gepubliceerd op 11 mei 2004
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de titels van levendige culturele schat en meesterwerk van het mondeling en immaterieel patrimonium en betreffende de toekenning van subsidies aan de personen die deze titel hebben gekregen en aan de operateurs die de evenementen organiseren waarvoor die titels werden toegekend
4 SEPTEMBER 2003. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de titels van levendige culturele schat en meesterwerk van het mondeling en immaterieel patrimonium en betreffende de toekenning van subsidies aan de personen die deze titel hebben gekregen en aan de operateurs die de evenementen organiseren waarvoor die titels werden toegekend
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op hoofdstuk VII van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de roerende culturele goederen en het immaterieel patrimonium van de Franse Gemeenschap;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 mei 2003;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 21 februari 2003;
Gelet op het advies van de Minister van Begroting van 27 februari 2003;
Op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de Cultuur behoort, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In de zin van dit besluit, wordt verstaan onder : 1. « mondelinge uitdrukkingsvormen » : de traditionele voorstellingen en uitdrukkingsvormen voor communicatie en informatie op het gebied van dichtkunst, geschiedenis, mythen, legenden en andere verhaalvormen (met inbegrip van litteratuur, mondeling geheugen en traditionele sprookjes), die de Franse taal of de endogene talen gebruiken.2. « traditionele voorstelling » : de vertolkingskunsten die bij culturele feestelijke of ceremoniële evenementen worden beoefend. Onder die uitdrukkingsvormen worden bedoeld : lichamelijke uitdrukking, muziek, toneel, poppentheater, spelen, zingen en dansen. 3. « ambacht en vakkundigheid » : de traditionele technieken in verband met de vervaardiging, het onderhoud en de restauratie van het roerend patrimonium (met inbegrip van het roerend patrimonium in verband met het immaterieel patrimonium), van het onroerend patrimonium of van elke machine of elk werktuig die/dat noodzakelijk is voor de vervaardiging of de verwezenlijking van een roerend cultureel goed.4. « traditie » : de sociale praktijken en voorstellingen die uit het verleden van de ene generatie op de andere worden overgedragen en waaraan de groep een bijzonder statuut toekent.5. « operateur » : natuurlijke persoon of rechtspersoon die de evenementen van het immaterieel patrimonium van de Franse Gemeenschap organiseert. HOOFDSTUK II. - Levendige culturele schatten Afdeling 1. - Titel van levendige culturele schat
Art. 2.toekenningsprocedure § 1. De aanvraag kan bij de Administratie worden ingediend - ofwel door de persoon zelf; - ofwel op initiatief van de Commissie; - ofwel op schriftelijke aanvraag van het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente op het grondgebied waarvan de persoon zijn woonplaats heeft; - ofwel op schriftelijke aanvraag van ten minste honderd meerderjarige personen die hun woonplaats hebben in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. § 2. Het dossier van de aanvraag om toekenning van de titel van levendige culturele schat omvat, in drievoud, de volgende documenten : 1° de personalia van de persoon;2° een nota waarin wordt aangetoond dat hij, door zijn activiteiten of bevoegdheden, voldoet aan de criteria voor de toekenning van de titel van levendige culturele schat;3° zijn schriftelijke toestemming om de titel van levendige culturele schat te krijgen en om de overdracht van zijn kennis of vakkundigheid te bevorderen. Vanaf de datum van ontvangst van de documenten door de Administratie en totdat de Minister een beslissing heeft genomen, wordt de persoon ertoe gehouden de administratie op de hoogte te brengen van de datum en de plaats van zijn publieke evenementen en haar alle documenten of publicaties bestemd voor het publiek te bezorgen. § 3. De Administratie zendt het volledige dossier aan de Commissie over.
Art. 3.gebruik en procedure voor de schorsing en de intrekking van de titel § 1. De persoon die de titel « levendige culturele schat » heeft gekregen, voert die gedurende zijn hele leven. § 2. De schorsing van de toekenning van de titel kan worden uitgesproken door de Minister mits naleving van de volgende nadere regels : a) een verslag van de Commissie waarin de schorsing wordt voorgesteld op grond van de vaststelling dat één of meer toekenningscriteria niet werd(en) vervuld gedurende een periode van meer dan drie maanden of dat misbruik werd gemaakt van de titel;b) de kennisgeving door de Minister aan de betrokken persoon van dat voorstel tot schorsing voordat de Commissie dit voorstel heeft onderzocht;c) het verhoor van de persoon door de Commissie of één van haar vertegenwoordigers of, indien de persoon dit wenst, het indienen van een scriptie, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de kennisgeving van het voorstel tot intrekking door de Minister;d) het uitbrengen van het advies van de Commissie aan de Minister. De schorsing wordt uitgesproken als enige waarschuwing vóór een definitieve intrekking.
De schorsing wordt uitgesproken voor een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum van de kennisgeving door de Minister aan de operateur; bij het verstrijken van die termijn onderzoekt de Commissie de toestand opnieuw en stelt ze de definitieve intrekking, of, opnieuw, de toekenning van de titel, voor. Afdeling 2. - toekenning van subsidies aan de levendige culturele
schat
Art. 4.doelstellingen van de subsidie De Minister kan, binnen de perken van de begrotingskredieten, subsidies toekennen aan de persoon die erkend werd als levendige culturele schat, om zijn activiteiten te bevorderen, de overdracht van zijn kennis en vakkundigheid aan opvolgers te bevorderen en om de uitrusting te vervaardiging, aan te schaffen en te restaureren die noodzakelijk is voor de uitoefening, het behoud of de overdracht van zijn activiteiten in verband met het immaterieel patrimonium.
Art. 5.De subsidie bedraagt 60 % van de werkelijke prijs van de uitrusting;
Het bedrag van de subsidie wordt verminderd met elke andere overheidssteun die betrekking heeft op hetzelfde onderwerp.
Art. 6.Gedurende een periode van tien jaar, te rekenen vanaf de datum van de uitkering van de subsidie, mag de begunstigde de gesubsidieerde uitrusting noch onder bezwarende titel of kosteloos afstaan, noch lenen zonder de voorafgaande toestemming van de Minister. De begunstigde heeft er echter het volle genot van en draagt de totale kosten voor het onderhoud en de herstelling ervan. Hij draagt de volle verantwoordelijkheid voor het gebruik en het onderhoud ervan. Zodra hij dit vaststelt, verwittigt hij de administratie ervan dat de gesubsidieerde uitrusting werd verloren, gestolen of vernietigd.
Bij overlijden van de persoon die als « levendige culturele schat » werd erkend, moeten zijn rechthebbenden de Administratie zonder verwijl ervan verwittigen.
De rechthebbenden geven de gesubsidieerde uitrusting aan de Administratie binnen een termijn van drie maanden terug, behalve als zij het bewijs kunnen leveren dat ten minste één onder hen die voor equivalente doeleinden gebruikt.
Art. 7.toekenningsprocedure De aanvraag om subsidie wordt gericht aan de Administratie, die deze inschrijft en er ontvangst van meldt.
De Administratie deelt die zonder verwijl aan de Commissie mee.
Art. 8.De aanvraag wordt in tweevoud opgesteld op formulieren die door de Administratie worden uitgereikt.
Ze geeft alle inlichtingen op die nuttig zijn voor haar onderzoek.
Samen met de gedetailleerde lijst betreffende de uitrusting waarvoor de aanvraag wordt ingediend, zendt de aanvrager één of meer prijsvoorstellen over die door geraadpleegde leveranciers werden gedaan. Elk voorstel bepaalt, naast de technische kenmerken van de uitrusting, haar eenheidsprijs, het cijfer van de belasting op de toegevoegde waarde alsook alle elementen waaruit de kostprijs bestaat, zoals vervoer, korting die eventueel door de leverancier wordt gegeven,... In voorkomend geval zullen alle documenten worden overgelegd die werden voorbereid met het oog op de gunning van de opdracht.
Art. 9.De Administratie geeft de aanvrager kennis van het bedrag van de subsidie die op advies van de Commissie werd toegekend.
Art. 10.Vanaf de datum van toezending van het ontvangstbewijs bedoeld in artikel 7, wordt de aanvrager ertoe gemachtigd de uitrusting te bestellen waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Die machtiging geldt geenszins als subsidiebelofte. Elke bestelling die vóór die datum werd opgenomen, heeft de weigering van de subsidie tot gevolg.
Art. 11.Vóór de uitbetaling van de subsidie, deelt de aanvrager aan de administratie, binnen een termijn bepaald in de in artikel 9 bedoelde kennisgeving, de door de leverancier uitgereikte factuur voor de aankoop van de gesubsidieerde uitrusting mee. Dat document vermeldt de gegevens die in de in aanmerking genomen aanbieding voorkomen waarvan sprake in artikel 8. Het houdt, voluit geschreven, de volgende vermelding in : « deugdelijk en onvergolden tot het bedrag van... » en wordt door de leverancier ondertekend en gedateerd.
Als hij een beroep doet op verschillende leveranciers, worden alle facturen in één keer verzonden.
Art. 12.Zodra de documenten bedoeld in artikel 11 ontvangen zijn, wordt de subsidie door de Administratie uitbetaald. Het bedrag van de subsidie wordt in één enkele keer uitbetaald.
Art. 13.Binnen de termijn die volgt op de uitbetaling van de subsidie, moet de aanvrager de administratie het bewijs leveren dat de facturen betreffende de gesubsidieerde uitrusting werden betaald.
Art. 14.Als de gesubsidieerde uitrusting binnen de in artikel 6 bedoelde periode van tien jaar wordt afgestaan, gestolen of vernietigd, vergt de Administratie de terugbetaling van de subsidie in verhouding tot de waarde van de uitrusting, behalve als de vergoeding die door de verzekeringsmaatschappij wordt gestort, wordt aangewend voor een nieuwe gelijkwaardige uitrusting.
Die waarde brengt, afgezien van de verouderde staat, de aankoopprijs van de gesubsidieerde uitrusting en het bedrag van de toegekende subsidie in rekening.
De rechthebbenden van een persoon die de titel « Levendige culturele schat » heeft gekregen en overleden is, genieten die subsidie niet. HOOFDSTUK III. - Meesterwerk van het mondeling en immaterieel patrimonium Afdeling I. - Titel van meesterwerk van het mondeling en immaterieel
patrimonium
Art. 15.toekenningscriteria Om de titel van meesterwerk van het mondeling en immaterieel patrimonium te verkrijgen, moet het evenement voldoen aan de volgende criteria : 1° het steunt op traditie;2° het wordt door een individu of een groep uitgedrukt;3° het wordt door de gemeenschap waarvan het afkomstig is, erkend als beantwoordend aan de verwachtingen van deze gemeenschap en als zijnde de uiting van haar culturele en sociale identiteit;4° zijn normen en waarden worden mondeling overgedragen, via imitatie of op andere wijzen;5° het is in overeenstemming met de beginselen van de Rechten van de Mens;6° het omvat ten minste één van de menselijke activiteiten in verband met de volgende gebieden : a) mondelinge uitdrukkingsvormen;b) traditionele feesten, voorstellingen en spelen;c) ambacht en vakkundigheid;d) traditionele kennis en praktijken betreffende de natuur, onder meer inzake landbouw en voeding;e) rituelen en gewoonten. Het evenement kan bovendien de volgende criteria vervullen : 1° het wordt voortdurend opnieuw gecreëerd door de gemeenschap waarvan het afkomstig is op grond van de omgeving en de geschiedenis van die gemeenschap;2° het verschaft de individuen en groepen die het beoefenen een gevoel van continuïteit en identiteit;3° het vertoont esthetische kwaliteiten.
Art. 16.toekenningsprocedure § 1. De aanvraag kan bij de Administratie worden ingediend - ofwel door de persoon die verantwoordelijk is voor het evenement; - ofwel op initiatief van de Commissie; - ofwel op schriftelijke aanvraag van het College voor Burgemeester en Schepenen van de gemeente op het grondgebied waarvan het evenement zal plaatsvinden; - ofwel op schriftelijke aanvraag van ten minste honderd (100) meerderjarige personen die wonen in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, waaronder ten minste de helft het bewijs kan leveren dat ze actief betrokken is bij het evenement. § 2. Het dossier voor de aanvraag om toekenning van de titel van meesterwerk van het mondeling en immaterieel patrimonium bestaat, in drievoud, uit de volgende documenten : 1° de personalia van de operateur;2° een nota met beschrijving van de wijze waarop het evenement beantwoordt aan de criteria voor de toekenning van de titel van meesterwerk van het mondeling en immaterieel patrimonium. Vanaf de datum van ontvangst van de documenten door de Administratie en totdat de Minister de beslissing heeft genomen, wordt de operateur ertoe gehouden de Administratie op de hoogte te brengen van de datum en de plaats van zijn publieke evenementen en haar alle documenten of publicaties te bezorgen die voor het publiek bestemd zijn. § 3. De Administratie deelt het volledige dossier aan de Commissie mee.
Art. 17.procedure voor schorsing en intrekking De schorsing van de toekenning van de titel kan door de Minister worden uitgesproken mits naleving van de volgende nadere regels : a) een verslag van de Commissie houdende het voorstel tot schorsing op grond van de vaststelling dat één of meer toekenningscriteria niet werd(en) vervuld gedurende een periode van meer dan drie maanden;b) de kennisgeving door de Minister aan de operateur van dat voorstel tot schorsing voordat het door de Commissie wordt onderzocht;c) het verhoor van de organisatoren door de Commissie of één van zijn vertegenwoordigers of, indien de operateur dit wenst, de indiening van een scriptie binnen een termijn van dertig dagen vanaf de datum van kennisgeving van het voorstel tot intrekking door de minister;d) het uitbrengen van het advies van de Commissie aan de Minister. De schorsing wordt uitgesproken bij wijze van enige waarschuwing vóór een definitieve intrekking.
De schorsing wordt uitgesproken voor een termijn van zes maanden vanaf de datum van de kennisgeving door de Minister aan de operateur; bij het verstrijken van die termijn onderzoekt de Commissie de situatie opnieuw en stelt ze ofwel de definitieve intrekking ofwel opnieuw de toekenning van de titel voor. Afdeling II. - Subsidies toegekend aan de operateurs
die een meesterwerk van het mondeling en immaterieel patrimonium organiseren
Art. 18.doelstellingen van de subsidie De Minister kan, binnen de perken van de begrotingskredieten, subsidies toekennen om dat evenement te behouden, om het op materiële dragers op te nemen en om de uitrusting te vervaardigen, aan te schaffen en te restaureren die onontbeerlijk is voor het beoefenen, het behouden of het overdragen van het evenement.
Art. 19.De subsidie wordt vastgesteld op 60 % van de werkelijke prijs van de uitrusting.
Het bedrag van de subsidie wordt verminderd met elke andere overheidssteun in verband met hetzelfde onderwerp.
Art. 20.Gedurende een periode van tien jaar te rekenen vanaf de datum van uitkering van de subsidie, kan de gesubsidieerde uitrusting noch onder bezwarende titel of kosteloos worden afgestaan, noch geleend worden zonder de voorafgaande toestemming van de Minister. De operateur heeft er echter het volle genot van en draagt de totale kosten voor het onderhoud en de herstelling ervan. Hij neemt de volle verantwoordelijkheid voor het gebruik en het behoud ervan op zich.
Zodra hij dit vaststelt, verwittigt hij de administratie ervan dat de gesubsidieerde uitrusting werd verloren, gestolen of vernietigd.
Art. 21.toekenningsprocedure De aanvraag om subsidie wordt gericht aan de Administratie, die ze inschrijft en er ontvangst van meldt.
De Administratie zendt die onverwijld aan de Commissie over.
Art. 22.De aanvraag wordt in tweevoud opgemaakt op door de Administratie afgeleverde formulieren.
Ze vermeldt alle inlichtingen die nuttig zijn voor haar onderzoek.
Samen met de gedetailleerde lijst van de uitrusting waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, zendt de aanvrager één of meer prijsvoorstellen over die van de geraadpleegde leveranciers afkomstig zijn. Elk voorstel bepaalt, naast de technische kenmerken van de uitrusting, haar eenheidsprijs, het cijfer van de belasting op de toegevoegde waarde alsook alle elementen waaruit de kostprijs bestaat zoals het vervoer, de door de leverancier eventueel toegekende korting,... In voorkomend geval zullen alle documenten worden overgelegd die voorbereid zijn met het oog op de gunning van de opdracht.
Art. 23.De Administratie geeft de aanvrager kennis van de subsidie die op advies van de Commissie werd toegekend.
Art. 24.Vanaf de datum van verzending van het ontvangstbewijs bedoeld bij artikel 21, wordt de aanvrager ertoe gemachtigd de uitrusting te bestellen waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Die machtiging geldt geenszins als subsidiebelofte. Elke bestelling die vóór die datum werd opgenomen, heeft de weigering van de subsidie tot gevolg.
Art. 25.Voordat de subsidie wordt uitgekeerd, bezorgt de aanvrager aan de Administratie, binnen een termijn vastgesteld in de kennisgeving bedoeld in artikel 23, de door de leverancier afgeleverde factuur voor de aankoop van de gesubsidieerde uitrusting. Dat document vermeldt de gegevens die in de in aanmerking genomen aanbieding voorkomen waarvan sprake in artikel 22. Het houdt, voluit geschreven, de volgende vermelding in : « deugdelijk en onvergolden tot het bedrag van... » en wordt door de leverancier ondertekend en gedateerd.
Als hij een beroep doet op verschillende leveranciers, worden alle facturen in één keer verzonden.
Art. 26.Zodra de documenten bedoeld in artikel 25 ontvangen zijn, wordt de subsidie door de Administratie uitbetaald. Het bedrag van de subsidie wordt in één enkele keer uitbetaald.
Art. 27.Binnen een termijn van dertig dagen na de uitbetaling van de subsidie, wordt de aanvrager ertoe gehouden de Administratie het bewijs te leveren dat de facturen in verband met de gesubsidieerde uitrusting werden betaald.
Art. 28.Als de gesubsidieerde uitrusting binnen de in artikel 20 bedoelde periode van tien jaar wordt afgestaan, gestolen of vernietigd, vergt de Administratie de terugbetaling van de subsidie in verhouding tot de waarde van de uitrusting, behalve als de vergoeding die door de verzekeringsmaatschappij wordt gestort, wordt aangewend voor een nieuwe gelijkwaardige uitrusting.
Die waarde brengt, afgezien van de verouderde staat, de aankoopprijs van de gesubsidieerde uitrusting en het bedrag van de toegekende subsidie in rekening.
In geval van ontbinding gedurende de periode van 10 jaar bedoeld in artikel 20, moet de begunstigde zonder verwijl de Administratie ervan op de hoogte brengen en de gesubsidieerde uitrusting aan de Administratie teruggeven binnen een termijn van niet meer dan drie maanden. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 29.Op de aanvragen om subsidies voor de uitrusting in verband met het immaterieel patrimonium die werden ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijven de bepalingen van toepassing die vroeger van kracht waren.
Art. 30.Een aanvraag om subsidie kan niet worden aanvaard indien een vroegere aanvraag nog in behandeling is bij de Administratie.
Art. 31.De Minister tot wiens bevoegdheid de Cultuur behoort, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 32.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.
Brussel, 4 september 2003.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, C. DUPONT