1 FEBRUARI 2002. - Besluit van de Vlaamse regering ter uitvoering van de artikelen 44, vierde lid, en 48, van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet

De Vlaamse regering, Gelet op de verordening (EG) nr. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro;

Gelet op de verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro;

Gelet op de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, inzonderheid op de artikelen 44, vierde lid, en 48;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 oktober 1970 tot uitvoering van de artikelen 44, vierde lid, en 48, van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 5 november 2001, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies nr. 32.486/3 van de Raad van State, gegeven op 27 november 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Elke door het ruilverkavelingscomité, de eigenaars, de vruchtgebruikers of de pachters verschuldigde som wordt krachtens artikel 48 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, niet betaald wanneer het bedrag ervan kleiner is dan 20 euro.

Art. 2.Het bedrag van de sommen die de ruilverkavelingscomités, krachtens artikel 44, vierde lid, van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, zonder de tussenkomst van de Deposito- en Consignatiekas, rechtstreeks aan de eigenaars en vruchtgebruikers mogen uitkeren, is vastgesteld op 20 euro tot 1 250 euro.

Art. 3.Het koninklijk besluit van 27 oktober 1970 tot uitvoering van de artikelen 44, vierde lid, en 48, van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, wordt opgeheven.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.

Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Landinrichting, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 1 februari 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA