gepubliceerd op 17 juli 1997
Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de subsidiëringvan de centra voor vorming van zelfstandigen en KMO voor het huren, het verwerven,de nieuwbouw en het eigenaarsonderhoud van gebouwen
3 JUNI 1997. Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de subsidiëringvan de centra voor vorming van zelfstandigen en KMO voor het huren, het verwerven,de nieuwbouw en het eigenaarsonderhoud van gebouwen
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen, inzonderheid op artikel 61, 5°;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen, gegeven op 30 augustus 1996;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor begroting, gegeven op 11 februari 1997;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering van 18 maart 1997 betreffende de aanvraag om advies binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 24 april 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media;
Na beraadslaging, Besluit HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen;2° het VIZO : het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen, opgericht bij artikel 20 van het decreet;3° de raad van bestuur : de raad van bestuur van het VIZO, bedoeld in artikel 22 van het decreet;4° de centra : de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, bedoeld in de artikelen 57 tot en met 61 van het decreet.
Art. 2.1. De centra kunnen binnen het kader van de meerjarenplanning, waarvan sprake in artikel 18, en in zoverre de kredieten ingeschreven op de begroting van het VIZO het mogelijk maken, een toelage ontvangen voor de huur, het verwerven, de nieuwbouw en het eigenaarsonderhoud van gebouwen. 2. De gebouwen moeten bestemd zijn voor activiteiten van vorming en opleiding van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, inzonderheid de leertijd, de ondernemersopleiding, de voortgezette vorming en de omscholing.3. Onverminderd de bepalingen inzake stedenbouw kan voor parkeer- en manoeuvreerruimte een oppervlakte in aanmerking worden genomen van maximum 40 m2 per 10 cursisten ondernemersopleiding.Voor de bergplaatsen van fietsen en bromfietsen kan 1,20 m2 per cursist leertijd die op de drukst bezette cursusdag met dergelijk voertuig het centrum bezoekt, worden toegekend. 4. Tot de gebouwen worden gerekend de elementen van eerste uitrusting die tegelijkertijd aan volgende voorwaarden voldoen : 1° onontbeerlijk zijn voor het gebruik van de lokalen of de infrastructuur;2° op een duidelijke wijze verenigd zijn met het gebouw zodat van een werkelijke incorporatie kan worden gesproken;3° onroerend zijn uit hun aard of door bestemming. HOOFDSTUK II. Huren van gebouwen
Art. 3.1. Voor de toekenning van een jaarlijkse toelage voor het huren van gebouwen moet het centrum een huurovereenkomst ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur. 2. De raad van bestuur zal bij de besluitvorming rekening houden met de geldende wetgeving inzake huur, alsook met bouwtechnische, kwalitatieve, pedagogische en budgettair-financiële aspecten.3. De jaarlijkse subsidie voor het huren van gebouwen is beperkt tot het bedrag dat wordt bekomen door het verschil van het totaal aantal door het VIZO betoelaagde cursusuren basisopleiding tijdens het voorgaande kalenderjaar en het totaal aantal gebruikte cursusuren basisopleiding bij vorige toegekende subsidies voor het huren, het verwerven en de nieuwbouw van gebouwen, vermeerderd met 23 ten honderd, te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 215,44. Deze coëfficiënt is vastgesteld op 1 januari 1996 en wordt jaarlijks, op 1 januari, overeenkomstig de bepalingen van de huurwetgeving aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex. HOOFDSTUK III. Verwerven en nieuwbouw van gebouwen
Art. 4.1. Onder het verwerven en de nieuwbouw van gebouwen moet worden begrepen : 1° het verwerven van een bestaand gebouw of een grond, ongeacht of het om een basisinfrastructour dan wel om een uitbreiding gaat;2° de werken tot oprichting van gebouwen of verwezenlijking van de buiteninfrastructuur, ongeacht of het om een basisinfrastructuur dan wel om een uitbreiding gaat;3° de werken tot gehele geschiktmaking of volledige verbouwing van gehele of gedeelten van gebouwen of buiteninfrastructuren.De werken moeten tot doel hebben de nuttige oppervlakten van een centrum te vermeerderen of aan te passen zonder uitbreiding van de bestaande gebouwen.
Inzonderheid kan dit gebeuren door affectatie van ongeschikte oppervlakten, door bestemmingswijziging van bestaande oppervlakten of door volledige renovatie van een gebouw. 2. Het initiatief voor het verwerven en de nieuwbouw van gebouwen gaat uit van een centrum.3. De raad van bestuur legt de regelen vast met betrekking tot de totstandkoming en de samenstelling van het aanvraagdossier.4. Het aanvraagdossier wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van bestuur. De raad van bestuur legt jaarlijks op 1 januari de uiterste datum van indiening en van beslissing vast. De dossiers die voor de uiterste datum zijn ingediend, worden tijdens een zelfde zitting gezamenlijk beslist.
Art. 5.1. In zoverre de kredieten ingeschreven op de begroting van het VIZO het mogelijk maken en rekening houdend met de bepalingen van de artikelen 6 tot en met 8, stemt de subsidie aan een centrum voor het verwerven en de nieuwbouw van gebouwen overeen met het kapitaal en de lasten van een lening die maximaal 60 ten honderd van het investeringsbedrag mag bedragen, begrensd door het subsidieerbaar investeringsbedrag. 2. Het subsidieerbaar investeringsbedrag wordt bekomen door het verschil van het totaal aantal door het VIZO gesubsidieerde cursusuren basisopleiding tijdens het voorgaande kalenderjaar en het totaal aantal gebruikte cursusuren basisopleiding bij vorige toegekende subsidies voor het huren, het verwerven en de nieuwbouw van gebouwen, vermeerderd met 23 ten honderd, te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 10.505, vastgesteld op grond van de index van de bouwkosten van een eengezinswoning van januari 1996 en jaarlijks in januari te indexeren met de prijsherzieningsindex, medegedeeld door de Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf.
De prijsherzieningsindex wordt als volgt berekend : p = P (0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20)
Art. 6.Bij de beoordeling van een aanvraagdossier houdt de raad van bestuur rekening met bouwtechnische, kwalitatieve, pedagogische en budgettair-financiële aspecten.
Inzonderheid moeten de gebouwen voldoen aan de fysische normen, vastgelegd in artikel 7, en aan de financiële normen, vastgelegd in artikel 8 van dit besluit.
Art. 7.1. De fysische normen worden uitgedrukt in maximale bruto-oppervlakten. 2. De bruto-oppervlakte van een gebouw is het totaal van de bruto-vloeroppervlakten van alle vloerniveaus, bepaald door de buitenomtrek van de gebouwdelen die het gebouw begrenzen ter hoogte van de vloer.3. De maximale bruto-oppervlakte waarop een centrum recht heeft, wordt vastgesteld rekening houdend met het aantal cursisten ondernemersopleiding dat tijdens het voorgaande cursusjaar werd gehanteerd voor het vaststellen van de subsidiëring overeenkomstig de reglementaire bepalingen, vermeerderd met een vierde.4. De toegelaten maximale bruto-oppervlakte van een centrum is gelijk aan het product van het aantal cursisten ondernemersopleiding, zoals bepaald in 3, en de coëfficiënt 3,07.
Art. 8.1. De kostprijs per vierkante meter bruto-oppervlakte voor het verwerven en de nieuwbouw van gebouwen mag voor subsidiëring niet meer bedragen dan : 1° 30 000 fr.wanneer het gaat om verwerven of nieuwbouw in de zin van artikel 4, 1, 1° en 2°; 2° 15 000 fr.wanneer het gaat om verwerven of nieuwbouw in de zin van artikel 4, 1, 3°. 2. De totale kostprijs van de aanleg van de omgeving, de parkeerplaatsen, de toegangswegen, de fietsenbergplaatsen en het aanleggen van beplantingen mag niet hoger liggen dan een tiende berekend op het product van de bruto-oppervlakte en de in 1 vastgelegde financiële norm.3. De bedragen waarvan sprake in 1 en 2 zijn exclusief belasting op de toegevoegde waarde, algemene kosten en contractuele prijsherziening. Onder algemene kosten worden begrepen de erelonen van de architecten, raadgevende ingenieurs en experten van de studiebureaus. De raad van bestuur bepaalt de noodzaak van raadpleging van raadgevende ingenieurs en experten van de studiebureaus. 4. De bedragen waarvan sprake in 1, vastgesteld op 1 januari 1996, moeten jaarlijks in januari worden geindexeerd met de prijsherzieningsindex, volgens de formule bepaald in artikel 5, 2.
Art. 9.1. In het geval van een goedkeuring van het aanvraagdossier kan het centrum in overleg met het VIZO en overeenkomstig de regelen vastgelegd door de raad van bestuur het aanbestedings- en het financieringsdossier opstellen. 2. Het aanbestedingsdossier wordt voor nazicht voorgelegd aan het VIZO, teneinde de overeenstemming ervan met de beslissing van de raad van bestuur vast te stellen.3. Na de aanbesteding bezorgt het centrum de offertes van de aannemers, het verslag van de architect, de offertes van de financiële instellingen samen met de aanbevelingen van het centrum zelf en de ontwerpen van overeenkomsten voor definitieve goedkeuring aan het VIZO.4. Bij definitieve goedkeuring kan het centrum de aannemings- en financieringsovereenkomst sluiten.Een origineel gehandtekend exemplaar van beide overeenkomsten wordt aan het VIZO bezorgd.
Art. 10.1. Na het starten van de werkzaamheden maakt het centrum systematisch de werfverslagen, de goedgekeurde vorderingsstaten, de processen-verbaal van voorlopige en definitieve oplevering en de stand van de opgenomen kredieten met vermelding van de data van kredietopname over aan het VIZO. 2. In overleg met het VIZO volgt het centrum het verloop van het financieel dossier op als een goed huisvader.
Art. 11.1. Bij verkoop van de gebouwen of in het geval van ontbinding van de vereniging zonder winstoogmerk die de oprichting van een centrum tot voorwerp heeft, zal het VIZO een aandeel van de verkoopsom of van de geactualiseerde waarde ontvangen. Dit aandeel stemt overeen met de toelage bepaald in artikel 5, 1, van dit besluit of met elke andere gelijkaardige toelage voor het verwerven of de nieuwbouw van gebouwen die van kracht was voor de inwerkingtreding van dit besluit. 2. De bepalingen van 1 zijn niet van toepassing op de gebouwen waarvoor het centrum een toelage ontvangt overeenkomstig artikel 3 noch op de gebouwen waarvan sprake is in de artikelen 16 en 17. HOOFDSTUK IV. Eigenaarsonderhoud
Art. 12.1. Onder eigenaarsonderhoud van gebouwen moet worden begrepen : 1° uitzonderlijke geschiktheidswerken die tot doel hebben : aanpassing van bestaande situaties in gedeelten van een gebouw aan de evoluerende pedagogische noden, zonder de bestemming ervan te wijzigen; verbetering van de functionaliteit en het rendement van de installaties en de vaste uitrusting, alsook van het comfort en de hygiëne van de lokalen; verzekering van de veiligheid van cursisten en derden, in overeenstemming met de geldende reglementering inzake hygiëne, veiligheid en brandbeveiliging; behoud van de waarde van het patrimonium door het voorkomen of het herstel van sleet en veroudering; 2° uitzonderlijk en dringend eigenaarsonderhoud, dit zijn werken die tegelijkertijd uitzonderlijk en dringend zijn teneinde de continuïteit van de activiteiten van opleiding en vorming niet of zo minimaal mogelijk in het gedrang te brengen en die ten gevolge van een onvoorziene of onvoorzienbare gebeurtenis noodzakelijk zijn geworden.2. Het initiatief voor eigenaarsonderhoud gaat uit van een centrum.3. De raad van bestuur legt de regelen vast met betrekking tot de totstandkoming en de samenstelling van het aanvraagdossier.4. Het aanvraagdossier wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van bestuur in het geval van eigenaarsonderhoud in de zin van 1, 1° en aan het VIZO in het geval van eigenaarsonderhoud in de zin van 1, 2°.
Art. 13.1. In zoverre de kredieten ingeschreven op de begroting van het VIZO het mogelijk maken, bedraagt de subsidie aan een centrum voor eigenaarsonderhoud maximaal 60 ten honderd van de kostprijs.
Er wordt geen subsidie verstrekt indien de kostprijs van het eigenaarsonderhoud minder dan 250 000 fr. bedraagt per duidelijk afgebakend werk. 2. Het bedrag waarvan sprake in 1 wordt jaarlijks in januari herzien volgens de formule bepaald in artikel 5, 2.3. Bij de beoordeling van een annvraagdossier houden de raad van bestuur en het VIZO rekening met bouwtechnische, kwalitatieve, pedagogische en financiële aspecten, alsook met het feit of het centrum als een goed huisvader de gebouwen onderhoudt en beheert.4. De raad van bestuur legt de richtlijnen vast die het beheer en het onderhoud van de gebouwen als een goed huisvader moeten waarborgen. Het VIZO houdt toezicht op de naleving van de richtlijnen.
Art. 14.1. Bij gunstige beslissing van de raad van bestuur over een aanvraagdossier voor eigenaarsonderhoud in de zin van artikel 12, 1, 1°, kan het centrum de geschiktheidswerken laten uitvoeren. 2. De subsidie wordt door het VIZO uitgekeerd op het einde van het begrotingsjaar, na voorlegging van de verantwoordingsstukken.
Art. 15.1. In het geval van een aanvraagdossier voor eigenaarsonderhoud in de zin van artikel 12, 1, 2°, beslist het VIZO binnen een termijn van een maand na ontvangst ervan. De beslissing wordt medegedeeld aan de raad van bestuur. 2. Artikel 14, 2, van dit besluit is van toepassing op het eigenaarsonderhoud waarvan sprake onder 1. HOOFDSTUK V. Slotbepalingen
Art. 16.Wanneer een centrum het verwerven of de nieuwbouw van gebouwen in eigen beheer plant, zonderberoep te doen op subsidiëring moet met het VIZO overleg worden gepleegd inzonderheid over de pedagogische en ruimtelijk-functionele aspecten.
Art. 17.1. De centra die bij de inwerkingtreding van dit besluit een jaarlijkse subsidie voor de gebouwen ontvangen op basis van de huurwaarde ervan blijven deze toelage ontvangen in zoverre de begrotingskredieten van het VIZO het mogelijk maken en mits jaarlijkse goedkeuring door de raad van bestuur. 2. De jaarlijkse subsidie waarvan sprake in 1 is gelijk aan het bedrag, bekomen door het totaal aantal door het VIZO betoelaagde cursusuren basisopleiding tijdens het voorgaande kalenderjaar vermeerderd met 23 ten honderd, te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 215,44. Deze coëfficiënt is vastgesteld op 1 januari 1996 en wordt jaarlijks, op 1 januari, overeenkomstig de bepalingen van de huurwetgeving aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.
Art. 18.In het kader van artikel 21, 11°, van het decreet stelt het VIZO, in overleg met de centra, om de vijf jaren met ingang van 1998 een meerjarenplanning op die vanuit de inventaris van de bestaande infrastructuur en de financieel-budgettaire toekomstverwachtingen de prioritaire noden bepaalt inzake het verwerven, de nieuwbouw en het eigenaarsonderhoud van gebouwen.
Art. 19.Opgeheven wordt artikel 13 van het ministerieel besluit van 27 maart 1979 houdende bepaling van de rijkstoelagen voor het stelsel van de voortdurende vorming geregeld bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de voortdurende vorming in de middenstand, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1989.
Art. 20.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.
Art. 21.De Vlaamse minister bevoegd voor de middenstandsopleiding is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 3 juni 1997.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, E. VAN ROMPUY