Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 23 juni 2011
gepubliceerd op 08 augustus 2011

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de kwalificerende opleiding van de begeleiders en de coördinators in huiswerkinstituten en de gelijkstelling met brevetten van begeleiders en coördinators van huiswerkinstituten

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2011029411
pub.
08/08/2011
prom.
23/06/2011
ELI
eli/besluit/2011/06/23/2011029411/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 JUNI 2011. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de kwalificerende opleiding van de begeleiders en de coördinators in huiswerkinstituten en de gelijkstelling met brevetten van begeleiders en coördinators van huiswerkinstituten


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 28 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/04/2004 pub. 29/06/2004 numac 2004029237 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van huiswerkinstituten sluiten betreffende de erkenning en de subsidiëring van huiswerkinstituten, inzonderheid op de artikelen 14, 15 en 16;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 18 maart 2011;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de « Office de la Naissance et de l'Enfance » (Dienst Geboorte en Kind), gegeven op 26 januari 2011;

Gelet op het advies van de Adviescommissie voor de huiswerkinstituten, gegeven op 20 januari 2011;

Gelet op het advies van de Adviescommissie voor de huiswerkinstituten over de gelijkstellingscriteria, gegeven op 29 september 2006;

Gelet op het advies nr. 49.496/4 van de Raad van State, gegeven op 9 mei 2011 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het advies van de Adviescommissie voor de jeugdorganisaties, gegeven op 15 februari 2011;

Op de voordracht van de Minister van Jeugd en van de Minister van Kind;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° de Minister : de Minister bevoegd voor het jeugdbeleid;2° het decreet : het decreet van 28 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/04/2004 pub. 29/06/2004 numac 2004029237 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van huiswerkinstituten sluiten betreffende de erkenning en de subsidiëring van huiswerkinstituten;3° de module : een pedagogische voorziening, die een samenhangend geheel vormt;4° de nuttige ervaring : een geheel lestijden praktijk, gepresteerd binnen een erkend huiswerkinstituut, in uren berekend. HOOFDSTUK 2. - De opleiding van begeleider in huiswerkinstituten

Art. 2.De opleiding voor het behalen van het brevet van begeleider in huiswerkinstituten telt minstens tweehonderd vijfentwintig uren, waaronder honderd vijfentwintig uren theoretische opleiding en honderd uren praktische stage.

De opleiding bestaat uit : 1° Een opleiding die specifiek is voor de huiswerkinstituten, bestaande uit : a.een basismodule met minstens zeventig uren theoretische opleiding, waaronder twintig uren vóór de praktische stage moeten worden gepresteerd; b. een praktische stage van minstens honderd uren, in een erkend huiswerkinstituut;c. een verdiepingsmodule van minstens vijf uren vóór de eindevaluatie.2° Thematische modules waarvan de totale duur minstens vijftig uren bedraagt.

Art. 3.§ 1. De specifieke opleiding bedoeld in artikel 2, tweede lid, 1°, duurt minstens zes maanden en hoogstens drie jaar, met ingang van de eerste dag van de basismodule tot de eindevaluatie.

Bij afwijking van het eerste lid, kan die periode worden verlengd op een met redenen omklede beslissing van de Dienst Jeugd.

Een dag omvat minstens drie uren en hoogstens elf uren opleiding. § 2. De basismodule en de verdiepingsmodule bedoeld in artikel 2, tweede lid, a en c, worden gevolgd binnen dezelfde opleidingsinstelling, behoudens uitzonderlijke afwijking toegekend door de Dienst Jeugd. Die kan inzonderheid toe te schrijven zijn aan de sluiting van een opleidingsinstelling, een onvoldoend aantal deelnemers of opleiders om de opleiding te organiseren of aan de intrekking van de bevoegdverklaring van een opleidingsinstelling.

Die modules worden door opleiders begeleid, waarvan minstens de helft een kennis of een nuttige ervaring heeft in verband met de opdrachten van de huiswerkinstituten bedoeld in artikel 2, eerste lid van het decreet.

De opleidingsinstelling staat in voor de kwaliteit van de opleiders en zorgt voor de beoordeling van hun nuttige ervaring.

De basismodule en de verdiepingsmodule tellen minstens 8 deelnemers op het einde van de eerste opleidingsdag. § 3. De praktische stage wordt verricht in een door de Franse Gemeenschap erkend huiswerkinstituut. Minstens vijftig uren moeten zijn gepresteerd vóór de verdiepingsmodule.

Ze telt minstens zestig uren begeleiding van kinderen of jongeren en minstens twintig uren houdende een pedagogisch denkwerk, een analyse van gevallen of een denkwerk over het pedagogisch project buiten de begeleiding.

De praktische stage wordt door en met de deelnemer geëvalueerd.

De opleidingsinstelling staat in voor de begeleiding van de praktische stage.

Art. 4.De inhoud van de thematische modules bedoeld in artikel 2, tweede lid, 2°, moeten worden gevolgd vóór de eindevaluatie bedoeld in artikel 2, tweede lid, 1°, c.

Art. 5.De deelnemer die de opleiding wenst te volgen, moet zich daartoe inschrijven bij een bevoegd verklaarde instelling en moet de volle leeftijd van zestien jaar hebben bereikt op de eerste dag van de specifieke opleiding.

Art. 6.De inhoud van de thematische modules bedoeld in artikel 2, tweede lid, 2°, omvat minstens : 1° groepsdynamiek;2° conflictbeheer;3° eerste hulp;4° begeleidingstechnieken;5° psychologie van het kind en de adolescent;6° analyseren, ontwerpen en beheren van een begeleidingsproject;7° preventie, veiligheid, hygiëne, gezondheid;8° noties hebben van communicatie;9° beheer en inrichten van de tijdruimte in verband met het beheer van de groepen en de activiteiten. De opleidingsinstelling die de thematische modules verstrekt, moet door de Franse Gemeenschap bevoegd verklaard, gemachtigd en erkend worden.

Art. 7.De inhoud van de basismodule bedoeld in artikel 2, tweede lid, 1°, a, omvat minstens : 1° pedagogie en methodologie in de huiswerkinstituten;2° deontologie en ambt van begeleider;3° communicatie met de partners;4° welzijn en rechten van het kind;5° kwaliteitscode voor opvang;6° opleidings- en doorlopende evaluatie;7° persoonlijk denkwerk;8° evaluatie door de deelnemer en de opleiders bij individuele opleiding. Die inhoud wordt in bijlage 1 nader beschreven.

De opleidingsinstelling die de basismodules verstrekt, moet in het kader van artikel 15 van het decreet bevoegd zijn verklaard.

Art. 8.De inhoud van de verdiepingsmodule bedoeld in artikel 2, tweede lid, 1°, c, omvat minstens een programma om na te denken over de verandering van de praktijken waarbij de verworven opleiding, de praktische ervaring en het institutionele kader naast elkaar worden beoordeeld.

Art. 9.De verschillende inhoudsdelen van de basismodule vormen samen een stelsel dat beantwoordt aan de begeleiding in de praktische stage.

Art. 10.De inhoud van de opleiding van begeleider heeft betrekking op de opdrachten van de huiswerkinstituten bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het decreet. Hij heeft minstens de volgende doelstellingen : 1° de deelnemers ertoe in staat stellen de competenties te ontwikkelen die noodzakelijk zijn om het ambt van begeleider in huiswerkinstituten uit te oefenen;2° de deelnemers ertoe in staat stellen een voldoende praktische en technische kennis te verwerven;3° de opleiding in overeenstemming brengen met de praktijk in de huiswerkinstituten;4° de deelnemer in staat stellen een evaluatie uit te voeren om na te denken over de wijze waarop de aanvullende opleidingen kunnen worden bepaald met het oog op het behalen van het brevet van begeleider en om een doorlopend opleidingsproces te kunnen invoeren.

Art. 11.De opleidings- en doorlopende evaluatie bedoeld in artikel 7, 6°, heeft tot doel de deelnemers ertoe in staat te stellen zich te bezinnen op hun praktijk, zich vragen te stellen over andere opvoedingspraktijken, een band te leggen tussen de verschillende opleidingsmodules, een persoonlijk actie- en evolutieplan op te maken.

Die evaluatie wordt door de deelnemers en de opleiders collectief uitgevoerd.

Art. 12.De in artikel 7, 8°, bedoelde evaluatie maakt de balans op en stelt een kritische analyse voor van het opleidingstraject van de deelnemer. Ze heeft betrekking op de opleiding van begeleider in de huiswerkinstituten en steunt op het denkwerk bedoeld in artikel 7, 7°, en op de evaluatie van de praktische stage bedoeld in artikel 3, § 3.

Die evaluatie wordt collectief uitgevoerd met : 1° de deelnemer;2° minstens de helft van de leden van het opleidersteam;3° minstens één persoon die zich buiten het opleidingsproces bevindt en die deskundig is op het gebied van de huiswerkinstituten en/of op het gebied van opleiding. Die personen worden door de opleidingsinstelling aangewezen.

Art. 13.Bij de eindevaluatie beslist de opleidingsinstelling of het brevet al dan niet wordt toegekend.

Ze kan ook haar beslissing opschorten om bijkomende inlichtingen te bekomen.

Als de beslissing wordt opgeschort, worden de aanvullende nadere regels voor de opleiding en de daarmee verband houdende doelstellingen schriftelijk beschreven. Ze bestaan uit theoretische aanvullende opleidingen of uren praktijk of een persoonlijk denkwerk over één of meer bepaalde vraagstukken bedoeld in artikel 7; in voorkomend geval kunnen die nadere regels leiden tot een afwijking van de opleidingsduur bedoeld in artikel 2.

De beslissing wordt gevoegd bij het opdrachtenblad bedoeld in artikel 27, § 2, 1°, en wordt ondertekend door de verantwoordelijke voor de opleidingsinstelling of door de persoon die ze daartoe heeft gemachtigd.

De opleidingsinstelling staat in voor het evaluatieproces.

Art. 14.Als het brevet door de opleidingsinstelling wordt geweigerd, kan een beroep worden ingediend bij de Dienst Jeugd.

Om ontvankelijk te zijn, moet het beroep bij een aangetekend schrijven worden ingediend binnen dertig dagen volgend op de ontvangst van de weigeringsbeslissing door de opleidingsinstelling. Het moet de redenen voor het beroep vermelden en de bijkomende inlichtingen vermelden die in aanmerking te nemen zijn.

Binnen een termijn van negentig dagen vanaf de ontvangst van het beroep, geeft de Dienst Jeugd kennis van zijn beslissing aan de opleidingsinstelling en aan de deelnemer die het beroep heeft ingediend, nadat hij die heeft gehoord, behalve als de ene of de andere partij dat recht niet wil inroepen. HOOFDSTUK 3. - De opleiding van coördinator in de huiswerkinstituten

Art. 15.§ 1. De opleiding voor het behalen van het brevet van coördinator in de huiswerkinstituten bestaat in een traject van minstens tweehonderd vijfenzeventig uren, onderverdeeld in honderd vijfentwintig uren theoretische opleiding, honderd uren praktische stage en vijftig uren nuttige ervaring op het gebied van begeleiding. § 2. De opleiding van coördinator in huiswerkinstituten bestaat uit : 1° een opleiding die specifiek is voor de huiswerkinstituten, bestaande uit : a.een basismodule met minstens zeventig uren theoretische opleiding in totaal, waaronder minstens twintig uren vóór de praktische stage moeten worden gepresteerd; b. een praktische stage van minstens honderd uren, in een erkend huiswerkinstituut, waaronder minstens vijftig uren moeten zijn gepresteerd vóór de verdiepingsmodule;c. een verdiepingsmodule van minstens vijf uren vóór de eindevaluatie.2° thematische modules waarvan de totale duur minstens vijftig uren bedraagt;3° de nuttige ervaring bedoeld in artikel 15, § 1.

Art. 16.§ 1. Op de specifieke opleiding bedoeld in artikel 15, § 2, 1°, zijn dezelfde nadere regels van toepassing als deze die bedoeld zijn in artikel 3, § 1 en § 2. § 2. De praktische stage wordt in een door de Franse Gemeenschap erkend huiswerkinstituut gevolgd.

Ze telt : 1° minstens veertig uren met het begeleidingsteam, bestaande uit de voorbereiding, de verwezenlijking en de evaluatie van de begeleiding alsook een denkwerk over het pedagogisch project en de uitvoering ervan;2° minstens tien uren contact met de ouders of de persoon die het kind toevertrouwt;3° minstens twintig uren in de administratieve, beheers- en vertegenwoordigingstaken van het huiswerkinstituut. De praktische stage wordt door en met de deelnemer geëvalueerd.

De opleidingsinstelling staat in voor de begeleiding van de praktische stage.

Art. 17.De thematische modules bedoeld in artikel 15, § 2, 2°, en de uren nuttige ervaring bedoeld in artikel 15, § 2, 3°, moeten gepresteerd zijn vóór de eindevaluatie.

Art. 18.De deelnemer die de opleiding wenst te volgen, moet zich daartoe bij een bevoegd verklaarde instelling inschrijven en geschoolde begeleider zijn in de zin van artikel 12, 2° van het decreet, op de eerste dag van de specifieke opleiding.

Art. 19.De inhoud van de thematische modules bedoeld in artikel 15, § 2, 2°, omvat minstens : 1° preventie en beheer van conflicten;2° leiding van vergaderingen, bepaling van doelstellingen, begeleidings- en evaluatietechnieken;3° organiseren, uitwerken, toepassen en evalueren van projecten;4° beheer van het tewerkgestelde en vrijwillige personeel. De opleidingsinstelling die de thematische modules verstrekt, moet door de Franse Gemeenschap gemachtigd, bevoegd verklaard en erkend worden.

Art. 20.De inhoud van de basismodule bedoeld in artikel 15, § 2, 1°, a, omvat minstens : 1° beheer van een team;2° omgeving;3° deontologie en ambt van coördinator;4° kwaliteitscode voor opvang;5° pedagogie en methodologie in de huiswerkinstituten;6° opleidings- en doorlopende evaluatie;7° persoonlijk denkwerk;8° evaluatie door de deelnemer en de opleiders bij individuele opleiding;9° sociaal-culturele benadering van de begeleiding in de huiswerkinstituten. Die inhoud wordt beschreven zoals bepaald in bijlage II. De opleidingsinstelling die de basismodules verstrekt, moet bevoegd worden verklaard in het kader van artikel 15 van het decreet.

Art. 21.De inhoud van de verdiepingsmodule bedoeld in artikel 15, § 2, 1°, c, omvat minstens een programma om na te denken over de praktijken waarbij de verworven opleiding, de praktische ervaring en het institutionele kader naast elkaar worden beoordeeld.

De verschillende inhoudsdelen van de theoretische opleiding vormen samen een stelsel dat beantwoordt aan de noodwendigheden van de praktische stage.

Art. 22.De inhoud van de opleiding van coördinator heeft betrekking op de opdrachten van de huiswerkinstituten bedoeld in artikel 2, § 1, van het decreet. Hij heeft minstens de volgende doelstellingen : 1° de deelnemers ertoe in staat stellen de competenties te ontwikkelen die noodzakelijk zijn om het ambt van coördinator in huiswerkinstituten uit te oefenen;2° de deelnemers ertoe in staat stellen een voldoende praktische en technische kennis te verwerven in verband met de inhoud bedoeld in de artikelen 19 en 20;3° de opleiding in overeenstemming brengen met de praktijk in de huiswerkinstituten;4° de deelnemer in staat stellen een evaluatie uit te voeren om na te denken over de wijze waarop de aanvullende opleidingen kunnen worden bepaald met het oog op het behalen van het brevet en om een doorlopend opleidingsproces te kunnen invoeren.

Art. 23.De opleidings- en doorlopende evaluatie bedoeld in artikel 20, 6°, heeft tot doel de deelnemer ertoe in staat te stellen zich te bezinnen op zijn praktijk, zich vragen te stellen over het pedagogische project van het huiswerkinstituut, een band te leggen tussen de verschillende opleidingsmodules, een persoonlijk evolutieplan en een collectief actie- en opleidingsplan op te maken.

Die evaluatie wordt door de deelnemers en de opleiders collectief uitgevoerd.

Art. 24.De in artikel 20, 8°, bedoelde evaluatie maakt de balans op en stelt een kritische analyse voor van het opleidingstraject van de deelnemer. Ze heeft betrekking op de opleiding van coördinator in de huiswerkinstituten en steunt op het denkwerk bedoeld in artikel 20, 7°, en op de evaluatie van de praktische stage bedoeld in artikel 15, § 1.

Die evaluatie wordt uitgevoerd door : 1° minstens de helft van de leden van het opleidersteam;2° minstens één persoon die zich buiten het opleidingsproces bevindt en die deskundig is op het gebied van de begeleiding in de huiswerkinstituten en/of op het gebied van opleiding. Die personen worden door de opleidingsinstelling aangewezen.

Art. 25.Bij de eindevaluatie beslist de opleidingsinstelling of het brevet al dan niet wordt toegekend.

Ze kan ook haar beslissing opschorten.

Als de beslissing wordt opgeschort, worden de aanvullende nadere regels voor de opleiding en de daarmee verband houdende doelstellingen schriftelijk beschreven. Ze bestaan uit theoretische aanvullende opleidingen, uren praktijk of een persoonlijk denkwerk over één of meer bepaalde vraagstukken bedoeld in artikel 20, 7°. In voorkomend geval kunnen die nadere regels leiden tot een afwijking van de opleidingsduur bedoeld in artikel 15.

De bij dit artikel bedoelde beslissing wordt gevoegd bij het opdrachtenblad bedoeld in artikel 27, § 2, en wordt ondertekend door de verantwoordelijke voor de opleidingsinstelling of door de persoon die ze daartoe heeft gemachtigd.

De opleidingsinstelling staat in voor het evaluatieproces.

Art. 26.Als het brevet door de opleidingsinstelling wordt geweigerd, kan een beroep worden ingediend bij de Dienst Jeugd.

Om ontvankelijk te zijn, moet het beroep bij een aangetekend schrijven worden ingediend binnen dertig dagen volgend op de ontvangst van de weigeringsbeslissing door de opleidingsinstelling. Het moet de redenen voor het beroep vermelden en de bijkomende inlichtingen vermelden die in aanmerking te nemen zijn.

Binnen een termijn van negentig dagen vanaf de ontvangst van het beroep, geeft de Dienst Jeugd kennis van zijn beslissing aan de opleidingsinstelling en aan de deelnemer die het beroep heeft ingediend, nadat hij die heeft gehoord, behalve als de ene of de andere partij dat recht niet wil inroepen. HOOFDSTUK 4. - Het administratieve opvolgen van de opleidingen door de opleidingsinstelling

Art. 27.§ 1. Elke opleidingsinstelling die de specifieke opleiding bedoeld in de artikelen 2, § 2, 1°, of 15, § 2, 1°, organiseert, houdt een opleidingsdossier bij voor elke deelnemer. § 2. Dat dossier omvat : 1° een opdrachtenblad, door de Dienst Jeugd, op advies van de Commissie, voorgesteld, dat eigen is aan iedere deelnemer, bestaande uit minstens de volgende delen : a.adres en verdere gegevens en visum van de opleidingsinstelling; b. gegevens betreffende de deelnemer : naam, voornaam, geboortedatum en -plaats;c. het type gevolgde opleiding : begeleider of coördinator;d. gegevens betreffende de basis- en verdiepingsmodule : datum, plaats en inhoud van de opleidingslestijden;e. gegevens betreffende de praktische stage : datum, aantal uren, plaats, type activiteiten, publiek;f. gegevens betreffende de gevolgde thematische modules, in verband met de in artikel 6 of in artikel 19 bedoelde inhoud, waaronder minstens de datum, de plaats, het aantal gevolgde uren, de inhoud, de opleidingsinstelling voor elke thematische module;g. de datum van de eindevaluatie alsook de beslissing betreffende de toekenning van het brevet;h. voor de opleiding van coördinator, de attesten uitgereikt door elke inrichtende macht van de huiswerkinstituten waarin de nuttige ervaring werd verworven.Die attesten vermelden minstens de naam, voornaam en geboortedatum van de deelnemer; het adres en andere gegevens van elk huiswerkinstituut; de datum en het aantal gepresteerde uren; 2° een bewijs van het geleverde denkwerk bedoeld in artikel 7, 7°, of in artikel 20, 7°;3° het afschrift van de attesten tot bewijs dat elke thematische module werd gevolgd. Die attesten vermelden minstens de volgende gegevens : a. gegevens betreffende de deelnemer : naam, voornaam, geboorteplaats en -datum;b. gegevens betreffende de thematische module : datum, plaats en inhoud van de opleidingslestijden;als die gegevens niet in het attest worden vermeld, neemt de Dienst Jeugd een verklaring op erewoord van de deelnemer in aanmerking waarbij de bovenvermelde gegevens worden opgenomen; c. adres en andere gegevens betreffende de opleidingsinstelling;4° de schriftelijke conclusies van de evaluaties bedoeld in artikel 12, voor de opleiding van begeleider in huiswerkinstituten, en in artikel 24, voor de opleiding van coördinator in huiswerkinstituten.5° de beslissing betreffende de toekenning van het brevet bedoeld in artikel 13, voor de opleiding van begeleider in huiswerkinstituten, en in artikel 25, voor de opleiding van coördinator in huiswerkinstituten. § 3. De opleidingsinstelling bewaart gedurende vijf jaar het opleidingsdossier van de deelnemers.

De instelling moet een afschrift van het opdrachtenblad kunnen overleggen.

De opleidingsinstelling bewaart gedurende acht jaar de datum, de plaats, de inhoud van de opleidingen alsook de samenstelling van de begeleidingsteams voor elk van de georganiseerde modules. HOOFDSTUK 5. - Homologatie van het brevet door de Dienst Jeugd

Art. 28.Voor elk brevet van begeleider of coördinator in huiswerkinstituten moet een aanvraag om homologatie door een bevoegd verklaarde opleidingsinstelling worden ingediend bij de Dienst Jeugd.

Art. 29.De homologatieprocedure is de volgende : 1° de opleidingsinstelling dient de aanvraag om homologatie van de brevetten bij de Dienst Jeugd in, met het opdrachtenblad dat zij voor elke aanvraag heeft erkend.2° de Dienst Jeugd controleert de naleving van de normen betreffende de opleiding voor de te homologeren brevetten binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag.3° nadat het brevet gehomologeerd is, wordt het gestuurd aan de opleidingsinstelling, die het aan de deelnemer meedeelt. Het model van het uitgereikte brevet wordt door de Dienst Jeugd bepaald. HOOFDSTUK 6. - Bevoegdverklaring van de opleidingsinstellingen door de Dienst Jeugd Afdeling 1. - De voorwaarden voor de bevoegdverklaring van de

instellingen

Art. 30.§ 1. De Dienst Jeugd reikt de bevoegdverklaringen uit aan de opleidingsinstellingen die geen federatie of coördinatie van huiswerkinstituten zijn en die voldoen aan de in § 2 vastgestelde voorwaarden. § 2. Om bevoegd verklaard te worden, moet een opleidingsinstelling voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° instaan voor de naleving van de normen die bij dit besluit bepaald zijn voor de opleidingen die ze in het kader van haar bevoegdverklaring organiseert;2° een overheidsbestuur zijn, of samengesteld zijn als een vzw of elke andere verenigingsvorm die geen materieel winstoogmerk heeft, waarvan de maatschappelijke zetel zich in Wallonië bevindt, met uitzondering van de gemeenten bedoeld in artikel 5 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;3° het bewijs leveren van deskundigheid op het gebied van opleiding; § 3. De Gemeenschapsfederatie alsook de gewestelijke coördinaties, die bij decreet als bevoegd verklaard worden geacht, staan in voor de naleving van de normen die bij dit besluit worden bepaald binnen de opleidingen die ze organiseren in het kader van hun bevoegdverklaring. § 4. De bevoegd verklaarde of als bevoegd verklaard geachte opleidingsinstellingen onderwerpen zich aan de controle die door de Regering wordt georganiseerd.

Art. 31.§ 1. Het dossier voor de aanvraag om bevoegdverklaring bepaalt de nadere regels volgens welke de opleidingsinstelling voldoet aan de voorschriften betreffende de bevoegdverklaring bedoeld in artikel 30 en moet minstens de volgende gegevens bevatten : 1° een beschrijving van de opleidingsinstelling, namelijk haar adres en andere gegevens, maatschappelijk doel, statuten, de namen van de verantwoordelijken, de verschillende erkenningen, alsook, in voorkomend geval, een balans van de opleidingen die in de sector kind of jeugd werden georganiseerd;2° het type van de aangevraagde bevoegdverklaring, te weten een bevoegdverklaring voor de opleiding van begeleider en/of voor de opleiding van coördinator in huiswerkinstituten;3° een beschrijving van de opleiding waarbij de middelen worden vermeld waarmee de opleidingsinstelling zich schikt naar de normen van dit besluit, met opgave van : a.de algemene doelstellingen van de opleiding; b. de wijze waarop de inhoud wordt verworven en overgedragen;c. de evaluatiecriteria;d. de organisatie van de opleiding in de tijd, die leidt tot de uitreiking van het brevet, te weten het type, het aantal en de duur van de opleidingslestijden en de banden met de praktische stage;e. de verdeling van de opleidingsinhoud over de verschillende opleidingsmodules;f. de kwalificatie en de identiteit van de opleiders belast met de begeleiding;g. de wijze van werving van de deelnemers, te weten de beschrijving van het doelpubliek, van het grondgebied waarop de werving plaatsvindt, van de aangewende middelen, van het voorziene aantal deelnemers. Afdeling 2. - De voorwaarden voor de bevoegdverklaring van de

instellingen

Art. 32.§ 1. Elke instelling die de specifieke opleiding van begeleider of van coördinator in huiswerkinstituten bedoeld in de hoofdstukken II en III wenst te organiseren, dient een aanvraag om bevoegdverklaring, bij aangetekend schrijven, bij de Dienst Jeugd in.

Zij voegt bij die aanvraag het dossier, dat de in artikel 31 bedoelde gegevens bevat. § 2. Nadat de Dienst Jeugd ontvangst heeft gemeld van het dossier binnen tien dagen na de ontvangst, beschikt de Dienst Jeugd over zestig dagen, om na te kijken of het dossier volledig en ontvankelijk is, en om een voorstel van beslissing aan de Minister voor te leggen.

Als die termijn niet in acht wordt genomen, wordt het voorstel van beslissing geacht aangenomen te zijn. § 3. Als het dossier onvolledig is, brengt de Dienst Jeugd daar de inrichtende macht op de hoogte van binnen een termijn van niet meer dan dertig dagen, ingaande op de datum van het ontvangstbewijs.

De Minister geeft kennis van zijn beslissing binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van het voorstel van beslissing. § 4. De instelling wordt daar door de Dienst Jeugd op de hoogte van gebracht.

Art. 33.De bevoegdverklaring geldt voor een periode van vijf jaar.

Art. 34.§ 1. De bevoegdverklaring van een opleidingsinstelling kan worden ingetrokken als die instelling niet of niet meer voldoet aan het geheel of een deel van de in artikel 30 bepaalde voorwaarden of als andere bepalingen van dit besluit niet worden nageleefd. § 2. De procedure voor de intrekking van de bevoegdverklaring van een opleidingsinstelling is de volgende : 1° De Dienst Jeugd geeft de opleidingsinstelling bij aangetekend schrijven kennis van het instellen van de procedure voor de intrekking van de bevoegdverklaring en van de redenen waarom een dergelijke beslissing kan worden genomen.2° De opleidingsinstelling kan een opmerkingsnota aan de Dienst Jeugd doen geworden, uiterlijk binnen de veertien dagen volgend op de in 1° bedoelde kennisgeving.3° De Dienst Jeugd richt een met redenen omkleed voorstel van beslissing aan de Minister binnen een termijn van veertien dagen volgend op het einde van de termijn bedoeld in 2°.4° De Minister deelt de Dienst Jeugd zijn beslissing binnen dertig dagen volgend op het einde van de in 3° bedoelde termijn.5° De Dienst Jeugd geeft de opleidingsinstelling bij aangetekend schrijven kennis van de beslissing van de Minister binnen een termijn van veertien dagen met ingang van de datum van ontvangst van de beslissing van de Minister.

Art. 35.§ 1. Een opleidingsinstelling kan een beroep indienen tegen een beslissing tot weigering of intrekking van de in artikel 30 bedoelde bevoegdverklaring, volgens de volgende beroepsprocedure : 1° De opleidingsinstelling beschikt over een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van de beslissing tot intrekking of weigering van de bevoegdverklaring, om de Regering van de Franse Gemeenschap haar bezwaren te laten kennen.2° De Regering van de Franse Gemeenschap deelt binnen dertig dagen het beroep aan de Commissie mee.3° Vanaf de dag van ontvangst van het beroep beschikt de Commissie over een termijn van vijfenveertig dagen om de opleidingsinstelling te horen, behalve als van dat recht afstand wordt gedaan, en om de Regering van de Franse Gemeenschap een advies mee te delen.4° Binnen dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies, bedoeld in 3°, deelt de Regering van de Franse Gemeenschap de Dienst Jeugd haar advies mee.5° De Dienst Jeugd geeft de opleidingsinstelling bij aangetekend schrijven kennis van de beslissing van de Regering van de Franse Gemeenschap binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van de ontvangst ervan. § 2. De beroepsprocedure schort de in artikel 34 bedoelde beslissing tot intrekking van de bevoegdverklaring op. HOOFDSTUK 7. - Gelijkstelling

Art. 36.§ 1. De aanvragen betreffende een bekwaamheidsbewijs dat door een opleidingsinstelling wordt uitgereikt vóór de inwerkingtreding van dit besluit maken het voorwerp uit van een gelijkstelling indien de opleiding beantwoordt aan de volgende voorwaarden : 1° de doelstellingen en de inhoud moeten in overeenstemming zijn met de artikelen 6 en 7 of met de artikelen 19 en 20 naargelang van de bedoelde gelijkstelling;2° de theoretische opleiding moet minstens zeventig uren hebben geteld. Voor een gelijkstelling met het brevet van begeleider, kan de aanvraag worden ingediend wanneer een nuttige ervaring van honderd uren in een begeleidingsamt zal zijn gepresteerd.

Voor een gelijkstelling met het brevet van coördinator, kan de aanvraag worden ingediend wanneer een nuttige ervaring van honderd vijftig uren in een coördinatie-ambt zal zijn gepresteerd. § 2. De aanvragen betreffende een bekwaamheidsbewijs dat door een opleidingsinstelling wordt uitgereikt vóór de kennisgeving van haar bevoegdverklaring maken het voorwerp uit van een gelijkstelling, voor zover de gevolgde opleiding in overeenstemming is met de voorschriften van dit besluit. § 3. De aanvragen betreffende een individueel traject dat geen opleiding bevat die beantwoordt aan de doelstellingen en de inhoud bepaald voor de opleiding van begeleider in huiswerkinstituten, maken het voorwerp uit van een gelijkstelling met het brevet van begeleider onder de volgende voorwaarden : De praktische ervaring moet minstens honderd tachtig uren tellen, gepresteerd binnen de zesendertig maanden voorafgaande aan de indiening van de aanvraag en bestaan uit : 1° minstens negentig uren in de opdracht betreffende de begeleiding van activiteiten (individuele, collectieve, schoolsteun, creatieve ateliers en vrijetijdsbesteding);2° minstens negentig uren in de volgende opdrachten : a.opmaken, bijwerken en opnemen van het pedagogisch project; b. deelneming aan een denkwerk over pedagogische kwesties (onderzoek van gevallen);c. communicatie met het rechtstreeks en onrechtstreeks publiek (kinderen en/of jongeren, ouders, partners);d. opnemen van de opdrachten van de huiswerkinstituten bepaald in artikel 2 van het decreet. Bij afwijking van paragraaf 3, als het geheel van de lestijden praktijk die door de deelnemer werden gepresteerd slechts gedeeltelijk of niet in huiswerkinstituten werden gevolgd, moet de aanvrager de Dienst Jeugd een beschrijving leveren van het kader waarin die lestijden praktijk werden gepresteerd en uitleggen hoe de verworven competenties nuttig kunnen zijn in het kader van de huiswerkinstituten.

De praktische ervaring moet worden bevestigd door een attest van de verantwoordelijke van de plaats(en) waar ze werd gepresteerd, met vermelding van het aantal gepresteerde uren alsook van de opdrachten die werden uitgeoefend door de persoon voor wie de gelijkstelling werd aangevraagd.

Als die inlichtingen niet worden vermeld, kan de Dienst Jeugd een verklaring op erewoord van de deelnemer in aanmerking nemen, met vermelding van de uitzonderlijke redenen waarom die documenten niet kunnen worden geleverd en met opgave van de bovenvermelde inlichtingen. § 4. De aanvragen betreffende een individueel traject dat geen opleiding bevat die beantwoordt aan de doelstellingen en de inhoud bepaald voor de opleiding van coördinator in huiswerkinstituten, maken het voorwerp uit van een gelijkstelling met het brevet van coördinator onder de volgende voorwaarden : De nuttige ervaring moet minstens honderd tachtig uren tellen, gepresteerd binnen de zesendertig maanden voorafgaande aan de indiening van de aanvraag en bestaan uit : 1° coördinatie van de fasen opmaken, bijwerken en opnemen van het pedagogisch project van de vereniging (uitgewerkt op grond van een analyse van het milieu en het publiek) 2° opnemen van de opdrachten van de huiswerkinstituten : 3° externe vertegenwoordiging van de vereniging;4° communicatie met het rechtstreeks en onrechtstreeks publiek;5° coördinatie van de vergaderingen van teams;6° beoordeling van de samenhang tussen de praktijken en het pedagogisch project;7° beoordeling van het team;8° administratief en financieel beheer;9° beheer van het (bezoldigd of vrijwillig) personeel. Bij afwijking van paragraaf 4, als het geheel van de lestijden praktijk die door de deelnemer werden gepresteerd slechts gedeeltelijk of niet in huiswerkinstituten werden gevolgd, moet de aanvrager de Dienst Jeugd een beschrijving leveren van het kader waarin die lestijden praktijk werden gepresteerd en uitleggen hoe de verworven competenties nuttig kunnen zijn in het kader van de huiswerkinstituten.

De nuttige ervaring moet worden bevestigd door een attest van de verantwoordelijke van de plaats(en) waar ze werd gepresteerd, met vermelding van het aantal gepresteerde uren alsook van de opdrachten die werden uitgeoefend door de persoon voor wie de gelijkstelling werd aangevraagd.

Als die inlichtingen niet worden vermeld, kan de Dienst Jeugd een verklaring op erewoord van de deelnemer in aanmerking nemen, met vermelding van de uitzonderlijke redenen waarom die documenten niet kunnen worden geleverd en met opgave van de bovenvermelde inlichtingen. HOOFDSTUK 8. - Organisatie van het toezicht

Art. 37.Voor 1 september deelt de bevoegd verklaarde opleidingsinstelling de Dienst Jeugd, voor het toekomende jaar, de vooruitzichten betreffende de opleidingssessies mee, namelijk de benaming, de datum en de plaats voor de opleidingslestijden, het voorziene aantal deelnemers en contactpersoon(nen); in voorkomend geval zendt ze een bijgewerkte lijst van de opleiders.

De Dienst Jeugd en de dienst Inspectie worden belast met het toezicht op de naleving van de voorwaarden voor de bevoegdverklaring en van de normen betreffende de organisatie van de opleidingen. HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen

Art. 38.Aan de personen die vanaf 1 september 2007 bij de Gemeenschapsfederatie van huiswerkinstituten of een gewestelijke coördinatie van huiswerkinstituten een opleidingstraject hebben ondernomen dat in overeenstemming is met de bepalingen bedoeld bij het besluit dat zich in een ontwerpfase bevindt, kan, naargelang van het geval, een brevet van begeleider of een brevet van coördinator in een huiswerkinstituut worden uitgereikt.

Art. 39.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2011, met uitzondering van artikel 37, dat in werking treedt op 1 januari 2012.

Art. 40.De Minister bevoegd voor het Jeugdbeleid wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 juni 2011.

De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET

^