Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 17 maart 2004
gepubliceerd op 02 juli 2004

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van sommige nadere regels voor de erkenning en subsidiëring van de vakantiecentra

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2004201548
pub.
02/07/2004
prom.
17/03/2004
ELI
eli/besluit/2004/03/17/2004201548/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 MAART 2004. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van sommige nadere regels voor de erkenning en subsidiëring van de vakantiecentra


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 september 2001 tot vaststelling van bepaalde modaliteiten van erkenning en subsidiëring van de vakantiecentra;

Gelet op het advies van de "Conseil de la Jeunesse d'Expression française" (Franstalige Jeugdraad), gegeven op 27 januari 2004;

Gelet op het gunstig advies van de Inspectrice van Financiën, gegeven op 4 februari 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 10 februari 2004;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 februari 2004 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van hoogstens dertig dagen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 maart 2004, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Kinderwelzijn, belast met de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. » ;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 maart 2004, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° "Decreet" : het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra;2° "Minister van Kinderwelzijn" : de Minister tot wiens bevoegdheid het Beleid inzake Kinderwelzijn behoort; 3° "O.N.E. " : l'Office de la Naissance et de l'Enfance. HOOFDSTUK II. - Procedures voor de erkenning van de vakantiecentra

Art. 2.§ 1. De aanvraag om erkenning of vernieuwing van erkenning van een vakantiecentrum wordt gedaan volgens het formulier waarvan het model zich in bijlage I bevindt. § 2. Een afschrift van het pedagogisch project bedoeld in artikel 7, 3°, van het decreet en een exemplaar van het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 7, 8°, van het decreet worden gevoegd bij de aanvraag bedoeld in de eerste paragraaf of gericht tot de O.N.E. door de inrichtende macht van het Centrum indien het erkend is in het kader van het decreet van 20 juni 1980 betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties. § 3. Indien de organisator van het vakantiecentrum geen overheid of lid van een jeugdorganisatie erkend door de Franse Gemeenschap is, voegt hij bovendien een afschrift van de statuten van de vereniging.

Art. 3.De aanvraag om erkenning wordt ingediend bij de O.N.E. uiterlijk negentig dagen vóór het begin van de activiteiten. De aanvraag om vernieuwing van erkenning wordt ingediend bij de O.N.E. uiterlijk negentig dagen vóór het einde van de erkenning.

Art. 4.De administratie van de O.N.E. onderzoekt het dossier en dient binnen de zestig dagen van de indiening van de volledige aanvraag, een voorstel in bij de Minister betreffende de erkenning of de vernieuwing van erkenning.

Art. 5.De Minister beslist over de aanvraag binnen de dertig dagen volgend op de ontvangst van het voorstel gedaan door de O.N.E..

Art. 6.In geval van weigering van de erkenning of van de vernieuwing ervan of in geval van "gebrek aan antwoord" binnen de negentig dagen na zijn aanvraag, heeft de organisator van het vakantiecentrum de mogelijkheid beroep aan te tekenen bij de Regering, per gewone brief met vermelding van de redenen van dit beroep, binnen de zestig dagen na de ontvangst van de beslissing van weigering van de erkenning of na het einde van de termijn van negentig dagen.

Art. 7.De Regering beslist over het beroep na het advies van de commissie bedoeld in artikel 8 te hebben ingenomen. Deze kan de eiser op zijn verzoek verhoren. De commissie geeft advies binnen een termijn van zestig dagen.

Art. 8.Er wordt een adviescommissie ingesteld door de Minister voor een hernieuwbare periode van drie jaar.

De adviescommissie bestaat uit : 1° een afgevaardigde van de Minister van Kinderwelzijn en een afgevaardigde van de Minister tot wiens bevoegdheid het Beleid inzake Jeugd behoort; 2° drie ambtenaren van de O.N.E., waarvan ten minste één lid van de dienst Vakantiecentra en een vertegenwoordiger van de coördinators in opvangtehuizen; 3° een afgevaardigde van de Unie van steden en gemeenten van Wallonië en een afgevaardigde van de Vereniging van de stad en gemeenten van het Brussels Gewest;4° een ambtenaar van de jeugddienst van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;5° zes afgevaardigden van de "Conseil de la Jeunesse d'Expression française" waarvan één voor de organisatie van de vakantiepleinen, één voor de organisatie van vakantieverblijven en één voor de organisatie van vakantiekampen;6° twee afgevaardigden van de inrichtende machten of van de groepering van inrichtende machten van niet-vertegenwoordigde associatieve vakantiecentra overeenkomstig de categorieën 1° tot 5°, waarvan één vertegenwoordiger van de inrichtende machten die actief zijn in het Brussels Gewest en een andere vertegenwoordiger van de inrichtende machten die actief zijn het Franse taalgebied. De leden bedoeld in 6° worden gekozen door de Minister van Kinderwelzijn op basis van een oproep tot kandidaten bij alle erkende vakantiecentra en op basis van de indiening van een met redenen omklede kandidatuur, gesteund door andere inrichtende machten van associatieve vakantiecentra.

De Minister stelt binnen de Commissie een voorzitter aan.

De adviescommissie : 1° heeft haar zetel bij de O.N.E.; 2° beraadslaagt en beslist bij de volstrekte meerderheid van de aanwezige leden en achter gesloten deuren;3° vergadert ten minste twee keer per jaar;4° mag op geldige wijze zitting houden ongeacht het quorum op voorwaarde dat minimum vier categorieën van leden vertegenwoordigd zijn;5° moet worden bijeengeroepen binnen een termijn van minimum 5 werkdagen vóór de vergadering;6° is voor de rest belast met het vaststellen van haar eigen huishoudelijk reglement.In alle gevallen bepaalt het de toepasselijke deontologische regels, inzonderheid wanneer een dossier betreffende één van de leden van de Commissie door deze wordt aangesproken. Dit huishoudelijk reglement wordt ter goedkeuring aan de Minister van Kinderwelzijn voorgelegd.

Het secretariaat van de adviescommissie wordt door de O.N.E. waargenomen.

De adviescommissie heeft als opdracht de Regering advies te geven ten opzichte van haar beleid inzake vakantiecentra en het overleg te vergemakkelijken tussen de verschillende administratieve, politieke of associatieve actoren die zullen moeten samenwerken. De Minister of de O.N.E. kan haar elke vraag rond de toepassing van het decreet of van dit besluit voorleggen.

Art. 9.Op voorstel van de administratie van de O.N.E., mag de Minister de erkenning van een vakantiecentrum dat niet meer aan de vereisten van het decreet of van dit besluit beantwoordt, intrekken.

Er mag beroep worden aangetekend volgens de procedure bedoeld in de artikelen 6 en 7 van dit besluit. HOOFDSTUK III. - Nadere regels voor de subsidiëring van de vakantiecentra

Art. 10.Elk vakantiecentrum dat voor subsidies in aanmerking wil komen krachtens dit decreet, is ertoe gehouden zijn activiteiten die plaatsvinden tijdens de Kerst-, Paas- en zomervakantie, voorafgaandelijk te verklaren, door middel van een formulier waarvan een model zich in bijlage II bevindt.

Art. 11.Het formulier, bedoeld in artikel 10, moet naar de O.N.E. worden teruggestuurd, uiterlijk op 30 april van het lopende jaar voor de vakantie van juli en augustus of dertig dagen vóór de activiteiten die tijdens de Kerst- of Paasvakantie plaatshebben.

Art. 12.De werkingssubsidie bedoeld in artikel 12 van het decreet wordt berekend op basis van een vast bedrag, vermenigvuldigd met het aantal activiteitsdagen en met het aantal aanwezige kinderen.

Art. 13.De subsidie bestemd voor het dekken van de vergoedingskosten voor de gebrevetteerde animatoren en coördinatoren, bedoeld in artikel 11 van het decreet, wordt berekend op grond van het in artikel 12 bepaalde vast bedrag, vermenigvuldigd met zes voor de gebrevetteerde animatoren of met tien voor de gebrevetteerde coördinatoren en met het aantal gepresteerde dagen.

Ze wordt maximaal toegekend in verhouding tot de minimale begeleidingsnormen bepaald in artikel 7, 9°, a), b) en c), van het decreet.

Art. 14.Het totaal van de financiële bijdragen van de ouders mag het totaal van de kosten van het vakantiecentrum niet overschrijden, na aftrek van de subsidies die zijn toegekend in het kader van dit besluit en andere eventuele subsidies.

Art. 15.De organisator van het vakantiecentrum moet, uiterlijk op 30 september, voor de activiteiten tijdens de zomervakantie en binnen de dertig dagen na het einde van de gesubsidieerde activiteit die plaatsvindt tijdens de Kerst- en Paasvakantie, het formulier voor de uitbetaling van subsidies terugsturen, waarvan het model zich in bijlage III bij dit besluit bevindt.

Wanneer het begeleidend personeel subsidieerbaar is krachtens artikel 13, wordt een verantwoordingsstuk voor de vergoeding bedoeld in artikel 11 van het decreet, per vakantiecentrum, gevoegd bij het formulier van de uitbetaling van de subsidies. Dit kan de vorm innemen van een verklaring op erewoord van de inrichtende macht. Deze moet gedurende drie maanden de bewijsstukken van die uitbetalingen ter beschikking stellen van de boekhoudkundige inspectie van de O.N.E..

Art. 16.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, wordt een provisionele subsidie gelijk aan 50 % van het totaal van de subsidie die het jaar voordien door de O.N.E. aan de inrichtende macht is toegekend, uiterlijk op 15 juni van het lopende jaar uitbetaald.

De organisator van het vakantiecentrum over wie een negatief verslag van de inspectie, bedoeld in artikel 23, wordt gemaakt voor de activiteiten die het jaar voordien zullen hebben plaatsgegrepen of die de gekregen subsidies niet zal hebben kunnen verantwoorden of waarvan de activiteitenverklaring op 30 april niet volledig is voor de zomeractiviteiten, zal geen aanspraak kunnen maken op de provisionele subsidie bedoeld in het eerste lid voor het lopende jaar, voor het geheel of gedeeltelijk. HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de subsidies

Art. 17.Het vast bedrag bedoeld in artikel 12 wordt op 1,25 euro vastgelegd. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten en met inachtneming van de bepalingen terzake bepaald in het eerste Beheerscontract van de "Office de la Naissance et de l'Enfance", genomen met toepassing van het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van de "Office de la Naissance et de l'Enfance", kan een vermenigvuldigende coëfficiënt op dit vast bedrag worden toegepast.

De werkingssubsidies worden verhoogd met 0,4 euro per dag en per kind voor de organisators die met slaapzalen met genoeg beddengoed, sanitaire installaties en lavabo's permanent ingebouwde wooninfrastructuren gebruiken en aan de normen inzake brandveiligheid en hygiëne voldoen. HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen

Art. 18.§ 1. Boven de begeleidingsnormen bepaald in artikel 7, 9°, van het decreet, is er per - zelfs gedeeltelijk bezette - groep van drie gehandicapte kinderen tussen 30 maand à 21 jaar oud, geïntegreerd als bedoeld in artikel 15 van het decreet, één animator voorzien. § 2. Boven het vast bedrag bepaald in artikel 12 wordt een bijkomende subsidie van 2 euro voor de integratie van gehandicapte kinderen, per kind en per activiteitsdag, aan de inrichtende macht toegekend. § 3. In afwijking van artikel 13 en in het kader van de initiatieven voor de integratie van gehandicapte kinderen zoals bepaald in artikel 15 van het decreet, wordt de subsidie voor de dekking van de kosten in verband met de gebrevetteerde animators, maximaal toegekend in verhouding tot de minimale normen bepaald in § 1. § 4. Onder gehandicapt kind moet worden verstaan, de deelnemer aan het vakantiecentrum, tussen 30 maanden en 21 jaar oud, die een gedeeltelijke of totale hulp nodig heeft om zich te wassen, zich aan te kleden, zich te verplaatsen, naar het toilet te gaan, te eten, te communiceren of bewust te zijn van de gevaren.

Art. 19.§ 1. Onverminderd artikel 7, 9°, a) en d), van het decreet, bedraagt de begeleidingsnorm voor een vakantiecentrum dat georganiseerd wordt voor gehandicapte kinderen, bedoeld in artikel 15 bis van het decreet, één animator voor drie licht gehandicapte kinderen en twee animatoren voor drie zwaar gehandicapte kinderen. § 2. Eén animator op vier moet houder zijn van een brevet van animator, bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, van het decreet, met een specialisatie van minimum veertig uur in de animatie voor gehandicapte kinderen. § 3. In afwijking van artikel 13 wordt een bijkomende subsidie voor de opvang van gehandicapte kinderen toegekend buiten het vast bedrag bepaald in artikel 12 : 1° 2 euro per kind en per activiteitsdag voor licht gehandicapte kinderen;2° 3 euro per kind en per activiteitsdag voor zwaar gehandicapte kinderen; § 4. In afwijking van artikel 13 en in het kader van de initiatieven voor de opvang van gehandicapte kinderen zoals bepaald in artikel 15bis van het decreet wordt de subsidie voor de dekking van de kosten betreffende de vergoedingen aan de gebrevetterde animatoren, maximaal toegekend in verhouding tot de minimale normen bepaald in § 1. § 5. In afwijking van artikel 10, 1°, b van het decreet bedraagt de minimale duur van een vakantiecentrum erkend krachtens artikel 15bis van het decreet vijf opeenvolgende dagen waarvan drie volledige dagen en het minimum aantaal ontvangen kinderen is tien. § 6. Onder licht gehandicapt kind moet worden verstaan, een deelnemer aan het vakantiecentrum tussen 30 maanden en 21 jaar oud, die geen hulp of gedeeltelijke hulp nodig heeft om zich te wassen, zich aan te kleden, zich te verplaatsen, naar het toilet te gaan, te eten, te communiceren of bewust te zijn van de gevaren, namelijk : 1° mentaal gehandicapte kinderen die het buitengewoon onderwijs van type 1 volgen of die aan een integratieproject in het gewoon onderwijs deelnemen;2° de kinderen met een trisomie;3° de kinderen met motorische of gedragsstoornissen;4° de kinderen die doof of stom zijn of die slecht zien; § 7. Onder ernstig gehandicapt kind moet worden verstaan, een deelnemer aan het vakantiecentrum tussen 30 maand en 21 jaar oud, die meer hulp of een volledige hulp nodig heeft om zich te wassen, zich aan te kleden, zich te verplaatsen, naar het toilet te gaan, te eten, te communiceren of bewust te zijn van de gevaren, namelijk : 1° de kinderen die zich niet kunnen verplaatsen zonder de hulp van een derde of zonder rolstoel;2° de kinderen die geen gebruik kunnen maken van hun twee benen of hun twee armen;3° de kinderen die doof, stom of blind zijn;4° de kinderen die aan ernstige chronische ziekten lijden;5° de mentaal gehandicapte kinderen die het buitengewoon onderwijs van type 2 volgen;6° de autistische kinderen.

Art. 20.Van het toepassingsgebied bedoeld in dit besluit worden uitgesloten, de diensten en instellingen die erkend of gesubsidieerd worden door een andere overheid voor de opvang en de dagelijkse begeleiding van gehandicapte kinderen.

Art. 21.Het vast bedrag, voor werkingskosten, bedoeld in artikel 12, wordt vermeerderd met 0,4 euro per dag en per kind tussen 6 en 15 jaar uit een op sociaal-economisch vlak minder bedeeld milieu zodra ten minste 30 % van de kinderen uit een op sociaal-economisch vlak minder bedeeld milieu aan de activiteiten van het vakantiecentrum deelneemt.

De organisator van het vakantiecentrum moet een verklaring op erewoord doen over het aantal kinderen uit op sociaal-economisch vlak minder bedeelde milieus. Als kind van een op sociaal-economisch vlak minder bedeeld milieu wordt beschouwd, het kind tussen 30 maanden en 15 jaar uit een minder bedeeld familiaal milieu waar ten minste één van de ouders die het kind effectief ten laste heeft, een vervangingsinkomen geniet of van de regelingen inzake sociale bescherming wordt uitgesloten. HOOFDSTUK VI. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen

Art. 22.Bij het opmaken van de jaarlijkse begroting van de Franse Gemeenschap zijn de bedragen van dit besluit gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het aanvangsindexcijfer is dat van de maand september van het jaar gedurende hetwelk het besluit in werking treedt.

Art. 23.De administratie van de O.N.E. zorgt voor de pedagogische begeleiding en houdt toezicht op de vakantiecentra.

Art. 24.Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 september 2001 tot vaststelling van bepaalde modaliteiten van erkenning en subsidiëring van de vakantiecentra wordt opgeheven.

Art. 25.Het decreet treedt in werking op 20 september 2001.

Art. 26.Dit besluit treedt in werking op 17 maart 2004.

Art. 27.De Minister van Kinderwelzijn wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 maart 2004.

Voor de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Kinderwelzijn, belast met de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 17 mars 2004 déterminant certaines modalités d'agrément et de subventionnement des centres de vacances.

Pour le Gouvernement de la Communauté française : Le Ministre de l'Enfance, chargé de l'Enseignement fondamental et des missions confiées à l'O.N.E., J.-M. NOLLET

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 17 mars 2004 déterminant certaines modalités d'agrément et de subventionnement des centres de vacances.

Pour le Gouvernement de la Communauté française : Le Ministre de l'Enfance, chargé de l'Enseignement fondamental et des missions confiées à l'O.N.E., J.-M. NOLLET

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 17 mars 2004 déterminant certaines modalités d'agrément et de subventionnement des centres de vacances.

Pour le Gouvernement de la Communauté française : Le Ministre de l'Enfance, chargé de l'Enseignement fondamental et des missions confiées à l'O.N.E., J.-M. NOLLET

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 17 mars 2004 déterminant certaines modalités d'agrément et de subventionnement des centres de vacances.

Pour le Gouvernement de la Communauté française : Le Ministre de l'Enfance, chargé de l'Enseignement fondamental et des missions confiées à l'O.N.E., J.-M. NOLLET

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 17 mars 2004 déterminant certaines modalités d'agrément et de subventionnement des centres de vacances.

Pour le Gouvernement de la Communauté française : Le Ministre de l'Enfance, chargé de l'Enseignement fondamental et des missions confiées à l'O.N.E., J.-M. NOLLET

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 17 mars 2004 déterminant certaines modalités d'agrément et de subventionnement des centres de vacances.

Pour le Gouvernement de la Communauté française : Le Ministre de l'Enfance, chargé de l'Enseignement fondamental et des missions confiées à l'O.N.E., J.-M. NOLLET

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 17 mars 2004 déterminant certaines modalités d'agrément et de subventionnement des centres de vacances.

Pour le Gouvernement de la Communauté française : Le Ministre de l'Enfance, chargé de l'Enseignement fondamental et des missions confiées à l'O.N.E., J.-M. NOLLET

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 17 mars 2004 déterminant certaines modalités d'agrément et de subventionnement des centres de vacances.

Pour le Gouvernement de la Communauté française : Le Ministre de l'Enfance, chargé de l'Enseignement fondamental et des missions confiées à l'O.N.E., J.-M. NOLLET

^