gepubliceerd op 24 december 2010
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de samenvoeging van de Zwinpolder, de Nieuwe Hazegraspolder, de Damse Polder en de Polder Sint-Trudoledeken tot een nieuwe polder met als naam Oostkustpolder
3 DECEMBER 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de samenvoeging van de Zwinpolder, de Nieuwe Hazegraspolder, de Damse Polder en de Polder Sint-Trudoledeken tot een nieuwe polder met als naam Oostkustpolder
De Vlaamse Regering, Gelet op de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, artikel 2, 6, 7, 8 en 103;
Gelet op het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2005, 19 mei 2006, 16 juni 2006, 25 mei 2007 en 7 december 2007 en 12 december 2008;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 januari 1958 houdende bepaling van de datum waarop de wet betreffende de wateringen en de wet betreffende de polders in werking treden, en houdende afbakening van de polderzones;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 december 1959 houdende oprichting van de Polder Sint-Trudoledeken, zoals tot op heden gewijzigd;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 oktober 1960 houdende oprichting van de Nieuwe Hazegraspolder, zoals tot op heden gewijzigd;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 1977 houdende oprichting van de Zwinpolder, zoals tot op heden gewijzigd;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 1977 houdende oprichting van de Damse Polder, zoals tot op heden gewijzigd;
Overwegende dat een ontwerp werd opgesteld tot fusie van de Zwinpolder, de Nieuwe Hazegraspolder, de Damse Polder en de Polder Sint-Trudoledeken in het kader van de modernisering polders en wateringen om te komen tot een daadkrachtigere invulling van de doelstellingen vermeld in het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid;
Overwegende dat tijdens het openbaar onderzoek dat werd georganiseerd van 1 maart tot 31 maart 2010 in de gemeenten Beernem, Brugge, Damme, Knokke-Heist, Maldegem en Oostkamp, geen bezwaren werden ingediend;
Overwegende dat de betrokken polderbesturen advies gaven, met name de Zwinpolder en de Polder Sint-Trudoledeken op 12 maart 2010 en de Damse Polder op 29 maart 2010; dat deze adviezen ongunstig zijn en voornamelijk betrekking hebben op de lokale vertegenwoordiging in het nieuwe bestuur en de vrees voor het verdwijnen van de lokale kennis van de polderwaterlopen; dat de Nieuwe Hazegraspolder in haar advies van 12 maart 2010 aangeeft geen vragende partij te zijn doch in principe geen bezwaar heeft tegen de vooropgestelde fusie;
Overwegende dat het bestuur van de aanpalende polder met name de Nieuwe Polder van Blankenberge op 20 oktober 2009 een gunstig advies uitbracht;
Overwegende dat het bestuur van de andere aanpalende polder met name de Polder van Maldegem op 29 maart 2010 een ongunstig advies uitbracht; dat dit ongunstig advies voornamelijk te maken heeft met mogelijke problemen tengevolge van de schaalvergroting en het verlies van terreinkennis; dat een analoog advies werd uitgebracht door het gemeentebestuur van Maldegem op 12 april 2010;
Overwegende dat het stadsbestuur van Damme op 25 maart 2010 negatief advies uitbracht; dat het gemeentebestuur van Beernem voorwaardelijk gunstig advies uitbracht op 29 maart 2010; dat de bemerkingen te herleiden zijn tot de reeds aangehaalde bezwaren gemaakt door de polderbesturen;
Overwegende dat de stadsbesturen van Knokke-Heist en Brugge en het gemeentebestuur van Oostkamp geen advies hebben uitgebracht;
Overwegende dat de samenvoeging van bestaande polders tot één grote, leefbare polderentiteit, een maatregel van algemeen belang is die ertoe strekt de nieuw gevormde eenheid, zowel op het financiële en op het administratieve vlak, als op het gebied van de uitvoering van werken, tot een grotere efficiëntie en een verdere professionalisering te brengen;
Overwegende dat de samenvoeging van bestaande polders bijdraagt tot administratieve vereenvoudiging voor de gemeenten en de provincies en bijdraagt tot een betere dienstverlening voor de burgers;
Overwegende dat het binnen de fusiepolder mogelijk is om te voorzien in een overgangsmaatregel die de vertegenwoordiging van de samen te voegen polders in het bestuur kan garanderen, om op die manier de lokale kennis te behouden en te versterken;
Overwegende dat het, onder meer in het kader van de watertoets, noodzakelijk is om het waterbeheer af te stemmen op het watersysteem; dat betrokken polders het Leopoldkanaal als voornaamste afvoerweg naar zee hebben wat hun samenwerking logisch maakt;
Overwegende dat de billijkheid en de rechtvaardigheid vereisen dat het benoemde personeel, alsook het contractuele personeel van de samen te voegen polders, wordt overgenomen door de nieuwe polder, met behoud van hun rechten en plichten, naar analogie van de bepalingen van CAO 32bis van 7 juni 1985 betreffende het behoud van rechten van werknemers bij wijziging van werkgever ingevolge overgang van onderneming;
Gelet op het gunstig advies van de deputatie van de provincie West-Vlaanderen van 29 april 2010;
Gelet op het gunstig advies van de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen van 12 mei 2010 mits aanpassing van de grens tussen de nieuwe fusiepolder en de polder van Maldegem; dat bovendien wordt aanbevolen in de toekomst de polder van Maldegem en een deel van de Slependammepolders op te nemen in de nieuwe fusiepolder;
Overwegende dat grensaanpassingen in een later stadium dienen te gebeuren waarbij de nieuwe omschrijving zich dient te richten op de grenzen van het watersysteem; dat de deelbekkengrens dan een logische afbakening is; dat hier een loutere fusie van bestaande polders beoogd werd;
Gelet op het gunstig advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 september 2010;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Er wordt een nieuwe polder, genaamd Oostkustpolder, opgericht. De omschrijving van deze polder bestaat uit het samenvoegen van de Zwinpolder, de Nieuwe Hazegraspolder, de Damse Polder en de Polder Sint-Trudoledeken.
Art. 2.De nieuwe polder is de rechtsopvolger onder algemene titel van de samengevoegde polders vermeld in artikel 1. In die hoedanigheid neemt de nieuwe polder het integrale vermogen, dat bestaat uit alle goederen, rechten, schuldvorderingen en schulden, over van de polders vermeld in artikel 1.
Art. 3.De personeelsleden die op de datum waarop dit besluit in werking treedt statutair of contractueel tewerkgesteld zijn in de samengevoegde polders vermeld in artikel 1, gaan over naar de nieuwe polder. Die overgang gebeurt met behoud van : - de administratieve, geldelijke en schaalanciënniteit; - de salarisschaal en functionele loopbaan waarop zij in voorkomend geval aanspraak kunnen maken volgens de bestaande reglementering op het ogenblik van hun overgang; - de reglementair toegekende vergoedingen en toelagen waarop zij aanspraak kunnen maken volgens de bestaande reglementering op het ogenblik van hun overgang.
De bovenstaande elementen zijn op persoonlijke titel en zijn uitdovend als het geheel van salaris en reglementair toegekende vergoedingen en toelagen bij de nieuwe polder gunstiger is.
De individuele contractuele personeelsleden moeten akkoord gaan met de overgang naar de nieuwe polder.
Art. 4.De provincie West-Vlaanderen wordt aangewezen als provinciale overheid bevoegd om ter uitvoering van de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders op te treden. De gouverneur wordt overeenkomstig artikel 8 van deze wet belast met het samenroepen van de algemene vergadering waarop het reglement wordt vastgesteld en het nieuwe bestuur wordt verkozen.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking vanaf de datum van de goedkeuring van het reglement van de nieuwe polder door de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 8 van de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders.
Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 3 december 2010.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE