Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 01 juli 2005
gepubliceerd op 29 juli 2005

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2000 houdende een impuls- en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2005035868
pub.
29/07/2005
prom.
01/07/2005
ELI
eli/besluit/2005/07/01/2005035868/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 JULI 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2000 houdende een impuls- en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 18;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2000 houdende een impuls- en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 juli 2001, 7 december 2001, 9 mei 2003, 23 mei 2003 en 25 maart 2005;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 9 juni 2005;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen en de Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2000 houdende een impuls- en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 december 2001 en 25 maart 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt : « 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie;» 2° er worden een punt 12°, een punt 13° en een punt 14° toegevoegd, die luiden als volgt : « 12° maatschappelijk verantwoord ondernemen, hierna MVO te noemen : ondernemen waarbij men in een permanente dialoog met iedereen die invloed uitoefent of ondervindt van de onderneming (stakeholders) gaat streven naar een maximale toegevoegde waarde én voor de onderneming én voor haar werknemers én voor de maatschappij én voor het milieu;» 13° monitoringsysteem : het systematisch volgen via indicatoren van de economische leefbaarheid, de invulling van het concept MVO en de begeleiding en ondersteuning van de invoegwerknemers met als doel de werking van concrete initiatieven en de efficiëntie van de maatregel in zijn geheel zowel op korte als op lange termijn te volgen, te evalueren en bij te sturen;14° RESOC : het Regionaal Sociaal-economische Overlegcomité, vermeld in artikel 18 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités.»

Art. 2.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2001, worden punt 1° en punt 2° vervangen door wat volgt : « 1° de personen, natuurlijke of rechtspersonen, die ernstig overwegen een handelsvennootschap op te richten; 2° ondernemingen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen;»

Art. 3.Aan artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2001, worden een punt 5°, een punt 6° en een punt 7° toegevoegd, die luiden als volgt : « 5° de nodige tijd en middelen besteden aan de begeleiding en opleiding van de invoegwerknemers; 6° de principes inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen op basis van een door de onderneming uitgetekend en bij de erkenning gevaloriseerd groeipad incorporeren in de bedrijfsstrategie;7° bereid zijn het medezeggenschap van de werknemers te bevorderen in de onderneming door de overlegorganen van de bestaande arbeidsreglementering te respecteren en - bij ontstentenis - de nodige initiatieven te nemen om het medezeggenschap van werknemers te bevorderen.»

Art. 4.In artikel 10, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2003 en 25 maart 2005, worden de woorden « eerste en » geschrapt.

Art. 5.In artikel 10, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 december 2001 en 25 maart 2005 worden de woorden « eerste en » geschrapt.

Art. 6.In artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2001, worden punt 6° en punt 10° vervangen door wat volgt : « 6° de gesubsidieerde activiteiten, namelijk de productie van goederen of het verlenen van diensten, enkel uitvoeren op het grondgebied van het Vlaamse Gewest;»; « 10° jaarlijks de jaarrekening en de werkgelegenheidscijfers bezorgen aan de administratie evenals een inhoudelijke rapportering waaruit blijkt dat de onderneming : a) de beginselen van de meerwaardeneconomie en de beginselen van het MVO, zoals geconcretiseerd in het actieplan MVO, incorporeert in de bedrijfsvoering en het betreffende actieplan naleeft;b) voldoende inspanningen levert om de invoegwerknemers te begeleiden en op te leiden.» Deze verbintenis is niet van toepassing op de invoegbedrijven erkend vóór 1 juli 2005.

Art. 7.In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2001, wordt punt 1° vervangen door wat volgt : « 1° ondernemingen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen; ».

Art. 8.In artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 december 2001 en 23 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2°, d), worden de woorden « artikel 5.1.1.8 » vervangen door de woorden « artikel 5.1.2.3.7 »; 2° er worden een punt 7°, een punt 8° en een punt 9° toegevoegd : « 7° de nodige tijd en middelen besteden aan de begeleiding en opleiding van de invoegwerknemers;8° de principes inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen op basis van een door de onderneming uitgetekend en bij de erkenning gevaloriseerd groeipad incorporeren in de bedrijfsstrategie;9° bereid zijn het medezeggenschap van de werknemers te bevorderen in de onderneming door de overlegorganen van de bestaande arbeidsreglementering te respecteren en - bij ontstentenis - de nodige initiatieven te nemen om het medezeggenschap van werknemers te bevorderen.»

Art. 9.§ 1. In artikel 18, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2003, wordt het woord « invoegafdeling » vervangen door het woord « invoegafdeling-dienstenchequeonderneming ».

Art. 10.In artikel 18, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 december 2001, 23 mei 2003 en 25 maart 2005, wordt het eerste lid opgeheven.

Art. 11.In artikel 19 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2001, wordt punt 8° vervangen door wat volgt : « 8° jaarlijks een inhoudelijke rapportering bezorgen aan de administratie waaruit blijkt dat de onderneming : a) de beginselen van de meerwaardeneconomie en de beginselen van het MVO, zoals geconcretiseerd in het actieplan MVO, incorporeert in de bedrijfsvoering en het betreffende actieplan naleeft;b) voldoende inspanningen levert voor de begeleiding en de opleiding van de invoegwerknemers.» Deze verbintenis is niet van toepassing op de invoegafdelingen erkend vóór 1 juli 2005.

Art. 12.In artikel 23 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Bij de aanvraag moeten de volgende stukken gevoegd worden : 1° de statuten of ontwerpstatuten van de onderneming;2° een beschrijving van de lopende en geplande activiteiten en van de kenmerken van de goederen en diensten;3° een ondernemingsplan;4° een financieel plan met inbegrip van een begrotings-, een investerings- en een liquiditeitsplan;5° een overzicht van de tewerkstelling gedurende de laatste vier kwartalen;6° een loonkostenberekening op basis van het bevoegde paritair comité;7° het ondertekende charter van de meerwaardeneconomie;8° een actieplan betreffende het incorporeren van MVO in de bedrijfsstrategie van de onderneming;9° een plan voor de opleiding en de begeleiding van de invoegwerknemers.»

Art. 13.In artikel 24 van hetzelfde besluit wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Het RESOC, in wiens ambtsgebied het merendeel van de invoegwerknemers doorlopend en recurrent activiteiten uitvoert, brengt een op stukken gebaseerd gemotiveerd advies uit ten aanzien van de minister binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesaanvraag werd verstuurd. Dit advies heeft betrekking op de beschikbaarheid van de invoegwerknemers, op het belang van het project in het kader van de regionale werkgelegenheidspolitiek en op het eventueel samenvallen of de eventuele concurrentie van de werkzaamheden met andere regionale sociale-economie-initiatieven. Als de minister binnen die termijn het advies niet heeft ontvangen, wordt het geacht positief te zijn. »

Art. 14.Aan artikel 25 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Als het doorlichtingsteam aanvullende informatie die noodzakelijk is voor het onderzoek aan de onderneming vraagt en niet dadelijk kan verkrijgen, en als de onderneming het doorlichtingsteam niet kan ontvangen binnen een termijn van veertien dagen na het verzenden van de aanvraag, wordt de adviesperiode op grond van een gemotiveerd verzoek van het doorlichtingsteam door de administratie geschorst. De schorsing wordt opgeheven zodra het doorlichtingsteam meldt dat de noodzakelijke informatie werd verkregen. »

Art. 15.In artikel 32 van hetzelfde besluit wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De aanvraag wordt ingediend met een formulier dat de administratie ter beschikking stelt en er moeten steeds volgende stukken bijgevoegd worden : 1° een beschrijving van de lopende en geplande activiteiten en de kenmerken van de goederen en diensten;2° de meest recente jaarrekening met toelichting;3° een overzicht van de tewerkstelling gedurende de laatste vier kwartalen;4° een plan voor de opleiding en begeleiding van de nieuwe invoegwerknemers;5° een loonkostenberekening op basis van het bevoegde paritair comité;6° een advies van de ondernemingsraad of van de vakbondsafvaardiging als die aanwezig zijn. Aanvragen waarbij een van voormelde stukken ontbreken, worden als niet ontvankelijk beschouwd.

Bij aanvragen die formeel ontvankelijk worden verklaard, wordt de procedure toegepast zoals bepaald in artikel 24 tot 28. »

Art. 16.In artikel 34 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2001, wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Een uit dienst getreden invoegwerknemer kan, met behoud van de toegekende premie, worden vervangen als deze vervanging plaatsvindt binnen zes maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitdiensttreding van de te vervangen invoegwerknemer.

Als de invoegwerknemer niet binnen de vervangingstermijn in dienst werd genomen, vervalt het recht op de toegekende premie. »

Art. 17.Aan Titel II van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van 6 juli 2001, 7 december 2001, 9 mei 2003, 23 mei 2003 en 25 maart 2005, wordt een hoofdstuk V ingevoegd, bestaande uit artikel 42bis, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK V. Overgangsbepalingen

Art. 42bis.Vanaf 1 juli 2005 wordt titel II opgeheven voor de erkenningen als invoegbedrijf en als invoegafdeling voor andere activiteiten dan die welke vermeld worden in artikel 14, punt c) en punt d).

Die opheffing is niet van toepassing voor : a) de invoegbedrijven en invoegafdelingen die erkend zijn voor 1 april 2005;b) de invoegbedrijven- en invoegafdelingen-dienstenchequeondernemingen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 2005 tot wijziging van voormeld besluit.»

Art. 18.In artikel 44 van hetzelfde besluit wordt punt 5° vervangen door wat volgt : « 5° een individuele en gemeenschappelijke dienstverlening aanbieden aan ondernemingen, waarbij minstens een tweeledige functie wordt vervuld, namelijk bedrijfsontwikkeling en bedrijfsbegeleiding, binnen de sociale economie.

Onder bedrijfsontwikkeling wordt onder meer begrepen : a) het eerste aanspreekpunt zijn voor initiatiefnemers;b) op een proactieve wijze het ontstaan van ondernemingsideeën en -projecten bevorderen;c) ondernemingsideeën en -projecten ontwikkelen in samenwerking met partners. Onder bedrijfsbegeleiding wordt onder meer begrepen : a) het eerste aanspreekpunt zijn voor ondernemers;b) door netwerking de ondernemingen en initiatieven versterken;c) ondernemingen en initiatieven begeleiden en adviseren. Bij al die activiteiten staan de creatie van duurzame tewerkstelling voor mensen met verminderde kansen op de arbeidsmarkt en de procesmatige implementatie van maatschappelijk verantwoord ondernemen centraal.

Art. 19.In artikel 54, 1°, a), van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « - coöperatieve vennootschappen in de eerste graad, erkend door de Nationale Raad voor de Coöperatie » worden vervangen door de woorden « - coöperatieve vennootschappen »; 2° er wordt een gedachtenstreep toegevoegd, die luidt als volgt « - invoegbedrijven die erkend zijn met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van ... juni 2005; ».

Art. 20.In artikel 60, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « in de eerste vier jaar na erkenning » geschrapt.

Art. 21.In artikel 62, § 1, van hetzelfde besluit wordt de zin « Deze financiële tegemoetkoming kan in een periode van vijf jaar tweemaal worden toegekend. » geschrapt.

Art. 22.Artikel 74 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2001, wordt vervangen door wat volgt : « Art.74. § 1. Het doorlichtingsteam ontvangt een bedrag van 2000 euro per advies dat uitgebracht is ten aanzien van de adviescommissie, zoals bepaald in artikel 72, § 1, 2°. § 2. Het doorlichtingsteam ontvangt een bedrag van 1000 euro per advies voor een uitbreidingsaanvraag, zoals bepaald in artikel 72, § 1, 3°. ».

Art. 23.De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 24.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2005.

Brussel, 1 juli 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT

^