gepubliceerd op 12 november 2003
Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling en organisatie van de indeling van geslachte volwassen runderen
3 OKTOBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling en organisatie van de indeling van geslachte volwassen runderen
De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 5 februari 1999, en het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
Gelet op Verordening (EEG) nr. 1208/81 van de Raad van 28 april 1981 tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen zoals gewijzigd bij de Verordening (EEG) nr. 1026/91 van 22 april 1991;
Gelet op Verordening (EEG) nr. 1186/90 van de Raad van 7 mei 1990 tot uitbreiding van de werkingssfeer van het communautaire indelingsschema van geslachte volwassen runderen;
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2930/81 van de Commissie van 12 oktober 1981 houdende vaststelling van aanvullende bepalingen voor de toepassing van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen zoals gewijzigd bij de Verordening (EEG) nr. 2237/91 van 29 juli 1991;
Gelet op Verordening (EEG) nr. 344/91 van de Commissie van 13 februari 1991 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van de Verordening (EEG) nr. 1186/90, laatst gewijzigd bij de Verordening (EEG) nr. 1993/95 van 16 augustus 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 januari 1992 houdende vaststelling van het indelingsschema voor geslachte volwassen runderen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2001;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 1 april 2003;
Gelet op het overleg tussen de Gewesten en de Federale Overheid op 14 april 2003, bekrachtigd door de Interministeriële Conferentie Landbouwbeleid op 29 september 2003;
Gelet op advies 35.601/3 van de Raad van State, gegeven op 15 juli 2003, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid;2° volwassen runderen : de runderen waarvan het levend gewicht groter is dan driehonderd kg;3° het karkas : het geslachte rund, uitgebloed, van ingewanden ontdaan en gevild aangeboden : a) zonder kop en zonder poten.De kop werd van de romp gescheiden ter hoogte van de bovenste halswervel (atlaswervel); de poten werden afgescheiden ter hoogte van de voorkniegewrichten of spronggewrichten; b) zonder de organen in de borst- en buikholte, met of zonder de nieren, het niervet en het slotvet;c) zonder de geslachtsorganen met de bijbehorende spieren, zonder de uier en het uiervet;d) in twee symmetrische delen gescheiden door splijting door het midden van de wervelkolom, van het borstbeen en van het bekken;4° de dienst : de Vlaamse administratie, bevoegd voor de karkasclassificatie;5° het etiketteringbesluit : het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de etikettering van het rundvlees en van de rundvleesproducten;6° het Sanitelbesluit Runderen : het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;7° het werknummer : het identificatienummer van het geslachte dier, met inbegrip van het versienummer, bedoeld in artikel 5 van het Sanitelbesluit Runderen;8° de leverancier : de persoon die als eigenaar van het volwassen rund staat vermeld in het register voor de inschrijving van de niet als particuliere slachting binnengekomen dieren of in het register voor de inschrijving van de als particuliere slachting binnengekomen dieren, bedoeld in bijlage 4, respectievelijk 5, van het ministerieel besluit van 28 december 1982 tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 maart 1953 genomen in uitvoering van het koninklijk besluit van 9 maart 1953 betreffende de handel in slachtvlees en houdende reglementering van de keuring der hier te lande geslachte dieren;9° de producent : de verantwoordelijke van het veebeslag, waar het dier het laatst verbleven heeft, die vermeld staat op het paspoort van het bij het slachthuis aangemelde slachtrund;10° het identificatienummer : het oormerknummer van het levende dier, afkomstig uit een andere lid-Staat of ingevoerd uit een derde land, en geslacht in een slachthuis gelegen in Vlaanderen.
Art. 2.§ 1. Overeenkomstig artikel 3 van verordening (EEG) nr. 1208/81 van de Raad van 28 april 1981 tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen en artikel 1 van verordening (EEG) nr. 2930/81 van de Commissie van 12 oktober 1981 houdende vaststelling van aanvullende bepalingen voor de toepassing van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen, worden de geslachte volwassen runderen ingedeeld als volgt : 1° volgens het geslacht en de leeftijd in de categorieën A, B, C, D, E zoals omschreven in bijlage I;2° volgens de bevleesdheid in de klassen S, E, U, R, O, P zoals omschreven in bijlage II;3° volgens de vetheid in de klassen 1, 2, 3, 4, 5 zoals omschreven in bijlage III. § 2. Het resultaat van de indeling wordt steeds voorgesteld als een triplet, in de volgorde, genoemd in § 1. § 3. De minister kan subcategorieën en subklassen van bevleesdheid en vetheid vaststellen en kan eventueel het gebruik van subklassen voor sommige klassen van bevleesdheid en vetheid verplichten.
Art. 3.§ 1. Alle slachthuizen die overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de erkenning en de inrichtingsvoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen zijn erkend en die op jaarbasis meer dan 3 900 volwassen runderen slachten, zijn verplicht de karkassen van de runderen in te delen en te merken volgens de bepalingen van dit besluit.
De minister kan een lager aantal vaststellen. Dit aantal mag evenwel niet lager zijn dan 2 000.
De andere slachthuizen dan die bedoeld in het eerste en tweede lid mogen de karkassen indelen op voorwaarde dat ze de bepalingen van dit besluit naleven. In voorkomend geval moeten ze de dienst vooraf schriftelijk op de hoogte brengen van hun beslissing. § 2. Het is verboden de karkassen of voeten van runderen, afkomstig van de slachthuizen, bedoeld in § 1, in de handel te brengen, aan te bieden, tentoon te stellen, te koop aan te bieden, voor verkoop te vervoeren, te verkopen, te leveren, af te staan, of uit te voeren indien ze niet worden onderworpen aan de indeling die krachtens dit besluit is voorgeschreven.
Art. 4.Het slachthuis is verantwoordelijk voor een autocontrole op de activiteiten die verband houden met de indeling, de bewaring van de gegevens en de mededelingen ervan. De minister legt de elementen vast waarvoor het slachthuis een procedure van autocontrole moet uitwerken.
Het slachthuis legt zijn uitgewerkte procedures van autocontrole ter goedkeuring voor aan de dienst.
Elke wijziging die het aan een goedgekeurde procedure van autocontrole aanbrengt, moet het slachthuis vooraf aan de dienst ter goedkeuring voorleggen.
Indien voor de uitvoering van de opdrachten, bedoeld in artikel 13 van dit besluit, een interprofessioneel orgaan erkend wordt of een onderneming aangewezen wordt, kan de minister de in het eerste en tweede lid bedoelde goedkeuring delegeren aan het orgaan, respectievelijk de onderneming.
Art. 5.De indeling wordt gemaakt door classificeerders die erkend zijn door de dienst.
De minister stelt de voorwaarden vast voor het verlenen en opheffen van de erkenning van de classificeerders.
De classificeerders werken onder de verantwoordelijkheid van de uitbater van het slachthuis.
Art. 6.De karkassen worden ingedeeld op het ogenblik van de weging.
De minister legt de aanbiedingsvorm vast waaraan het karkas bij de weging en indeling moet voldoen en bepaalt de voorwaarden van de indeling en de eventuele afwijkingen erop.
Art. 7.§ 1. Overeenkomstig artikel 1 van de verordening (EEG) nr. 344/91 van de Commissie van 13 februari 1991 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van de verordening (EEG) nr. 1186/90 moeten de karkassen, onmiddellijk nadat ze zijn ingedeeld, gemerkt worden door middel van een merkteken dat het resultaat van de indeling aanduidt, zoals bepaald in artikel 2.
De karkassen worden gemerkt op de buitenkant met een stempel in onuitwisbare, niet-giftige inkt. De letters en cijfers zijn ten minste 2 cm hoog.
De stempels worden op de achtervoeten aangebracht op het lendenstuk, ter hoogte van de vierde lendenwervel, en op de voorvoeten op de puntborst, op ongeveer 10 tot 30 cm van de sternumspleet. § 2. Het slachthuis kan de stempel vervangen door etiketten. Het slachthuis mag de etiketten gebruiken die krachtens het etiketteringbesluit zijn opgelegd om er het resultaat van de indeling op aan te brengen.
Onverminderd de karakteristieken die krachtens het etiketteringbesluit aan de etiketten gesteld worden, moeten ze voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de afmetingen ervan mogen niet kleiner zijn dan 10 x 10 cm;2° ze moeten stevig en goed vastgemaakt zijn;3° ze moeten zo ontworpen zijn dat ze niet opnieuw kunnen worden gebruikt. De etiketten worden op beide helften van het karkas aan de buitenkant bevestigd op dezelfde plaatsen als de stempels, conform § 1, derde lid. De minister kan andere plaatsen aanwijzen waar de etiketten op het karkas moeten worden bevestigd en kan extra karakteristieken van het etiket bepalen.
Op het etiket moeten in elk geval de volgende vermeldingen voorkomen : het werknummer of identificatienummer, het warm gewicht van het karkas, het resultaat van indeling, het erkenningnummer van de classificeerder.
De minister kan vastleggen dat extra gegevens op het etiket moeten vermeld. § 3. De stempels en de etiketten mogen niet worden verwijderd voordat de voorvoeten of achtervoeten uitgebeend worden.
Art. 8.De slachthuizen die krachtens artikel 3, § 1, niet tot de indeling van de karkassen overgaan, mogen daarop geen tekens aanbrengen die kunnen worden verward met de merktekens van de categorieën en van de klassen van bevleesdheid en vetheid, bedoeld in artikel 2.
Art. 9.Het resultaat van de weging en indeling van elk geslacht rund moet geregistreerd worden op de weegbanden.
Art. 10.De minister bepaalt de vorm en de inhoud van de gegevens die het slachthuis moet bewaren van elk geslacht volwassen rund, alsook de periode waarin de gegevens bewaard moeten blijven. De minister kan extra voorwaarden vastleggen.
Art. 11.§ 1. Het slachthuis moet de resultaten van weging en indeling van de geslachte volwassen runderen meedelen. Die gegevens worden meegedeeld aan : 1° de leverancier;2° de producent;3° de dienst. § 2. De minister bepaalt de gegevens, bedoeld in artikel 10, die het slachthuis aan elk van de in § 1 genoemde personen of dienst moet meedelen en legt vast binnen welke periode na het slachten die gegevens aan de betrokkenen bezorgd moeten zijn en aan welke voorwaarden de gegevensoverdracht moet voldoen.
Art. 12.De minister kan beslissen dat de leverancier de resultaten van de indeling van zijn geslachte volwassen runderen moet bewaren.
Hij kan eveneens maatregelen nemen die ertoe leiden dat die personen de resultaten, alsook alle andere informatie over de geslachte runderen en de prijzen ervan, voorleggen aan de daartoe aangewezen ambtenaren.
Art. 13.De minister kan de uitvoering van de volgende opdrachten toevertrouwen aan een interprofessioneel orgaan of aan een onderneming : 1° vaststelling doen in de slachthuizen, bedoeld in artikel 3, § 1, van : a) de effectieve en correcte uitvoering van de indeling en de merking door de classificeerder;b) de naleving van de bepalingen van dit besluit met betrekking tot de aanbiedingsvorm van het geslachte volwassen rund bij weging;c) de toepassing door het slachthuis van de procedures van autocontrole;d) de correcte bewaring door het slachthuis van de resultaten van weging en indeling van elk geslacht volwassen rund;e) de mededeling door het slachthuis van de resultaten van weging en indeling aan de leverancier en in voorkomend geval aan de producent;2° bijstand verlenen aan de slachthuizen bij de installatie van hun classificatiesysteem en bij de uitwerking van hun procedures van autocontrole;3° nagaan of de slachthuizen de resultaten van weging en indeling correct en tijdig aan het interprofessioneel orgaan of de onderneming bezorgt;4° het beheer verzekeren in een centrale database van de resultaten van weging en indeling van de volwassen runderen, geslacht in de slachthuizen, bedoeld in artikel 3, § 1;5° de resultaten van weging en indeling bezorgen aan de producenten, na delegatie van het slachthuis.
Art. 14.Om voor de uitvoering van de opdrachten, genoemd in artikel 13, erkend te worden en te blijven, moet dat interprofessioneel orgaan : 1° samengesteld zijn uit vertegenwoordigers van ten minste beroepsorganisaties van slachthuizen en van producenten van rundvee;2° opgericht zijn als een vereniging zonder winstoogmerk;3° beschikken over door de minister goedgekeurde statuten;4° beheerd worden op basis van een door de dienst goedgekeurd financieringsplan, opgesteld op basis van een door de dienst opgelegd controlevolume;5° beschikken over door de dienst erkende personen die als werknemer bij het interprofessioneel orgaan zijn ingeschreven en die de vaststellingen doen, bepaald in artikel 13, 1°, hierna toezichthouders te noemen;6° verslag uitbrengen over de in artikel 13, 1°, bedoelde vaststellingen op basis van door de dienst vastgestelde documenten en timing;7° beschikken over een door de dienst goedgekeurd protocol inzake de thema's die de minister aanwijst;8° aantonen dat het over middelen en procedures beschikt die het mogelijk maken het resultaat van weging en indeling van een geslacht rund aan de producent te bezorgen;9° zich onderwerpen aan de controle van de dienst;10° de instructies van de minister opvolgen. De minister kan extra voorwaarden bepalen waaraan het interprofessioneel orgaan moet voldoen.
Art. 15.Indien de minister geen interprofessioneel orgaan erkent voor de uitvoering van de opdrachten, bepaald in artikel 13, kan hij voor de realisatie van die opdrachten een onderneming aanwijzen.
Art. 16.Om de opdrachten, bedoeld in artikel 15, toegewezen te krijgen en te behouden moet de onderneming aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° opgericht zijn als een rechtspersoon;2° beschikken over door de minister goedgekeurde statuten;3° over een aangepaste infrastructuur en over voldoende personeel beschikken om de resultaten van weging en indeling te ontvangen en te beheren;4° beheerd worden op basis van een door de dienst goedgekeurd financieringsplan, opgesteld op basis van een door de dienst opgelegd controlevolume voor wat betreft de activiteiten uitgevoerd in het kader van dit besluit;5° beschikken over door de dienst erkende personen die als werknemer bij de onderneming zijn ingeschreven en die de vaststellingen doen, bepaald in artikel 13, 1°, hierna toezichthouders te noemen;6° verslag uitbrengen over de vaststellingen, bedoeld in artikel 13, 1°, op basis van de door de dienst vastgestelde documenten en timing;7° beschikken over een door de dienst goedgekeurd protocol inzake de thema's die de minister aanwijst;8° aantonen dat ze over middelen en procedures beschikt die het mogelijk maken het resultaat van weging en indeling van een geslacht rund aan de producent te bezorgen;9° zich onderwerpen aan de controle van de dienst;10° de instructies van de minister opvolgen. De minister kan extra voorwaarden bepalen waaraan de onderneming moet voldoen.
Art. 17.De minister kan aan het erkende interprofessioneel orgaan of aan de aangewezen onderneming extra opdrachten in het kader van de indeling van geslachte volwassen runderen toevertrouwen, onder meer inzake het ter beschikking stellen van resultaten van weging en indeling aan de dienst.
Art. 18.De vaststellingen, bedoeld in artikel 13, 1°, worden gedaan door toezichthouders die erkend zijn door de dienst.
De minister stelt de voorwaarden vast voor het verlenen en opheffen van de erkenning van de toezichthouders.
De toezichthouders werken onder de verantwoordelijkheid van het interprofessioneel orgaan of van de onderneming.
Art. 19.Indien de minister voor de uitvoering van de opdrachten, bepaald in artikel 13, een interprofessioneel orgaan erkent of een onderneming aanwijst, is het slachthuis verplicht de resultaten van weging en indeling van alle geslachte volwassen runderen ook mee te delen aan dat orgaan of aan die onderneming.
De minister bepaalt binnen welke periode na het slachten deze gegevensoverdracht gerealiseerd moet zijn.
De minister legt de gegevens, bedoeld in artikel 10, en de andere vermeldingen vast die het slachthuis moet meedelen en bepaalt de wijze van gegevensoverdracht. De dienst legt, op voorstel van het orgaan of van de onderneming, het formaat vast waarin het slachthuis die gegevens moet doorsturen.
Art. 20.§ 1. De uitbater van het slachthuis kan voor het geheel van de resultaten van weging en indeling van de geslachte volwassen runderen delegatie verlenen aan het erkende interprofessioneel orgaan of de aangewezen onderneming om die resultaten te bezorgen aan de producenten. § 2. De minister bepaalt de gegevens, bedoeld in artikel 10, die het interprofessioneel orgaan of de onderneming aan de producent moet meedelen en legt vast binnen welke periode na het slachten die gegevens aan de betrokkenen bezorgd moeten zijn en welke de voorwaarden van die gegevensoverdracht zijn.
De minister bepaalt de procedure van die delegatieverlening.
Art. 21.De slachthuizen zijn verantwoordelijk voor de financiering van de activiteiten die het erkende interprofessioneel orgaan of de aangewezen onderneming uitvoert in het kader van de toevertrouwde opdrachten zoals bepaald in artikel 13. De hier bedoelde financiering steunt op het financieringsplan, bedoeld in artikel 14, 4°, voor het interprofessioneel orgaan en in artikel 16, 4°, voor de onderneming.
De minister bepaalt de voorwaarden van die financiering en van de doorrekening ervan.
Art. 22.Het resultaat van weging en indeling van een geslacht volwassen rund mag door het erkende interprofessioneel orgaan of door de aangewezen onderneming uitsluitend aan de producent ervan bezorgd worden.
Een mededeling van resultaten van weging en indeling aan derden wordt onderworpen aan een goedkeuring vooraf door de dienst, op basis van een door de aanvrager ingediend dossier. De dienst kan aan die goedkeuring voorwaarden koppelen.
Art. 23.Het interprofessioneel orgaan of de onderneming deelt de beslissingen van zijn of haar bestuursorganen binnen dertig kalenderdagen aan de minister mee.
De minister kan elke beslissing, bedoeld in het eerste lid, binnen twintig kalenderdagen na de kennisgeving ervan vernietigen, hetzij omdat ze strijdig is met dit besluit of een uitvoeringsbesluit ervan of met de richtlijnen van de minister of van de dienst, hetzij omdat ze strijdig is met het algemeen belang. De gemotiveerde beslissing wordt schriftelijk aan het interprofessioneel orgaan of aan de onderneming medegedeeld. Alvorens te beslissen kan de minister die termijn van twintig dagen met een termijn van gelijke duur verlengen voor extra onderzoek. In voorkomend geval zal de minister deze verlenging aan het interprofessioneel orgaan of aan de onderneming meedelen.
Art. 24.De minister bepaalt de periode waarbinnen de slachthuizen hun uitgewerkte procedures van autocontrole en hun beslissing inzake het al dan niet zelf meedelen aan de producent van resultaten van weging en indeling moeten meedelen.
Art. 25.De slachthuizen zijn verplicht binnen twee maanden na de erkenning van een interprofessioneel orgaan of de aanwijzing van een onderneming een contract af te sluiten met dat orgaan of die onderneming met betrekking tot de uitvoering van de opdrachten, bedoeld in artikel 13, tot de financiering, bedoeld in artikelen 21 en 26, en tot het verhoogde toezicht, bedoeld in artikel 27.
Voor het contract, bedoeld in het eerste lid, aan het slachthuis wordt voorgelegd, moet het door de dienst goedgekeurd worden.
Art. 26.De minister kan, voor de begeleiding van de karkasclassificatie, een cel belasten met de volgende opdrachten : 1° de ondersteuning van de dienst in materies die te maken hebben met de indeling van geslachte volwassen runderen;2° de opleiding en evaluatie van de classificeerders en van de toezichthouders. Om met deze opdrachten belast te kunnen worden, moet deze cel ingebed zijn in een universiteit of een wetenschappelijke instelling, die geen financiële belangen heeft in andere slachthuizen, noch bij producenten van runderen, noch in hun respectieve beroepsorganisaties en die beheerd wordt door personen die evenmin met deze groepen financiële belangen hebben. Bovendien moet deze universiteit of instelling : 1° opgericht zijn als een rechtspersoon;2° beschikken over slachthuisfaciliteiten om de opdrachten, bedoeld in het eerste lid, te kunnen uitvoeren;3° beschikken over personeelsleden met ruime praktische en wetenschappelijke ervaring inzake de indeling van geslachte volwassen runderen. In voorkomend geval kan de minister beslissen dat de slachthuizen en het interprofessioneel orgaan of de onderneming elk op hun eigen domein moeten instaan voor de financiering van de activiteiten van de cel, bedoeld in het eerste lid, 2°. De minister legt de voorwaarden van die financiering vast.
Art. 27.Onverminderd de toepassing van andere wettelijke of reglementaire bepalingen, kan de dienst de activiteiten van een slachthuis met betrekking tot de indeling en merking van geslachte volwassen runderen en tot de bewaring en mededeling van de resultaten van weging en indeling aan een verhoogd toezicht onderwerpen ingeval de bepalingen van dit besluit niet worden nageleefd.
De minister bepaalt de omstandigheden en voorwaarden van dit verhoogde toezicht. De kostprijs ervan is voor rekening van het betrokken slachthuis.
Art. 28.De overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten en van het koninklijk besluit van 15 mei 2001 betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld bij artikel 8 van de wet van 28 maart 1975.
Art. 29.Het koninklijk besluit van 21 januari 1992 houdende vaststelling van het indelingsschema voor geslachte volwassen runderen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2001, wordt opgeheven.
Art. 30.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad .
Art. 31.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 3 oktober 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN
Bijlage I Categorieën van geslachte volwassen runderen (artikel 2, § 1, 1°) Categorie Beschrijving A. Geslachte niet-gecastreerde jonge mannelijke dieren van minder dan twee jaar oud (jonge stieren) B. Geslachte niet-gecastreerde andere mannelijke dieren (oude stieren) C. Geslachte gecastreerde mannelijke dieren (ossen) D. Geslachte vrouwelijke dieren die al gekalfd hebben (koeien) E. Geslachte vrouwelijke dieren die nog niet gekalfd hebben (vaarzen) De geslachte niet-gecastreerde jonge mannelijke dieren van minder dan twee jaar oud (categorie A) worden onderscheiden van de overige geslachte niet-gecastreerde mannelijke dieren door de leeftijd van het dier op de slachtdag vast te stellen op basis van de geboortedatum van het dier.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 3 oktober 2003 houdende vaststelling en organisatie van de indeling van geslachte volwassen runderen.
Brussel, 3 oktober 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN
Bijlage II Bevleesdheid van geslachte volwassen runderen (artikel 2, § 1, 2°) De klassen waarin de karkassen volgens de bevleesdheid ingedeeld worden, beantwoorden aan de volgende omschrijvingen van de vorm van de karkasprofielen. 1° Klasse S - superieur a) Type : dikbil - alle profielen uiterst rond, uitzonderlijke spierontwikkeling met dubbele spieren.b) Stomp - zeer sterk gerond, dubbele spieren, duidelijk door groeven gescheiden spierbundels.c) Rug - zeer breed en zeer dik, tot op de schouder.d) Schouder - zeer sterk gerond.e) De dikke bil (bovenbil) puilt zeer ruim over de schaambeenvoeg (symphisis pelvis) heen.f) Kleinhoofd (dikke lende) sterk gerond.2° Klasse E - uitstekend a) Alle profielen rond tot zeer rond, uitzonderlijke spierontwikkeling.b) Stomp - sterk gerond.c) Rug - breed en zeer dik, tot op de schouder.d) Schouder - sterk gerond.e) De dikke bil (bovenbil) puilt over de schaambeenvoeg (symphisis pelvis) heen.f) Kleinhoofd (dikke lende) sterk gerond.3° Klasse U - zeer goed a) Profielen over het geheel rond, sterke spierontwikkeling.b) Stomp - gerond.c) Rug - breed en dik, tot op de schouder.d) Schouder - gerond.e) De dikke bil (bovenbil) puilt over de schaambeenvoeg (symphisis pelvis) heen.f) Kleinhoofd (dikke lende) gerond.4° Klasse R - goed a) Over het geheel rechte profielen, goede spierontwikkeling.b) Stomp - goed ontwikkeld.c) Rug - nog dik, maar minder breed op de schouder.d) Schouder - vrij goed ontwikkeld.e) De dikke bil (bovenbil) en het kleinhoofd (dikke lende) zijn licht gerond.5° Klasse O - matig a) Profielen recht tot hol, middelmatige spierontwikkeling.b) Stomp - matig ontwikkeld.c) Rug - van matige dikte.d) Schouder - matig ontwikkeld tot bijna plat.e) Kleinhoofd (dikke lende) rechtlijnig.6° Klasse P - gering a) Alle profielen hol tot zeer hol, beperkte spierontwikkeling.b) Stomp - weinig ontwikkeld.c) Rug - smal met zichtbaar been.d) Schouder - plat en het been is zichtbaar. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 3 oktober 2003 houdende vaststelling en organisatie van de indeling van geslachte volwassen runderen.
Brussel, 3 oktober 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN
Bijlage III Vetheid van geslachte volwassen runderen (artikel 2, § 1, 3°) De indeling van de karkassen in klassen volgens de vetheid steunt op de hoeveelheid vet aan de buitenkant van het karkas en aan de binnenzijde van de borstholte. 1° Klasse 1 - gering a) Geen of zeer weinig vetbedekking.b) Geen vet aan de binnenzijde van de borstholte.2° Klasse 2 - licht a) Lichte vetbedekking, spieren nog bijna overal zichtbaar.b) Aan de binnenzijde van de borstholte zijn de spieren tussen de ribben duidelijk zichtbaar.3° Klasse 3 - middelmatig a) Behalve op stomp en schouder zijn de spieren bijna overal bedekt met vet.b) Lichte vetafzettingen binnen in de borstholte.c) Aan de binnenzijde van de borstholte zijn de spieren tussen de ribben nog zichtbaar.4° Klasse 4 - sterk vervet a) Spieren bedekt met vet, echter op stomp en schouder nog gedeeltelijk zichtbaar, enige duidelijke vetafzettingen in de borstholte.b) De vetstrepen van de stomp zijn opvallend.c) Aan de binnenzijde van de borstholte mogen de spieren tussen de ribben met vet doorregen zijn.5° Klasse 5 - zeer sterk vervet a) Het hele karkas is met vet afgedekt, sterke vetafzettingen in de borstholte.b) De stomp is bijna volledig bedekt met een dikke laag vet, zodat de vetbanden niet meer duidelijk te onderkennen zijn.c) Aan de binnenkant van de borstholte zijn de spieren tussen de ribben met vet doorregen. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 3 oktober 2003 houdende vaststelling en organisatie van de indeling van geslachte volwassen runderen.
Brussel, 3 oktober 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking L. SANNEN