddeel. Die waarden worden geschat op de datum van de ruil.

Art. 124.De vervaardigingsprijs omvat, naast de aanschaffingskosten van de grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen, de productiekosten die rechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep toegerekend kunnen worden, als die kosten op de normale productieperiode betrekking hebben. De productiekosten die niet rechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep toegerekend kunnen worden, maken geen deel uit van de vervaardigingsprijs.

Art. 125.Met behoud van de toepassing van artikel 137 is de schenkingswaarde de marktwaarde van de goederen die aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie geschonken worden of die in nalatenschap toegewezen worden, op het moment van de schenking of op de datum van het openvallen van de nalatenschap, alsook de daarmee samenhangende belastingen en kosten.

Het eerste lid is ook van toepassing op goederen die de Vlaamse Gemeenschapscommissie verkrijgt door verjaring.

Art. 126.In de aanschaffingswaarde van materiële en immateriële vaste activa mag de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor de financiering ervan, worden opgenomen als die rente betrekking heeft op de periode die het gebruik van die vaste activa voorafgaat.

De opname van de rente op vreemd vermogen in de aanschaffingswaarde van materiële of immateriële vaste activa wordt bij de waarderingsregels in de toelichting van de jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2, vermeld.

Art. 127.In afwijking van artikel 114 en 120 mogen het meubilair, de kantooruitrusting, het klein materieel, alsook de grond- en hulpstoffen die bestendig worden hernieuwd en waarvan de aanschaffingswaarde te verwaarlozen is in verhouding tot het balanstotaal, op het actief worden opgenomen voor een vast bedrag als de hoeveelheid, de waarde en de samenstelling ervan niet aanmerkelijk veranderd zijn in een boekjaar. In dat geval wordt de prijs voor de hernieuwing van de bestanddelen opgenomen onder de operationele kosten.

Art. 128.De inbrengwaarde stemt overeen met de bedongen waarde van de inbreng.

In geval van bestemming voor of inbreng in een entiteit die geen eigen rechtspersoonlijkheid heeft, wordt onder de inbrengwaarde de waarde van de goederen bij de inbreng of de bestemming verstaan. De inbrengwaarde mag niet hoger zijn dan de prijs die op het ogenblik van de inbreng of de bestemming voor de aankoop van de goederen in kwestie op de markt zou moeten worden betaald.

De belastingen en de kosten voor de inbreng zijn niet begrepen in de inbrengwaarde. Ze worden volledig ten laste gebracht van de staat van opbrengsten en kosten van het boekjaar in de loop waarvan de inbreng heeft plaatsgevonden.

Art. 129.Bij de inbreng van een entiteit of een algemeenheid van goederen worden de ingebrachte activa, passiva, rechten en verplichtingen opgenomen in de boekhouding van de Vlaamse Gemeenschapscommissie tegen de waarde waarvoor ze op het tijdstip van de inbreng in de boekhouding van de inbrengende entiteit waren opgenomen.

Onderafdeling 2. - Bijzondere regels

Art. 130.De liquide middelen en de geldbeleggingen worden, met uitzondering van de vastrentende effecten, gewaardeerd tegen nominale waarde.

Art. 131.De bijkomende kosten voor de aanschaffing van geldbeleggingen worden ten laste genomen van de staat van opbrengsten en kosten van het boekjaar in de loop waarvan ze zijn aangegaan.

Art. 132.Vorderingen worden in de balans opgenomen voor de nominale waarde ervan, met behoud van de toepassing van artikel 149, 157 en 158.

Art. 133.§ 1. Met behoud van de toepassing van het derde lid worden de voorraden die verworven zijn door ruiltransacties, gewaardeerd tegen de aanschaffingswaarde of tegen de marktwaarde op de balansdatum als die lager is.

De waardering tegen de lagere marktwaarde, met toepassing van het eerste lid, mag niet worden gehandhaafd als de marktwaarde achteraf hoger is dan de lagere waarde waartegen de voorraad is gewaardeerd.

De voorraden van goederen die verworven zijn door ruiltransacties die gratis of tegen een symbolische prijs worden verdeeld, en de voorraden van goederen die verbruikt worden in het productieproces van goederen die gratis of tegen een symbolische prijs worden verdeeld, worden gewaardeerd tegen de aanschaffingswaarde. Als de huidige vervangingswaarde echter lager is dan de aanschaffingswaarde, worden ze gewaardeerd tegen de huidige vervangingswaarde. § 2. De voorraden die verworven zijn door niet-ruiltransacties, worden gewaardeerd tegen de marktwaarde op de datum van de verwerving.

De voorraden van goederen die verworven zijn door niet-ruiltransacties en die gratis of tegen een symbolische prijs worden verdeeld, en de voorraden van goederen die verbruikt worden in het productieproces van goederen die gratis of tegen een symbolische prijs worden verdeeld, worden niet gewaardeerd. § 3. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 wordt de aanschaffingswaarde van activa met identieke technische of juridische kenmerken, die opgenomen zijn onder de voorraden, bepaald door individualisering van elk bestanddeel, volgens de methode van de gewogen gemiddelde prijzen of volgens de FIFO-methode.

Als de waarderingsmethode wordt gewijzigd, mag de aanschaffingswaarde van de goederen die geacht worden eerst te zijn ingekomen, niet lager zijn dan de waarde waarvoor ze, voor de toepassing van de desbetreffende waardeverminderingen, opgenomen waren in de inventaris bij de afsluiting van het vorige boekjaar. § 4. De aanschaffingswaarde van de grond- en hulpstoffen, de handelsgoederen en de voor verkoop bestemde gebouwen is de aanschaffingsprijs.

De aanschaffingswaarde van goederen in bewerking en het gereed product wordt, met behoud van de toepassing van artikel 150, bepaald door de vervaardigingsprijs.

Art. 134.De bestellingen in uitvoering worden gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs en: 1° vermeerderd, naarmate de productie of de werkzaamheden vorderen, met het verschil tussen de in de overeenkomst bepaalde prijs en de vervaardigingsprijs, als dat verschil met voldoende zekerheid als verworven mag worden beschouwd;2° verminderd met de ontvangen vooruitbetalingen. In afwijking van het eerste lid kan, met behoud van de toepassing van artikel 112, ook als regel aangenomen worden dat de bestellingen in uitvoering of bepaalde soorten daarvan op de balans geboekt worden tegen hun vervaardigingsprijs, verminderd met de ontvangen vooruitbetalingen.

In de toelichting van de jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2, worden onder de waarderingsregels de methoden en criteria vermeld die voor de waardering van bestellingen in uitvoering zijn toegepast.

Art. 135.De aanschaffingswaarde van belangen of aandelen, ontvangen als vergoeding voor inbrengen die niet bestaan in contanten of die voortkomen uit de omzetting van vorderingen, stemt overeen met de conventionele waarde van de ingebrachte goederen en waarden of van de omgezette vorderingen. Als die conventionele waarde echter lager is dan de marktwaarde van de ingebrachte goederen en waarden of van de omgezette vorderingen, stemt de aanschaffingswaarde overeen met de hogere marktwaarde.

Art. 136.De bijkomende kosten voor de aanschaffing van financiële vaste activa worden ten laste genomen van de staat van opbrengsten en kosten van het boekjaar in de loop waarvan ze zijn aangegaan.

Art. 137.Als een activum dat behoort tot het erfgoed, verkregen is door schenking of als de aanschaffingswaarde ervan niet bepaald kan worden, bedraagt de aanschaffingswaarde één euro.

Art. 138.De gebruiksrechten voor materiële vaste activa waarover de Vlaamse Gemeenschapscommissie beschikt op grond van leasing of gelijkaardige overeenkomsten, worden met behoud van de toepassing van artikel 141, 143, 144 en 152 onder de activa opgenomen voor het gedeelte van de volgens de overeenkomst te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.

De overeenkomstige verplichtingen aan de passiefzijde worden ieder jaar gewaardeerd ten bedrage van het gedeelte van de in de volgende boekjaren te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.

Art. 139.Immateriële vaste activa die niet van derden verworven zijn, worden alleen tegen vervaardigingsprijs op het actief geboekt, als die niet hoger is dan een voorzichtige raming van de gebruikswaarde of van het toekomstige rendement of nut voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie van die vaste activa.

Art. 140.Artikel 132 en artikel 156 tot en met 158 zijn van overeenkomstige toepassing op de schulden met een overeenstemmende aard en looptijd. Afdeling 3. - Afschrijvingen en waardeverminderingen

Onderafdeling 1. - Algemene principes

Art. 141.Afschrijvingen zijn de bedragen die ten laste genomen zijn van de staat van opbrengsten en kosten, met betrekking tot de materiële en immateriële vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is, om het bedrag van de eventueel geherwaardeerde aanschaffingskosten van die vaste activa te spreiden over hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur, of om die kosten ten laste te nemen op het ogenblik waarop ze worden aangegaan.

Art. 142.Het af te schrijven bedrag van een actief wordt per boekjaar bepaald door het verschil tussen de boekhoudkundige waarde en de restwaarde te delen door de resterende gebruiksduur.

De restwaarde en de gebruiksduur van een actief worden ten minste aan het einde van elk boekjaar herzien.

Art. 143.Waardeverminderingen zijn andere correcties op de aanschaffingswaarde van de actiefbestanddelen dan de correcties, vermeld in artikel 141, om rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen bij het afsluiten van het boekjaar.

Art. 144.De gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen worden afgetrokken van de rubrieken van het actief waarop ze betrekking hebben.

Art. 145.De afschrijvingen en waardeverminderingen zijn specifiek voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben. Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale afschrijvingen of waardeverminderingen gehanteerd worden.

Art. 146.De afschrijvingen en de waardeverminderingen worden stelselmatig gevormd conform de waarderingsregels, vermeld in artikel 112, en mogen niet afhangen van het overschot of het tekort van het boekjaar.

Art. 147.De waardeverminderingen mogen niet worden gehandhaafd als de boekhoudkundige waarde van het betreffende activum daardoor op het einde van het boekjaar lager is dan de gebruikswaarde ervan.

De gebruikswaarde van een activum stemt overeen met de toekomstige economische voordelen die of het dienstverleningspotentieel dat het activum voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie oplevert.

Onderafdeling 2. - Bijzondere regels

Art. 148.Op liquide middelen en geldbeleggingen worden waardeverminderingen toegepast als de realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan de aanschaffingswaarde.

Er worden aanvullende waardeverminderingen geboekt om rekening te houden met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde of met de risico's die inherent zijn aan de aard van de producten in kwestie of van de uitgevoerde activiteit.

Art. 149.Op de vorderingen worden waardeverminderingen toegepast als er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling ervan op de vervaldag.

Op de vorderingen mogen ook waardeverminderingen worden toegepast als hun realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan hun boekhoudkundige waarde.

Art. 150.Ten aanzien van de activa, vermeld in artikel 36, eerste lid, 2°, of artikel 37, worden waardeverminderingen toegepast als hun vervaardigingsprijs, vermeerderd met het geraamde bedrag van de nog te maken kosten, hoger is dan respectievelijk de nettoverkoopprijs op de datum van de jaarafsluiting of de in de overeenkomst bedongen prijs.

Er worden aanvullende waardeverminderingen geboekt op de activa, vermeld in artikel 36, eerste lid, 1° tot en met 5°, en op de activa, vermeld in artikel 37, om rekening te houden met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde, of met de risico's die inherent zijn aan de aard van de producten in kwestie of van de uitgevoerde activiteit.

Voor de risico's en kosten die verbonden zijn aan de verdere uitvoering van de bestellingen, worden voorzieningen gevormd als de risico's niet gedekt zijn door waardeverminderingen die geboekt zijn met toepassing van het eerste en het tweede lid.

Art. 151.Met behoud van de toepassing van artikel 155, § 5, wordt voor de belangen en de aandelen die onder de financiële vaste activa zijn opgenomen, tot waardevermindering overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding, verantwoord door de toestand, de rentabiliteit of de vooruitzichten van de entiteit waarin de belangen of de aandelen worden aangehouden.

Op de vorderingen, inclusief de effecten, die in de financiële vaste activa zijn opgenomen, worden waardeverminderingen toegepast als er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling ervan op de vervaldag.

Art. 152.§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 141 en 142 worden voor de activa die behoren tot de gemeenschapsgoederen, waardeverminderingen geboekt als hun boekhoudkundige waarde hoger is dan hun gebruikswaarde.

Als de gebruikswaarde van een activum dat behoort tot het erfgoed, niet bepaald kan worden, bedraagt ze één euro. § 2. Met behoud van de toepassing van artikel 141, 142 en artikel 155, § 6, worden voor de bedrijfsmatige materiële vaste activa en de andere materiële vaste activa waardeverminderingen geboekt als hun boekhoudkundige waarde hoger is dan de realiseerbare waarde.

In het eerste lid wordt verstaan onder realiseerbare waarde: de hoogste waarde van de bedrijfswaarde en de reële waarde, verminderd met de verkoopskosten.

In het tweede lid wordt verstaan onder: 1° bedrijfswaarde: de contante waarde van de ontvangsten en uitgaven waarvan verwacht wordt dat ze voortvloeien uit een actief;2° reële waarde: het bedrag waarvoor een activum verhandeld zou kunnen worden tussen onafhankelijke partijen die ter zake goed geïnformeerd zijn, en die tot een transactie bereid zijn.

Art. 153.Als in uitzonderlijke gevallen de afschrijving van kosten voor onderzoek en ontwikkeling over meer dan vijf jaar gespreid wordt, wordt dat verantwoord in de toelichting van de jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2.

Art. 154.De ontvangen investeringssubsidies en schenkingen worden geleidelijk afgeboekt via overboeking naar de rubriek financiële opbrengsten van de staat van opbrengsten en kosten volgens hetzelfde ritme als de afschrijvingen of de waardeverminderingen op de vaste activa voor de verwerving waarvoor ze zijn verkregen of, bij realisatie of buitengebruikstelling van de vaste activa in kwestie, ten bedrage van het saldo. Afdeling 4. - Herwaarderingen

Art. 155.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder geherwaardeerde waarde: de reële waarde op het moment van de herwaardering, verminderd met eventuele latere geaccumuleerde afschrijvingen en latere geaccumuleerde waardeverminderingen. § 2. Na hun opname als een actief worden de financiële vaste activa en de andere materiële vaste activa, waarvan de reële waarde betrouwbaar kan worden bepaald, geboekt tegen de geherwaardeerde waarde.

De geherwaardeerde waarde die voor de vaste activa, vermeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen, wordt verantwoord in de toelichting van de jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2, waarin de herwaardering voor het eerst is toegepast.

De herwaardering wordt voldoende regelmatig uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de boekhoudkundige waarde niet beduidend verschilt van de reële waarde op de balansdatum. § 3. Bij de toepassing van paragraaf 2 wordt de volledige categorie van activa waartoe dat actief behoort, geherwaardeerd. § 4. De herwaarderingen zijn specifiek voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben. Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale herwaarderingen geboekt worden. § 5. Als de geherwaardeerde waarde groter blijkt dan de boekwaarde, wordt het verschil rechtstreeks geboekt op de herwaarderingsreserves, vermeld in artikel 61, 3°, tenzij het een verbetering betreft van vroeger in de staat van opbrengsten en kosten geboekte waardeverminderingen, en wordt het verschil daar behouden zolang de goederen waarop de herwaardering betrekking heeft, niet gerealiseerd zijn. De herwaarderingen worden bij latere waardeverminderingen afgeboekt ten bedrage van het nog niet afgeschreven gedeelte van de meerwaarde.

Als de geherwaardeerde waarde kleiner blijkt dan de boekwaarde, wordt het verschil in de staat van opbrengsten en kosten ten laste gelegd.

Als er vroeger al herwaarderingsmeerwaarden zijn geboekt op het nettoactief, vermeld in artikel 25, tweede lid, 2°, worden die eerst tegengeboekt. § 6. Als de herwaardering betrekking heeft op andere materiële vaste activa met een beperkte gebruiksduur, wordt op basis van de geherwaardeerde waarde afgeschreven volgens een plan dat conform de waarderingsregels, vermeld in artikel 112, § 1, is opgemaakt en dat ertoe strekt de toerekening van de geherwaardeerde waarde te spreiden over de vermoedelijke residuele gebruiksduur van de activa in kwestie. Afdeling 5. - Overige waarderingsregels

Art. 156.§ 1. Deze paragraaf is van toepassing op effecten met een rendement dat, volgens de uitgiftevoorwaarden, uitsluitend voortkomt uit het verschil tussen de uitgifteprijs en de terugbetalingswaarde.

Als het actuariële rendement van de vastrentende effecten, berekend bij de aankoop met inachtneming van hun terugbetalingswaarde op de vervaldag, verschilt van het nominale rendement, wordt het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de terugbetalingswaarde pro rata temporis voor de resterende looptijd van de effecten opgenomen in de opbrengsten als bestanddeel van de renteopbrengst van die effecten en, naargelang van het geval, toegevoegd aan of afgetrokken van de aanschaffingswaarde van de effecten.

De opname in de opbrengsten van het verschil gebeurt op lineaire basis of op geactualiseerde basis. Daarbij wordt uitgegaan van het actuariële rendement bij de aankoop. § 2. In afwijking van paragraaf 1, tweede en derde lid, mogen de vastrentende effecten voor hun aanschaffingswaarde in de balans behouden blijven als de weerslag van het actuariële rendement van de effecten ten opzichte van het louter nominale rendement te verwaarlozen is.

Art. 157.Bij de boeking van een vordering in de balans voor haar nominale waarde worden de volgende bedragen in voorkomend geval in de overlopende rekeningen van het passief geboekt en pro rata temporis in de staat van opbrengsten en kosten opgenomen op grond van de samengestelde interesten: 1° de rente die op basis van de overeenkomst tussen partijen in de nominale waarde van de vordering begrepen is;2° het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de nominale waarde van de vordering;3° het disconto op renteloze of abnormaal laagrentende vorderingen, als die vorderingen voldoen aan al de volgende vereisten: a) ze zijn terugbetaalbaar na meer dan één jaar, te rekenen vanaf het ogenblik waarop ze in het vermogen zijn opgenomen;b) ze hebben betrekking op bedragen die als opbrengst geboekt zijn, of op de prijs van de overdracht van vaste activa of van een activiteitsbranche. Van de verplichting, vermeld in het eerste lid, 3°, kan worden afgeweken als de waarderingsregels dat mogelijk maken. Die afwijking wordt vermeld en verantwoord in de toelichting van de jaarrekening, vermeld in artikel 16, § 2, die dan ook een overzicht bevat van de vorderingen waarop die afwijking betrekking heeft.

Het disconto, vermeld in het eerste lid, 3°, wordt berekend op basis van de voor dergelijke vorderingen geldende marktrente op het ogenblik waarop de vordering is opgenomen in het vermogen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Art. 158.Bij vorderingen die in termijnen worden betaald of afbetaald en waarvan de rente of het lastenpercentage gedurende de gehele contractduur wordt toegepast op het oorspronkelijke bedrag van de financiering of van de lening, worden de respectieve bedragen van de gelopen rente en het lastenpercentage die in resultaat moeten worden genomen, en van de niet-gelopen rente en het lastenpercentage die moeten worden overgedragen naar een volgend boekjaar, bepaald door de toepassing van de reële rente op het saldo dat bij het begin van elke periode uitstaat.

De reële rente wordt berekend met inachtneming van de spreiding en de periodiciteit van de betalingen. Een andere methode mag alleen worden toegepast op voorwaarde dat ze, per boekjaar, een gelijkwaardig resultaat oplevert.

Het bedrag van de rente of het lastenpercentage mag niet worden gecompenseerd met de kosten en provisies in verband met de verrichtingen.

Art. 159.De meer- of minderwaarde die wordt vastgesteld bij de overdracht van een afschrijfbaar materieel vast actief, waarbij de leasinggever een leasingovereenkomst afsluit die op hetzelfde goed slaat, wordt opgenomen in de overlopende rekeningen en wordt elk jaar in resultaat genomen naar verhouding van de afschrijving van het geleasede vast actief voor het boekjaar in kwestie.

Art. 160.De voorzieningen voor risico's en kosten worden stelselmatig gevormd volgens de vastgelegde waarderingsregels, met behoud van de toepassing van artikel 112. Ze mogen niet afhangen van het overschot of het tekort van het boekjaar.

De voorzieningen voor risico's en kosten worden niet gehandhaafd als ze op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat vereist is volgens een actuele beoordeling van de risico's en kosten waarvoor ze zijn gevormd.

Voorzieningen worden niet gebruikt voor waardecorrecties op activa.

TITEL 6. - Slotbepalingen HOOFDSTUK 1. - Opheffingsbepaling

Art. 161.Het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1991 tot vaststelling van het begrotings- en rekeningstelsel van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2001, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 2. - Overgangsbepalingen

Art. 162.In afwijking van artikel 7, § 1, wordt voor de periode van 1 januari 2022 tot 31 december 2025 een meerjarenplan 2022-2025 vastgesteld.

Dit besluit is van toepassing op het meerjarenplan 2022-2025, ook als dat meerjarenplan al vóór 1 januari 2022 wordt opgemaakt en vastgesteld.

De bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1991 tot vaststelling van het begrotings- en rekeningstelsel van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, zoals van kracht op 31 december 2021, blijven van toepassing op de boekhoudkundige registraties die gebeuren en de jaarrekeningen die worden opgemaakt en vastgesteld vanaf 1 januari 2022, maar die betrekking hebben op het boekjaar 2021 of een boekjaar dat daaraan voorafgaat. HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtredingsbepaling

Art. 163.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2022. HOOFDSTUK 4. - Uitvoeringsbepaling

Art. 164.De minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 december 2020.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Brussel, Jeugd en Media, B. DALLE

^