gepubliceerd op 25 maart 2014
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor opvang en opvoedingshulp
23 JANUARI 2014. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/03/1999 pub. 01/06/1999 numac 1999029249 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor opvang en opvoedingshulp type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/03/1999 pub. 01/06/1999 numac 1999029245 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd sluiten betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor opvang en opvoedingshulp
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, inzonderheid op artikel 47, vervangen bij het decreet van 29 november 2012;
Gelet op het advies nr. 120 van de Gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd, gegeven op 11 maart 2013;
Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 en 9 juli 2013;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 11 juli 2013;
Gelet op het advies nr. 53.813/2/V van de Raad van State, gegeven op 11 september 2013 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/03/1999 pub. 01/06/1999 numac 1999029249 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor opvang en opvoedingshulp type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/03/1999 pub. 01/06/1999 numac 1999029245 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd sluiten betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor opvang en opvoedingshulp;
Op de voordracht van de Minister van Jeugd;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 2 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/03/1999 pub. 01/06/1999 numac 1999029249 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor opvang en opvoedingshulp type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/03/1999 pub. 01/06/1999 numac 1999029245 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd sluiten betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor opvang en opvoedingshulp, wordt als volgt gewijzigd : " § 1. De dienst voor opvang en opvoedingshulp, hierna de dienst genoemd, heeft de volgende opdrachten :1° als hoofdopdracht, de collectieve opvang en de opvoeding van jongeren organiseren die hulp nodig hebben buiten hun familiaal leefmilieu; 2° als aanvullende opdracht, en op het einde van de opvang bedoeld bij het punt 1°, zorgen voor de supervisie en de pedagogische en sociale begeleiding van jongeren die zelfstandig gehuisvest zijn;3° als aanvullende opdracht, en op het einde van de opvang bedoeld bij het punt 1°, hulpverleningsprogramma's uitwerken met het oog op de wederinschakeling in hun leefmilieu;4° als aanvullende opdracht, en enkel als binnen een broeder- en zusterschap één of meerdere leden door de dienst buiten hun leefmilieu opgevangen wordt (worden), de jongeren en de gezinnen in moeilijkheden hulp bieden door sociaal-educatieve acties in het familiaal leefmilieu. De duur van de mandaten in verband met de maatregelen bedoeld bij § 1, 3° en 4°, mag niet zes maanden overschrijden. Als uitzonderlijke opdracht, kan voor de opdrachten bedoeld bij § 1, 2°, en 3°, door de dienst zonder voorafgaande opvang zoals bedoeld bij het punt 1°, gezorgd worden, naar rata van één toestand op 15 bedoeld in het pedagogisch project van de dienst. § 2. De dienst kan jongeren ten laste nemen van wie de toestand een dringende tenlasteneming vereist, mits integratie van deze opdracht in zijn pedagogische project. De dringende toestand wordt bepaald door de mandaatverlenende overheid wanneer ze aan de volgende voorwaarden voldoen : a) de onvoorzienbare aard van een ernstig gevaar;b) de behoefte aan een snel antwoord;c) de noodzaak van een verwijdering van de jongere van zijn leefmilieu. Tussen twee toestanden van tenlasteneming leeft de dienst een periode zonder tenlasteneming van vierentwintig uur na alvorens voor een nieuwe opvang te zorgen. De berekening van de ratio van opvang bedoeld bij artikel 5ter berekent deze periode als bezettingsperiode.
De duur van de tenlasteneming mag niet zeven kalenderdagen overschrijden.".
Art. 2.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : " § 1. De dienst werkt op mandaat van een beslissingsinstantie d.i. de adviseur voor de hulpverlening aan de jeugd of de directeur voor de hulpverlening aan de jeugd of de jeugdrechtbank, in het kader, naargelang het geval, van de toepassing van het decreet van 4 maart 1991 of van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming of de ordonnantie van 29 april 2004.
In afwijking van het eerste lid, wat betreft de tenlasteneming bedoeld bij artikel 2, § 2, werken de diensten enkel op mandaat van een beslissingsinstantie d.i. de adviseur voor de hulpverlening aan de jeugd of de directeur voor de hulpverlening aan de jeugd of de jeugdrechtbank, in het kader van de toepassing van het decreet van 4 maart 1991 of van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming of de ordonnantie van 29 april 2004. § 2. Het mandaat bepaalt, overeenkomstig artikel 2, de opdracht die aan de dienst wordt toevertrouwd, de aard van de verleende hulp, de nagestreefde doeleinden, de motieven en de duur ervan.
Daarbij bepaalt het mandaat de informatie die onontbeerlijk is voor de uitoefening van de opdracht bedoeld bij artikel 2, § 2, en waarover de beslissingsinstantie bedoeld bij paragraaf 1 beschikt, namelijk, op het gebied van de gezondheidszorg die de jongere nodig heeft. § 3. Een mandaat mag niet op meer dan één jongere betrekking hebben. § 4. Voor de opdrachten bedoeld bij artikel 2, § 1, stuurt de dienst een verslag aan de beslissingsinstantie binnen de twee maanden die volgen op de datum van het mandaat. In dit verslag worden de verzoeken van de beslissingsinstantie bedoeld bij paragraaf 1 en die van de gerechtigden vermeld, waarbij een analyse van de situatie en de bijzonderheden van het programma van de overwogen hulpverlening worden gevoegd.
Een bijkomend verslag wordt minstens om de zes maanden naar de beslissingsinstantie gezonden en elke keer dat deze erom verzoekt.
Voor de opdracht bedoeld bij artikel 2, § 2, stuurt de dienst een beknopt verslag aan de mandaatverlenende overheid de dag voor het einde van de opvang.
Wanneer de dienst door de jeugdrechtbank gemachtigd wordt, zendt hij een afschrift van de verslagen aan de dienst voor gerechtelijke bescherming. § 5. Voor de ten laste genomen jongere bedoeld in artikel 2, § 2, stuurt de beslissingsinstantie bedoeld bij paragraaf 1, tweede lid, het mandaat aan de dienst ten laatste de eerste dag van de effectieve opvang. Ze organiseert ook een ontmoeting tussen de dienst en de jongere op de laatste dag van de opvang. § 6. Bij wijze van uitzonderingsmaatregel, en met inachtneming van de bepalingen bedoeld bij artikel 7 van het decreet van 4 maart 1991, kan de tenlasteneming bedoeld bij artikel 2, § 2, door de Procureur des Konings op een dag die geen werkdag is, aangevraagd worden. De tenlasteneming neemt een eind op de eerste werkdag die volgt, behoudens als ze verlengd wordt door de beslissingsinstantie bedoeld bij § 1.".
Art. 3.Paragraaf 4 van artikel 4 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : "Voor de ten laste genomen jongeren bedoeld in artikel 2, § 2, mag de capaciteit van de opvang van de jongeren die zich in een dringende toestand bevinden, één vijfde niet overschrijden van de erkende capaciteit van de dienst voor de opdrachten bedoeld in artikel 2, § 1".
Art. 4.Artikel 5ter van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : "De cijfers van de tenlasteneming vermeld in artikel 25, § 1, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/03/1999 pub. 01/06/1999 numac 1999029249 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor opvang en opvoedingshulp type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/03/1999 pub. 01/06/1999 numac 1999029245 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd sluiten betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, worden binnen de diensten afzonderlijk berekend in functie van de opdrachten bedoeld in artikel 2, § 1, en de opdracht bedoeld bij artikel 2, § 2.
Voor de toepassing van artikel 25, § 1, van het besluit bedoeld bij artikel 2, § 2, worden de cijfers van de tenlasteneming voor de diensten die de opdracht bedoeld bij artikel 2, § 2, respectief op 45 en 40 % vastgesteld.".
Art. 5.De paragrafen 1 en 2 van artikel 6 van hetzelfde besluit worden afgeschaft.
Art. 6.Het punt 1° van artikel 7, § 1, a) van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : "1° 6,5 opvoeders. Maximum één hoofdopvoeder onder de opvoeders;".
In hetzelfde artikel, wordt het punt 5° gewijzigd als volgt : "1 directeur barema A;".
In hetzelfde artikel, worden de punten 2° en 3° van c) van paragraaf 1 gewijzigd als volgt : "2° 1 pedagogisch directeur barema A; 3° 1 directeur barema A pf 1 bestuursdirecteur barema A of 1 gegradueerd huismeester". In hetzelfde artikel, wordt letter d) van de eerste paragraaf gewijzigd als volgt : "naast de normen bepaald bij a), b) en c), voor de diensten die de opdracht uitoefenen bedoeld bij artikel 2, § 2 : 0,8 opvoeder klasse 1 per situatie bedoeld bij artikel 2, § 2".
Art. 7.Een hoofdstuk IVbis, ingevoegd tussen hoofdstuk IV en hoofdstuk V, heeft het volgende opschrift : "Hoofdstuk IVbis : Bijzondere voorwaarden voor de erkenning van de diensten die geen subsidies hebben bepaald bij hoofdstuk IV".
Art. 8.Een artikel 11bis, ingevoegd tussen artikel 11 en artikel 12, wordt verwoord als volgt : "
Artikel 11bis.- De diensten die de opdrachten vervullen bedoeld bij hoofdstuk II en artikel 4, §§ 1 en 2, van hoofdstuk III, kunnen een erkenning aanvragen, na advies van de erkenningscommissie, zonder dat ze noodzakelijkerwijze de subsidies bepaald bij hoofdstuk IV genieten.
Daartoe, verbindend ze er zich toe de normen inzake personeelsbezetting bepaald bij § 1 en § 3 van artikel 7 van dit besluit, vastgesteld in functie van het aantal jongeren die onder de hulpverlening ressorteren in de zin van artikel 2 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd die over één jaar binnen de dienst ten laste worden genomen.".
Art. 9.Een artikel 16bis, luidend als volgt, wordt toegevoegd na artikel 16 : "
Artikel 16bis.- De diensten erkend op basis van artikel 11bis van dit besluit worden niet aan de verplichtingen onderworpen bepaald bij de artikelen 11, 12, 22, § 1, 5°, 25, 1°, alsook bij titel III van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/03/1999 pub. 01/06/1999 numac 1999029249 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor opvang en opvoedingshulp type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/03/1999 pub. 01/06/1999 numac 1999029245 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd sluiten betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor opvang en opvoedingshulp".
Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.
Art. 11.De Minister bevoegd voor de hulpverlening aan de jeugd is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 januari 2014.
De Minister-president, R. DEMOTTE De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK