gepubliceerd op 09 maart 2007
Besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een tegemoetkoming in de huurprijs voor woonbehoeftige huurders
2 FEBRUARI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een tegemoetkoming in de huurprijs voor woonbehoeftige huurders
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 81, § 1, en 82, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2000;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 1991 tot instelling van individuele huursubsidies en een installatiepremie bij het betrekken van een gezonde of aangepaste huurwoning, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 juni 1992, 16 mei 1995 en 30 juni 2006;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 6 december 2006;
Gelet op het advies 41.968/3 van de Raad van State, gegeven op 10 januari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid,1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering; Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.§ 1. In dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de Huisvesting;2° agentschap : het agentschap Wonen-Vlaanderen van het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed;3° aanvraagdatum : de datum van het afgiftebewijs van de aanvraagdocumenten op een dienst van het agentschap, de postdatum bij verzending van de aanvraagdocumenten of de datum van de digitale indiening van het aanvraagformulier;4° huurder : de op de aanvraagdatum meerderjarige particulieren die de huurovereenkomst ondertekenen;5° inschrijvingsdatum : overeenkomstig de gegevens van het Rijksregister, de eerste dag van de maand waarin de huurder zich ingeschreven heeft in de woning waarop de aanvraag betrekking heeft;6° inwonend gezinslid : elke persoon die gedomicilieerd is op het adres van de huurder;7° persoon met een handicap : persoon die overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 1988 tot bepaling van de attesten die in aanmerking worden genomen om een ernstige handicap vast te stellen, als ernstig gehandicapt erkend is of erkend was bij zijn pensionering;8° conforme woning : woning die voldoet aan de normen, vastgesteld overeenkomstig artikel 5, § 1, van de Vlaamse Wooncode;9° ongeschikt verklaarde woning of kamer : de woning of de kamer die hetzij overeenkomstig artikel 15 van de Vlaamse Wooncode, hetzij overeenkomstig artikel 16 van het Kamerdecreet en artikel 34 van het Heffingsdecreet ongeschikt is verklaard;10° onbewoonbaar verklaarde woning of kamer : de woning of de kamer die hetzij overeenkomstig artikel 15 van de Vlaamse Wooncode, hetzij overeenkomstig artikel 16 van het Kamerdecreet en artikel 34 van het Heffingsdecreet, hetzij overeenkomstig artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet onbewoonbaar is verklaard;11° inzake bezetting onaangepaste woning of kamer : de woning die niet beantwoordt aan de woningbezetting volgens de normen, vastgesteld overeenkomstig artikel 5, § 1, derde lid, van de Vlaamse Wooncode, of de kamer die niet voldoet aan de normen, vermeld in artikel 6 van het Kamerdecreet;12° overbewoond verklaarde woning : de woning die overeenkomstig artikel 17 van de Vlaamse Wooncode overbewoond is verklaard;13° huurprijs : de door de huurder betaalde prijs voor het gebruik van de woning en de gemeenschappelijke delen, met uitsluiting van alle bedragen, verschuldigd voor beroepslokalen of garages of voor eender welke levering van goederen of diensten;14° sociaal verhuurkantoor : een sociaal verhuurkantoor dat erkend is overeenkomstig artikel 56 van de Vlaamse Wooncode;15° persoon ten laste : a) het op de aanvraagdatum inwonend kind dat ofwel jonger is dan 18 jaar, ofwel voor de huurder het recht op kinderbijslag of wezentoelage doet ontstaan ofwel, na voorlegging van de bewijzen, door de administrateur-generaal van het agentschap wordt beschouwd als persoon ten laste;b) de huurder die of een op de aanvraagdatum inwonend gezinslid dat erkend is als persoon met een handicap; 16° inkomen : de som van het aan de personenbelasting onderworpen inkomen, alsook van de niet-belastbare vervangingsinkomsten van de huurder en van de inwonende gezinsleden, te verminderen met 1.300 euro per persoon ten laste; 17° Vlaamse Wooncode : het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;18° Kamerdecreet : het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers;19° Heffingsdecreet : het decreet van 22 december 1995 houdende de bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996;20° Kwaliteitsbesluit : het besluit van de Vlaamse Regering van 6 oktober 1998 betreffende de kwaliteitsbewaking, het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht op woningen;21° Kamerbesluit : het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers of studentenkamers. § 2. De bedragen in euro die betrekking hebben op het inkomen en de huurprijs, vermeld in artikel 1, § 1, 16°, artikel 4, § 1, tweede lid, artikel 5, § 1, artikel 8, § 1, derde lid, artikel 9, § 1 en § 2, eerste lid, en artikel 11, tweede lid, 2°, worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer 104,32 van oktober 2006. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober, die voorafgaat aan de aanpassing, en afgerond op het hogere tiental.
De bedragen van 100, 80 en 60 euro, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, en de bedragen van 60 en 360 euro, vermeld in artikel 9, § 2, eerste lid, worden tweejaarlijks bij ministerieel besluit aangepast in verhouding tot de evolutie van het gezondheidsindexcijfer.
Art. 2.§ 1. Binnen de kredieten die daartoe worden ingeschreven op de begroting van het Vlaamse Gewest en onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit en overeenkomstig het tweede lid eventueel nader geregeld bij ministerieel besluit, wordt een tegemoetkoming verleend in de huurprijs van een woning die in het Vlaamse Gewest ligt, aan de huurder die daartoe een aanvraag indient en die : 1° een conforme woning in huur neemt : a) nadat hij een onbewoonbaar verklaarde woning of kamer of een overbewoond verklaarde woning verlaten heeft;b) nadat hij een goed heeft verlaten dat aanleiding heeft gegeven tot de toepassing van artikel 20, § 1, tweede lid, van de Vlaamse Wooncode;c) nadat hij een ongeschikt verklaarde woning of kamer verlaten heeft die op basis van het technisch verslag, gevoegd bij het Kwaliteitsbesluit of het Kamerbesluit, minstens twee problemen van categorie III en vijftig strafpunten scoort;d) nadat hij een inzake bezetting onaangepaste woning of kamer verlaten heeft waarin hij minstens twaalf maanden ingeschreven was;e) nadat hij een openluchtrecreatief verblijf als vermeld in het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve bedrijven verlaten heeft waarin hij reeds sinds 1 januari 2001 zijn hoofdverblijfplaats had;f) waarvoor hij de verhoging van het leefloon heeft ontvangen, vermeld in artikel 14, § 3, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie of de installatiepremie, ingesteld bij het koninklijk besluit van 21 september 2004 tot toekenning van een installatiepremie door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan bepaalde personen die hun hoedanigheid van dakloze verliezen;2° een conforme en aan de fysieke mogelijkheden van hemzelf of van een inwonend gezinslid aangepaste woning in huur neemt na een niet aan die fysieke mogelijkheden aangepaste woning verlaten te hebben, voor zover hij of het gezinslid in kwestie op de aanvraagdatum ten minste 65 jaar oud is of erkend is als persoon met een handicap;3° een woning in huur neemt van een sociaal verhuurkantoor, voor zover de inschrijvingsdatum dateert van na de inwerkingtreding van dit besluit. De minister kan de voorwaarden, vermeld in dit besluit, nader preciseren met detailmaatregelen en met uitvoeringsmaatregelen van bijkomende aard. § 2. De tegemoetkoming in de huurprijs wordt niet verleend aan de huurder die reeds een tegemoetkoming in de huurprijs of een huursubsidie heeft verkregen overeenkomstig dit besluit of het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 1991 tot instelling van individuele huursubsidies en een installatiepremie bij het betrekken van een gezonde of aangepaste huurwoning. HOOFDSTUK II. - Voorwaarden waaraan de woningen of de kamers moeten voldoen
Art. 3.De woning of de kamer die de huurder verlaten heeft, moet in het Vlaamse Gewest liggen. Het agentschap stelt aan de hand van een onderzoek ter plaatse vast of aan de voorwaarden voldaan is inzake de ongeschikte of onaangepaste woning of kamer, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, c) en d), en inzake de niet aan de fysieke mogelijkheden aangepaste woning, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 2°.
Art. 4.§ 1. De woning die de huurder in huur neemt, moet in het Vlaamse Gewest liggen. Het mag niet gaan om : 1° een woonentiteit als vermeld in artikel 2, 3° of 7°, van het Kamerdecreet;2° een sociale huurwoning die aanleiding geeft tot de toepassing van artikel 99, § 1 of § 5, van de Vlaamse Wooncode. De huurprijs van de woning mag op de inschrijvingsdatum niet meer bedragen dan 485 euro, te verhogen met 7 % per persoon ten laste en maximaal te verhogen met 28 %.
De conformiteit van de woning wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 18 van het Kwaliteitsbesluit. Als de conformiteit wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 8, § 3, van de Vlaamse Wooncode, dan reikt de gewestelijke ambtenaar kosteloos een conformiteitsattest uit aan de verhuurder. § 2. Als de aanvraag ofwel wordt ingediend door een huurder die op de aanvraagdatum ten minste 65 jaar oud is of erkend is als persoon met een handicap, ofwel wordt ingediend met toepassing van artikel 2, § 1, eerste lid, 2°, dan stelt het agentschap aan de hand van een onderzoek ter plaatse vast of de woning die de huurder in huur neemt, voldoet aan de criteria die de minister vaststelt en die betrekking hebben op : 1° de technische uitrusting in de woning;2° de toegankelijkheid van de vertrekken in de woning;3° de toegankelijkheid van de woning en de bereikbaarheid vanaf het openbaar domein;4° de aanwezigheid van aan het wonen complementaire functies in de omgeving van de woning. HOOFDSTUK III. - Voorwaarden waaraan de huurder moet voldoen
Art. 5.§ 1. Het inkomen van het derde kalenderjaar dat voorafgaat aan de aanvraagdatum mag niet meer bedragen dan 14.550 euro. § 2. De huurder en de inwonende gezinsleden mogen geen woning volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik hebben op de aanvraagdatum of gehad hebben in de periode van drie jaar voor de aanvraagdatum.
Van die voorwaarde wordt afgeweken in de volgende gevallen : 1° het betreft de woning die de huurder verlaten heeft met toepassing van artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, a), c) of d), of 2°;2° de woning is op de aanvraagdatum gesloopt of de eigenaar verbindt zich ertoe ze te slopen;3° de woning ligt in het Vlaamse Gewest en is het voorwerp van een onteigeningsbesluit;4° de eigenaar of de vruchtgebruiker kan ten gevolge van een wettelijke regeling of van een uitvoerbare rechterlijke beslissing niet beschikken over de woning. § 3. De huurder en de inwonende gezinsleden geven door de indiening van de aanvraag de toestemming aan het agentschap om bij de bevoegde diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën, bij het Rijksregister, bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en bij de lokale besturen digitaal de noodzakelijke gegevens te verkrijgen betreffende het inkomen, de gezinssamenstelling en de patrimoniale voorwaarde, vermeld in § 2. HOOFDSTUK IV. - Procedure
Art. 6.§ 1. De aanvraag tot het verkrijgen van de tegemoetkoming in de huurprijs wordt bij het agentschap ingediend met een daartoe door het agentschap of een gemeentelijke dienst ter beschikking gesteld formulier.
De aanvraag wordt ingediend uiterlijk zes maanden na de inschrijvingsdatum en bevat : 1° het door de huurder ondertekende en volledig ingevulde aanvraagformulier;2° de bewijsstukken waaruit blijkt dat een van de gevallen, vermeld in artikel 2, § 1, van toepassing is;3° de documenten of verklaringen waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5;4° een document of verklaring waaruit de actuele inkomsten van de huurder blijken;5° een door de huurder ondertekende verklaring waarin hij aangeeft dat het inkomen van het jaar dat voorafgaat aan de aanvraagdatum niet meer bedraagt dan vermeld in artikel 5, § 1;6° als de aanvraag wordt ingediend met toepassing van artikel 2, § 1, eerste lid, 3°, het akkoord van de huurder en van het sociaal verhuurkantoor over de uitbetaling van de tegemoetkoming aan het sociaal verhuurkantoor overeenkomstig artikel 10, derde lid. § 2. Een woning of een kamer die gedurende minder dan zes maanden bewoond werd door de huurder en die niet voldoet aan de voorwaarden die gelden voor de woning of de kamer die verlaten wordt, noch aan de normen die gelden voor de woning die in huur genomen wordt, wordt beschouwd als een transitwoning. Het agentschap houdt bij de beoordeling of een van de gevallen, vermeld in artikel 2, § 1, van toepassing is geen rekening met een transitwoning. § 3. De administrateur-generaal van het agentschap kan de termijn van zes maanden voor de indiening van de aanvraag, in bijzondere omstandigheden buiten de wil van de huurder, verlengen met maximaal drie maanden. De minister kan ter zake aanvullende voorwaarden stellen. § 4. Het agentschap controleert de volledigheid van de aanvraag. Als de aanvraag onvolledig is, stuurt het agentschap binnen een maand na de aanvraagdatum een ontvangstmelding en vraagt het de ontbrekende stukken op. Als de aanvraag volledig is, stuurt het agentschap een ontvangstmelding waarin de normale behandelingstermijn en de beroepsmogelijkheid zijn aangegeven.
Art. 7.Binnen drie maanden nadat de aanvraag volledig is, betekent het agentschap de beslissing tot het verlenen of weigeren van de tegemoetkoming aan de huurder. De beslissing wordt betekend op het adres dat de huurder bij het indienen van de aanvraag heeft opgegeven en dat geldt als woonplaatskeuze.
Tegen de beslissing of tegen het stilzitten van het agentschap kan met een aangetekende brief beroep worden ingesteld bij de administrateur-generaal van het agentschap, binnen twee maanden die volgen op de betekening van de beslissing of op het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid.
Als de beslissing in beroep niet wordt betekend binnen drie maanden na de datum van de aangetekende brief, vermeld in het tweede lid, dan wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd. HOOFDSTUK V. - Berekening van de tegemoetkoming en betalingsprocedure
Art. 8.§ 1. Het basisbedrag van de tegemoetkoming in de huurprijs bedraagt 100 euro per maand voor de eerste periode van 24 maanden vanaf de inschrijvingsdatum, 80 euro per maand voor de tweede periode van 24 maanden en 60 euro per maand voor de derde periode van 24 maanden.
In afwijking van het eerste lid blijft het basisbedrag van de tegemoetkoming in de huurprijs ongewijzigd voor de huurder die op de aanvraagdatum ten minste 65 jaar oud is of erkend is als persoon met een handicap.
Met behoud van de toepassing van het tweede lid worden de bedragen, vermeld in het eerste lid, verhoogd met 50 % als het inkomen, vermeld in artikel 5, § 1, niet meer bedraagt dan 12.400 euro, en met 100 % als hetzelfde inkomen niet meer bedraagt dan 9.000 euro. § 2. Behalve in het geval, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, f), bedraagt de tegemoetkoming in de huurprijs voor de eerste maand vanaf de inschrijvingsdatum, inclusief een eenmalige installatiepremie, 400 % van het bedrag, berekend overeenkomstig § 1.
Art. 9.§ 1. De tegemoetkoming in de huurprijs wordt alleen uitbetaald voor de eerste periode van 24 maanden vanaf de inschrijvingsdatum als blijkt dat het inkomen van de huurder van het jaar dat voorafgaat aan de aanvraagdatum meer bedraagt dan 14.550 euro. § 2. Als § 1 niet van toepassing is, behoudt de huurder na de derde periode van 24 maanden, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, nog gedurende drie jaar zijn recht op de tegemoetkoming, met dien verstande dat de tegemoetkoming wordt beperkt tot : 1° 60 euro per maand als zijn inkomen van het derde jaar na de aanvraagdatum ten hoogste 14.550 euro bedraagt; 2° 360 euro per jaar als hetzelfde inkomen meer dan 14.550 euro bedraagt.
In afwijking van het eerste lid behoudt de huurder die op de aanvraagdatum ten minste 65 jaar oud is of erkend is als persoon met een handicap voor onbepaalde duur het recht op het bedrag van de maandelijkse tegemoetkoming, dat hem voor de derde periode van 24 maanden wordt uitbetaald, zolang hij als huurder een conforme woning bewoont die voldoet aan de criteria, vermeld in artikel 4, § 2.
Art. 10.De tegemoetkoming in de huurprijs wordt minstens per kwartaal uitbetaald door het agentschap en voor de eerste maal binnen vier maanden na de beslissing tot het verlenen ervan, vermeld in artikel 7, eerste lid, of na de inwilliging van het beroep overeenkomstig artikel 8, derde lid.
In afwijking van het eerste lid wordt de tegemoetkoming, vermeld in artikel 9, § 2, eerste lid, 2°, jaarlijks uitbetaald nadat de termijn vervallen is.
De tegemoetkoming wordt uitbetaald ten gunste van de huurder of, met zijn akkoord, ten gunste van de instantie die hem de tegemoetkoming heeft voorgeschoten. Als de aanvraag is ingediend met toepassing van artikel 2, § 1, eerste lid, 3°, dan wordt de tegemoetkoming uitbetaald aan het sociaal verhuurkantoor.
Art. 11.Als de huurder de woning waarop de aanvraag betrekking heeft, verlaat voor een niet-conforme woning of voor een woning die niet voldoet aan de criteria, vermeld in artikel 4, § 2, voor zover die bepaling van toepassing is, dan verliest hij het recht op de tegemoetkoming in de huurprijs.
Als een inwonend gezinslid de huurovereenkomst voortzet na het overlijden van de huurder of na het vertrek van de huurder naar een niet-conforme woning, wordt dat gezinslid voor de toepassing van dit besluit geacht in de rechten van de huurder te treden, voor zover : 1° dat gezinslid minstens een jaar voor de voortzetting van het huurcontract gedomicilieerd was op het adres van de huurder; 2° zijn inkomen van het derde kalenderjaar dat voorafgaat aan de voortzetting niet meer bedraagt dan 14.550 euro.
Als de bepaling van artikel 9, § 2, tweede lid, van toepassing was op de huurder, blijft ze ook gelden voor wie de huurovereenkomst voortzet overeenkomstig het tweede lid, voor zover hij op het ogenblik van de voortzetting van het huurcontract ten minste 65 jaar oud is of erkend is als persoon met een handicap. HOOFDSTUK VI. - Controle en sancties
Art. 12.Het agentschap controleert jaarlijks of de huurder de woning waarop de aanvraag betrekking heeft niet verlaten heeft en eventueel of de nieuwe woning aan dezelfde voorwaarden voldoet.
Respectievelijk voor het verstrijken van de 24e maand en de 72e maand vanaf de inschrijvingsdatum controleert het agentschap het inkomen van de huurder van het jaar dat voorafgaat aan de aanvraagdatum en van het derde jaar na de aanvraagdatum, met het oog op de toepassing van artikel 9, § 1 en § 2, eerste lid.
Art. 13.Als de begunstigde van de tegemoetkoming die moet terugbetalen met toepassing van artikel 57 van de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, dan wordt het terug te betalen bedrag overeenkomstig artikel 59 van de Vlaamse Wooncode gestort ten voordele van het Fonds voor de Huisvesting. Als de begunstigde niet vrijwillig terugbetaalt, wordt de invordering toevertrouwd aan het agentschap Inspectie RWO. HOOFDSTUK VIII. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 14.Het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 1991 tot instelling van individuele huursubsidies en een installatiepremie bij het betrekken van een gezonde of aangepaste huurwoning, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 juni 1992, 16 mei 1995 en 30 juni 2006, wordt opgeheven, behalve voor de aanvragen die overeenkomstig het vermelde besluit al ingediend zijn voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2007.
Art. 16.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 2 februari 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN