gepubliceerd op 16 maart 2001
Besluit van de Vlaamse regering houdende nadere regels met betrekking tot het toelatingsexamen voor de opleidingen van arts en tandarts
2 FEBRUARI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering houdende nadere regels met betrekking tot het toelatingsexamen voor de opleidingen van arts en tandarts
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, inzonderheid op artikel 34, gewijzigd bij de decreten van 24 juli 1996, 14 juli 1998 en 30 juni 2000;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 1997 houdende vaststelling van nadere regels met betrekking tot de organisatie en tot de inhoud van de examengedeelten, van het examengeld, van de werking van de examencommissie en haar huishoudelijk reglement en van het examenreglement van het toelatingsexamen tot de opleidingen van arts en tandarts, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 2 december 1997, 27 januari 1998, 2 februari 1999 en 15 juni 1999;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 26 oktober 2000;
Gelet op het advies van de examencommissie belast met de organisatie van het toelatingsexamen voor de opleidingen van arts en tandarts, uitgebracht op 11 september 2000;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 27 oktober 2000 betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 14 december 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit staat « examencommissie » voor de examencommissie belast met de organisatie van het toelatingsexamen tot de opleidingen van arts en tandarts, ingesteld bij het decreet van 24 juli 1996 houdende wijziging van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap. § 2. De examencommissie is autonoom bevoegd om te beslissen in verband met alle aangelegenheden die noch door het decreet van 24 juli 1996, noch door onderhavig besluit vastgesteld zijn. HOOFDSTUK II. - Nadere regels met betrekking tot de inhoud van de examengedeelten
Art. 2.De examencommissie stelt de leerstof vast van de vakken natuurkunde, scheikunde, wiskunde en biologie en maakt ze tijdig aan de kandidaten bekend. Zij houdt hierbij op redelijke wijze rekening met de programma's van de derde graad van het algemeen secundair onderwijs, zoals aangeboden door de scholen zelf.
Art. 3.De examencommissie stelt de samenstelling vast van het examengedeelte « informatie verwerven en verwerken » en maakt ze tijdig aan de kandidaten bekend.
Art. 4.De examencommissie kan het vaststellen van bepaalde vragen van het toelatingsexamen toevertrouwen aan één of meer van haar leden. Een beroep op experten, extern aan de examencommissie, is eveneens mogelijk op grond van een uitdrukkelijke beslissing van de examencommissie. In voorkomend geval zijn die experten gehouden aan dezelfde geheimhoudingsplicht die rust op de leden van de examencommissie zelf en voeren zij hun opdracht uit onder het rechtstreeks gezag van de voorzitter en van ten minste één lid van de examencommissie. HOOFDSTUK III. - Het examengeld
Art. 5.Het examengeld voor het eenmaal inschrijven voor het toelatingsexamen in 1997 is vastgesteld op 1 000 BEF. Vanaf 1998 wordt dat bedrag aangepast aan de jaarlijkse stijging van de index van de consumptieprijzen met als referentiedatum 1 januari 1997.
Art. 6.Eens een kandidaat het examengeld bij de inschrijving betaald heeft, kan hij/zij, om welke reden ook, dat geld niet meer terugvorderen. HOOFDSTUK IV. - Nadere regels met betrekking tot de organisatie van het toelatingsexamen
Art. 7.§ 1. Voorafgaand aan een academiejaar organiseert de Vlaamse regering tweemaal het toelatingsexamen. De eerste keer in de periode van 1 tot 15 juli, de tweede keer in de periode van 25 augustus tot 7 september. § 2. De Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs stelt de data vast waarop het toelatingsexamen georganiseerd wordt. Hij stelt ook de uiterste inschrijvingsdatum vast. § 3. Het toelatingsexamen duurt een volledige dag en wordt op één plaats voor alle kandidaten tegelijk georganiseerd. De Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs, stelt deze plaats vast.
Art. 8.De examencommissie stelt de volgorde van de onderdelen van het toelatingsexamen vast en deelt ze tijdig aan de kandidaten mee.
Art. 9.De voorzitter van de examencommissie bevestigt definitief de vragen die de examencommissie vastgesteld heeft.
Art. 10.Een kandidaat die deelneemt aan het toelatingsexamen maar op het einde van het kalenderjaar waarin hij deelgenomen heeft, niet in het bezit is van het diploma van secundair onderwijs, heeft een ongeldig toelatingsexamen afgelegd. HOOFDSTUK V. - Werking van de examencommissie
Art. 11.De zetel van de examencommissie is gevestigd op het adres van het directoraat-generaal van de administratie Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek van het departement Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De voorzitter kan nochtans beslissen de vergaderingen van de examencommissie op een andere plaats te laten doorgaan.
Art. 12.§ 1. Alleen de voorzitter van de examencommissie is gemachtigd om namens de examencommissie mededelingen te doen. Mocht de voorzitter verhinderd zijn, dan kan de secretaris optreden. § 2. De examencommissie kan beslissen één of meer van haar leden te machtigen om namens haar in goed afgebakende gevallen op te treden. De aldus gemandateerde leden zullen zo snel als mogelijk bij de voorzitter rapporteren over hun werkzaamheden. § 3. Mocht de voorzitter verhinderd zijn, dan treedt het in leeftijd oudste lid op als zijn vervanger. Mocht de secretaris verhinderd zijn, dan kan de voorzitter een ambtenaar van niveau A van de administratie Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek aanduiden als vervangend secretaris.
Art. 13.Elke communicatie tussen de leden van de examencommissie, over de examenvragen en over de deliberatie kan enkel gebeuren tijdens een vergadering van de examencommissie of van een groep van personen die onder het gezag van de examencommissie opereert.
Art. 14.De voorzitter roept de examencommissie samen. Hij kan die bevoegdheid delegeren aan de secretaris. HOOFDSTUK VI. - Het huishoudelijk reglement van de examencommissie
Art. 15.§ 1. De leden van de examencommissie wonen de vergaderingen van de examencommissie bij. Bij verhindering zullen zij de voorzitter onmiddellijk verwittigen. § 2. De voorzitter en de leden zijn de stemgerechtigde leden van de examencommissie. Om geldig te beraadslagen, moet de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig zijn. § 3. Enkel wie deel uitmaakt van de examencommissie kan deelnemen aan de beraadslaging. § 4. Alle beraadslagingen van de examencommissie zijn geheim.
Art. 16.§ 1. De examencommissie zal steeds beslissen op grond van een voorstel van de voorzitter of van ten minste vijf leden van de examencommissie. § 2. De voorzitter zal steeds pogen een volledige consensus over het voorstel te bereiken. Is dat niet het geval, dan gaat de examencommissie over tot een geheime stemming.
Onderminderd het in artikel 15, § 2, opgelegd aanwezigheidsquorum, is een stem alleen geldig wanneer ze ondubbelzinnig ja of neen vermeldt als antwoord op het voorstel.
Het voorstel is aanvaard als het aantal ja-stemmen ten minste gelijk is aan het aantal neen-stemmen. Is het voorstel verworpen, dan herbegint de voorzitter de procedure met een ander voorstel en gaat zo door tot een geldige beslissing genomen is. Indien het voorstel betrekking heeft op het slagen van de kandidaat geldt dat het verwerpen van een voorstel tot slagen automatisch tot gevolg heeft dat de kandidaat niet geslaagd is; het verwerpen van een voorstel tot niet slagen heeft automatisch tot gevolg dat de kandidaat geslaagd is.
Art. 17.De secretaris notuleert het essentiële van de beraadslagingen, in het bijzonder de motivering van de verschillende beslissingen die niet bij geheime stemming genomen zijn. De beslissingen van de examencommissie zijn slechts uitvoerbaar nadat de examencommissie de notulen heeft vastgesteld.
Art. 18.De voorzitter van de examencommissie stelt een deontologische code op. Na beraadslaging daarover ondertekenen de voorzitter, de leden en de secretaris de goedgekeurde code. De deontologische code omschrijft minimaal hoe de voorzitter, de leden en de secretaris hun opdracht in de examencommissie loyaal, correct, discreet en objectief zullen uitvoeren. HOOFDSTUK VII. - Het examenreglement
Art. 19.De examencommissie bepaalt vooraf het gewicht van elke vraag of van elk onderdeel van elk examengedeelte en deelt het de kandidaten mee.
Art. 20.§ 1. Alle vragen van het toelatingsexamen zijn meerkeuzevragen. In het examengedeelte « kennis en inzicht in de wetenschappen » zijn telkens vier mogelijke antwoorden opgegeven. In het examengedeelte « informatie verwerven en verwerken » kan het aantal alternatieven verschillen naargelang van de behandelde materie. § 2. Een juist antwoord levert positieve punten op. Een fout antwoord levert negatieve punten op. Positieve en negatieve punten dienen per vraag duidelijk vermeld te worden. Geen antwoord levert nul punten op. § 3. De examencommissie kan na itemanalyse en bij een manifest slechte intemresponse besluiten tot het verwijderen van de positieve en negatieve punten van dit item in de scores van alle kandidaten.
Art. 21.§ 1. De examencommissie deelt vooraf aan de kandidaten mee of en welke schrijfmiddelen de kandidaten bij zich mogen hebben. § 2. Alle vragen van het toelatingsexamen zullen zodanig opgevat zijn dat het vinden van het juiste antwoord mogelijk is zonder het gebruik van rekentoestellen te moeten inroepen. Het is de kandidaten dan ook verboden een rekentoestel, onder welke vorm dan ook, bij zich te hebben.
Art. 22.Tijdens het toelatingsexamen wordt geen enkele mededeling gedaan over de vragen. Alle instructies zijn ofwel in de ter beschikking gestelde documenten voorhanden, ofwel vewerkt in een audio-visuele presentatie. In uitzonderlijke en onvoorspelbare gevallen, kan alleen de voorzitter of een persoon die hij daartoe machtigt, van deze bepaling afwijken.
Art. 23.De examencommissie verklaart alle kandidaten die de decretaal vastgestelde slaagvoorwaarden vervullen, als geslaagd. Zij beraadslaagt over alle andere gevallen en motiveert haar beslissingen.
Art. 24.De voorzitter deelt aan iedere kandidaat het resultaat mee dat hij/zij op het toelatingsexamen behaalde.
Die mededeling, ondertekend door voorzitter en secretaris, is het reglementair document dat de kandidaat moet voorleggen bij zijn/haar inschrijving voor de opleiding tot arts of tandarts aan een universiteit in de Vlaamse Gemeenschap.
De voorzitter bezorgt na 1 oktober volgend op het toelatingsexamen een overzichtelijke lijst van alle geslaagde kandidaten aan elke universiteit in de Vlaamse Gemeenschap, die gemachtigd is de opleiding tot arts of tandarts te organiseren.
Art. 25.§ 1. Wanneer vastgesteld wordt dat een kandidaat tijdens het toelatingsexamen een onregelmatigheid pleegt, moet het toeziend personeel de voorzitter en de betrokken kandidaat hiervan onmiddellijk op de hoogte brengen. De voorzitter en ten minste één lid van de examencommissie maken van die vaststelling een proces-verbaal op. § 2. Bij het vaststellen van een ernstige onregelmatigheid kunnen de voorzitter en ten minste één lid van de examencommissie beslissen tot de onmiddellijke uitsluiting van de kandidaat. § 3. In het geval de kandidaat vanwege de voorzitter, daarin vergezeld door minstens één lid van de examencommissie, toestemming krijgt tot het verder afleggen van het toelatingsexamen, dient de examencommissie te beraadslagen over het eventueel sanctioneren van de vastgestelde onregelmatigheid door de kandidaat niet geslaagd te verklaren. De examencommisie kan in dat verband geldig beslissen over de te nemen maatregelen indien ten minste vijf stemgerechtige leden aanwezig zijn, de voorzitter inbegrepen. Alvorens over te gaan tot de eindberaadslaging, kan de voorzitter de kandidaat die van een onregelmatigheid verdacht wordt, horen. Hij moet dat doen als de betrokken kandidaat daartoe een verzoek tot hem richt. HOOFDSTUK VIII. - Geschillenregeling
Art. 26.Materiële vergissingen die tot dertig dagen na het afsluiten van de eindberaadslaging vastgesteld worden en die niet van aard zijn dat ze de beslissing van de examencommissie kunnen beïnvloeden, worden onmiddellijk door de voorzitter hersteld.
Art. 27.Materiële vergissingen of onregelmatigheden die de geldigheid van de beslissingen van de examencommissie in het gedrang kunnen brengen, moeten binnen de dertig kalenderdagen na de verzendingsdatum van de individuele uitslagen aan de voorzitter aangetekend meegedeeld worden. Binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst van een dergelijke mededeling, roept de voorzitter de examencommissie in een buitengewone vergadering bijeen. De examencommissie kan geldig beslissen over de te nemen maatregelen indien ten minste vijf stemgerechtigde leden aanwezig zijn, de voorzitter inbegrepen.
Art. 28.§ 1. Elke kandidaat kan inzage vragen van de stukken op grond waarvan de examencommissie zijn/haar resultaat heeft vastgesteld. De kandidaat richt daartoe een verzoek tot de voorzitter die verder zal meedelen hoe de inzage kan verlopen. Het is de kandidaat in geen geval toegelaten stukken uit het dossier mee te nemen, noch kopies van de vragen te maken. § 2. Zowel voor de eerste als voor de tweede organisatie van het jaarlijks toelatingsexamen, zoals bedoeld in artikel 7 van dit besluit, kan de inzage slechts toegestaan worden vanaf 5 september van het lopende jaar.
Art. 29.Alle documenten die betrekking hebben op de organisatie van een toelatingsexamen blijven bewaard tot het verstrijken van de termijnen van de beroepsprocedures bij de Raad van State, na uitputting van alle procedures waarin onderhavig besluit voorziet.
Nadien blijven de notulen van de beraadslagingen van de examencommissie bewaard, en de volledige dossiers van de kandidaten die een procedure bij de Raad van State hebben ingeleid. Van de andere kandidaten blijven evenwel ook de officiële antwoordbladen bewaard. HOOFDSTUK IX. - Vergoedingen
Art. 30.De leden van de examencommissie ontvangen per georganiseerde sessie van het toelatingsexamen een honorarium van 247,89 euro. In dat bedrag zijn de reis- en verblijfskosten begrepen, alsmede de vergoeding voor kleine onkosten.
HOOFSTUK X. - Andere bepalingen
Art. 31.De Vlaamse regering machtigt de voorzitter van de examencommissie om, binnen de beschikbare kredieten van de Vlaamse begroting, alle overeenkomsten af te sluiten die betrekking hebben op de inhoudelijke en materiële organisatie van het toelatingsexamen arts en tandarts.
Art. 32.De examencommissie publiceert jaarlijks, uiterlijk op 1 maart, een brochure die alle inlichtingen bevat omtrent het toelatingsexamen. Hierin is alleszins de informatie opgenomen waarvan onderhavig besluit stelt dat ze bekendgemaakt moet worden aan de kandidaten.
Art. 33.De examencommissie is gemachtigd om aan de kandidaten te vragen zich akkoord te verklaren hun resultaten en persoonlijke gegevens beschikbaar te stellen voor wetenschappelijk onderzoek omtrent het toelatingsexamen. In geen geval kan een kandidaat, die zijn akkoord niet geeft, daarvoor op een of andere manier gesanctioneerd worden. HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen
Art. 34.Het besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 1997 houdende vaststelling van nadere regels met betrekking tot de organisatie en tot de inhoud van de examengedeelten, van het examengeld, van de werking van de examencommissie en haar huishoudelijk reglement en van het examenreglement van het toelatingsexamen tot de opleidingen van arts en tandarts, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 2 december 1997, 27 januari 1998, 2 februari 1999 en 15 juni 1999, wordt opgeheven.
Art. 35.Tot 31 december 2001 bedraagt het in artikel 30 bedoelde honorarium 10 000 frank.
Art. 36.Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2001.
Art. 37.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 2 februari 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN