Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 03 maart 1998
gepubliceerd op 24 april 1998

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de Gezins- en Welzijnsraad

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1998035422
pub.
24/04/1998
prom.
03/03/1998
ELI
eli/besluit/1998/03/03/1998035422/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 MAART 1998. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de Gezins- en Welzijnsraad


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden, inzonderheid op de artikelen 3 tot en met 12 en 26;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisering van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, zoals gewijzigd;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat onverwijld sommige maatregelen moeten worden genomen op het vlak van de samenstelling en de werking van de Gezins- en Welzijnsraad teneinde een vlotte werking van deze raad te garanderen;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan op verzoek van de betrokkene of op verzoek van de Gezins- en Welzijnsraad een einde maken aan het mandaat van voorzitter, ondervoorzitter of lid van de Gezins- en Welzijnsraad, evenals aan het mandaat van lid-deskundige van een vaste commissie van die raad.

Bovendien kan de Vlaamse minister, na advies van de Gezins- en Welzijnsraad, in de volgende gevallen ambtshalve een einde stellen aan een mandaat als bedoeld in het eerste lid : 1° wanneer de betrokkene driemaal na elkaar zonder voorafgaande kennisgeving de vergaderingen van de Gezins- en Welzijnsraad of van een vaste commissie van die raad niet bijwoont;2° wanneer de betrokkene activiteiten verricht of functies vervult die onverenigbaar zijn met het mandaat of die een strijdigheid van belangen tot gevolg hebben.

Art. 2.Een lid van de Gezins- en Welzijnsraad of een lid van een vaste commissie van die raad, dat wordt benoemd in de plaats van een overleden lid of van een lid wiens mandaat voortijdig is beëindigd, voleindigt diens mandaat.

Art. 3.De Gezins- en Welzijnsraad bezorgt vóór 1 mei zijn jaarverslag betreffende het voorafgaande jaar aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen.

Het jaarverslag maakt een duidelijk onderscheid tussen de werking van de raad en de werking van de verschillende vaste commissies van de raad. Het bevat een overzicht en een beknopte samenvatting van de uitgebrachte adviezen.

Art. 4.Aan punt 4 van de bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, zoals gewijzigd, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "Hoge Raad voor de Samenlevingsopbouw", "Vlaamse Hoge Raad voor de Derde Leeftijd", "Vlaamse Hoge Raad voor het Gezin", "Vlaamse Hoge Raad voor Migranten" en "Vlaamse Hoge Raad voor Personen met een Handicap" worden geschrapt;2° de woorden "- de Gezins- en Welzijnsraad en de in zijn schoot opgerichte vaste commissies en werkgroepen" worden toegevoegd.

Art. 5.De volgende bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden hebben uitwerking met ingang van 27 januari 1998 : 1° artikel 17, met uitzondering van 5°;2° artikel 18;3° artikel 19, met uitzondering van 2° en 3°;4° de artikelen 21 en 23.

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 27 januari 1998.

Art. 7.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 3 maart 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS

^