Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 01 juli 2005
gepubliceerd op 23 augustus 2005

Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de nadere regels voor de aanvraag en de afgifte van het stedenbouwkundig attest

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2005035955
pub.
23/08/2005
prom.
01/07/2005
ELI
eli/besluit/2005/07/01/2005035955/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 JULI 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de nadere regels voor de aanvraag en de afgifte van het stedenbouwkundig attest


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, inzonderheid op artikel 63, § 1, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999 en het decreet van 21 november 2003;

Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, inzonderheid op artikelen 127, § 1 en 135, § 2, gewijzigd bij het decreet van 21 november 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 tot uitvoering van artikel 63 van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, gewijzigd bij de wetten van 22 april 1970 en 22 december 1970, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 maart 1989 en het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 25 maart 2004;

Gelet op advies 38.242/1 van de Raad van State, gegeven op 3 mei 2005;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Het stedenbouwkundig attest in het nieuwe vergunningensysteem

Artikel 1.Dit hoofdstuk is van toepassing op stedenbouwkundige attesten, die aangevraagd worden in de gemeenten die voldoen aan de voorwaarden, bepaald in artikel 193, § 1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening.

Art. 2.Het stedenbouwkundig attest wordt in 4 exemplaren aangevraagd bij het college van burgemeester en schepenen door middel van het formulier I, waarvan het model als bijlage I bij dit besluit is gevoegd.

Art. 3.In de gevallen waarbij overeenkomstig artikel 111, §§ 4 en 5, van het decreet van 18 mei 1999, advies moet worden gevraagd over de aanvragen tot een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning, wordt ook advies gevraagd bij de aanvraag van het stedenbouwkundig attest.

Art. 4.Het stedenbouwkundig attest wordt binnen vijfenzeventig dagen na de aanvraag afgegeven door middel van het formulier II, dat als bijlage II bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK II. - Het stedenbouwkundig attest in de overgangsfase

Art. 5.Dit hoofdstuk is van toepassing op stedenbouwkundige attesten, die aangevraagd worden in de gemeenten die niet voldoen aan de voorwaarden, bepaald in artikel 193, § 1, van het decreet van 18 mei 1999, doch die wel aan de voorwaarden voldoen, bepaald in artikel 199, § 1, van het decreet van 18 mei 1999.

Art. 6.Het stedenbouwkundig attest wordt in 4 exemplaren aangevraagd bij het college van burgemeester en schepenen door middel van het formulier I, waarvan het model als bijlage I bij dit besluit is gevoegd.

Art. 7.In de gevallen waarbij overeenkomstig artikel 111, §§ 4 en 5, van het decreet van 18 mei 1999, advies moet worden gevraagd over de aanvragen tot een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning, wordt ook advies gevraagd bij de aanvraag van het stedenbouwkundig attest.

Art. 8.In de gevallen waarin het advies van de gemachtigde ambtenaar vereist is overeenkomstig artikel 43 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, stuurt het college de aanvraag van het stedenbouwkundig attest voor advies door aan de gemachtigde ambtenaar. Het advies van de gemachtigde ambtenaar wordt dan in het stedenbouwkundig attest overgenomen.

Art. 9.Het stedenbouwkundig attest wordt binnen vijfenzeventig dagen na de aanvraag afgegeven door middel van het formulier III, dat als bijlage III bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK III. - Stedenbouwkundige inlichtingen en het stedenbouwkundig attest in het oude vergunningensysteem Afdeling I. - Het toepassingsgebied

Art. 10.Dit hoofdstuk is van toepassing op stedenbouwkundige inlichtingen en attesten die worden aangevraagd in de gemeenten die nog niet voldoen aan de voorwaarden, bepaald in artikel 199, § 1, van het decreet van 18 mei 1999. Afdeling II. - Stedenbouwkundige inlichtingen

Art. 11.Stedenbouwkundige inlichtingen worden in 4 exemplaren aangevraagd bij het college van burgemeester en schepenen door middel van het formulier IV, waarvan het model als bijlage IV bij dit besluit is gevoegd.

Art. 12.De stedenbouwkundige inlichtingen worden binnen vijftig dagen na de aanvraag rechtstreeks afgegeven door het college van burgemeester en schepenen, door middel van het formulier V, waarvan het model als bijlage V bij dit besluit is gevoegd. Afdeling III. - Het stedenbouwkundig attest

Art. 13.Het stedenbouwkundig attest wordt in 4 exemplaren aangevraagd bij het college van burgemeester en schepenen door middel van het formulier I, waarvan het model als bijlage I bij dit besluit is gevoegd.

Art. 14.In de gevallen waarbij overeenkomstig artikel 111, §§ 4 en 5, van het decreet van 18 mei 1999, advies moet worden gevraagd over de aanvragen tot een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning, wordt ook advies gevraagd bij de aanvraag van het stedenbouwkundig attest.

Art. 15.In de gevallen waarin het advies van de gemachtigde ambtenaar vereist is overeenkomstig artikel 43 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, stuurt het college de aanvraag van het stedenbouwkundig attest voor advies door aan de gemachtigde ambtenaar. Het advies van de gemachtigde ambtenaar wordt dan in het stedenbouwkundig attest overgenomen.

Art. 16.Het stedenbouwkundig attest wordt binnen vijfenzeventig dagen na de aanvraag afgegeven door middel van het formulier III, dat als bijlage III bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 17.In de gevallen bedoeld in artikel 127, § 1, van het decreet van 18 mei 1999, kan geen stedenbouwkundig attest worden afgegeven.

Art. 18.Het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 tot uitvoering van artikel 63 van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, gewijzigd bij de wetten van 22 april 1970 en 22 december 1970, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 maart 1989 en het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988, wordt opgeheven.

Art. 19.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 20.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 1 juli 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Brussel, 1 juli 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN

^