gepubliceerd op 28 maart 2003
Besluit van de Franse Gemeenschapsregering tot wijziging van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 29 juli 1999 betreffende de samenstelling en werking van de kabinetten van de Ministers van de Franse Gemeenschapsregering evenals het personeel van de diensten van de Gemeenschapsregering dat wordt opgenomen in een ministerieel kabinet van een Minister van de Franse Gemeenschapsregering
6 MAART 2003. - Besluit van de Franse Gemeenschapsregering tot wijziging van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 29 juli 1999 betreffende de samenstelling en werking van de kabinetten van de Ministers van de Franse Gemeenschapsregering evenals het personeel van de diensten van de Gemeenschapsregering dat wordt opgenomen in een ministerieel kabinet van een Minister van de Franse Gemeenschapsregering
De Franse Gemeenschapsregering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikelen 60 en 68;
Gelet op het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 29 juli 1999 betreffende de samenstelling en werking van de kabinetten van de Ministers van de Franse Gemeenschapsregering evenals het personeel van de diensten van de Gemeenschapsregering dat wordt opgenomen in een ministerieel kabinet van een Minister van de Franse Gemeenschapsregering, gewijzigd door de besluiten van de Franse Gemeenschapsregering van 13 april en 12 december 2000;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 januari 2003;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 28 februari 2003;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd door de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het noodzakelijk is om onverwijld in te staan voor de continue werking van de ministeriële kabinetten van de Franse Gemeenschapsregering;
Op de voordracht van de Minister-President, bevoegd voor Internationale Betrekkingen, en de Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 3 van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 29 juli 1999 betreffende de samenstelling en werking van de kabinetten van de Ministers van de Franse Gemeenschapsregering evenals het personeel van de diensten van de Gemeenschapsregering dat wordt opgenomen in een ministerieel kabinet van een Minister van de Franse Gemeenschapsregering wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 3.De bevoegdheden van de ministeriële kabinetten zijn als volgt vastgelegd : de uitstippeling van het beleid in de aangelegenheden waarvoor iedere minister bevoegd is, de aangelegenheden die een invloed kunnen hebben op het algemeen beleid van de Regering of op de parlementaire werkzaamheden; de opzoekingen en studies die het persoonlijk werk van de ministers vergemakkelijken, de voorlegging van de dossiers van het bestuur, alsook het bestuderen van voorstellen uitgaande van dit bestuur; eventueel het secretariaat van de Regering, het secretariaat van de ministers, de behandeling van hun persoonlijke briefwisseling, de verzoeken tot audiëntie en het persoverzicht.
Iedere minister, eventueel vertegenwoordigd door zijn kabinetsdirecteur, pleegt minstens eenmaal per kwartaal overleg met de verantwoordelijken van de diensten van het Bestuur die onder zijn bevoegdheid vallen, over de voorbereiding en de uitvoering van het beleid. »
Art. 2.Artikel 4, § 1, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgend lid : « Een kabinetssecretaris en, desgevallend, een privé-secretaris van de minister worden onder hen gekozen. »
Art. 3.Er wordt in hetzelfde besluit een artikel 5bis ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 5bis . Een buitengewoon rekenkundige wordt aangesteld onder het personeel van het kabinet. »
Art. 4.Er wordt in hetzelfde besluit een artikel 6bis ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 6bis . Bij haar installatie bepaalt de Regering, voor alle ministeriële kabinetten, het minimumaantal personeelsleden welke gedetacheerd zijn uit een dienst van de Franse Gemeenschapsregering, en meer in het algemeen uit iedere overheidsdienst en uit het onderwijs. »
Art. 5.Artikel 8, derde lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Er wordt tijdelijk voorzien in hun vervanging. »
Art. 6.Artikel 10, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2. Met uitzondering van de kabinetssecretaris voor de uitoefening van zijn functie, mogen de kabinetsleden enkel handelen met het bestuur via de kabinetsdirecteur of met zijn toestemming. »
Art. 7.Er wordt in hetzelfde besluit een artikel 11bis ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 11bis . Er wordt aan de experten die krachtens dit besluit aangesteld worden op de ministeriële kabinetten een kabinetstoelage verleend geldend als wedde, vastgesteld op schalen 120/1 of 120/3. »
Art. 8.Artikel 13, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. Er kan voor de verblijfsonkosten een jaarlijkse forfaitaire vergoeding toegekend worden aan het personeel van de kabinetten.
Het bedrag van deze vergoeding is als volgt vastgelegd : 1o kabinetsdirecteur, adjunct-kabinetsdirecteur : euro 1.814; 2o kabinetssecretaris, adviseur : euro 1.360.
De vergoeding wordt aan het einde van elke maand uitbetaald.
Ze wordt slechts toegekend wanneer de functie waaraan ze verbonden is binnen eenzelfde maand wordt uitgeoefend gedurende meer dan vijf opeenvolgende dagen.
Ze blijft behouden gedurende de afwezigheden die in de loop van eenzelfde maand niet meer dan vijf opeenvolgende dagen bedragen.
Ze blijft eveneens behouden gedurende de vakantiedagen.
Wanneer de vergoeding niet verschuldigd is voor een volledige maand, wordt ze prorata temporis uitbetaald a rato van 1/30e van het maandbedrag per dag. »
Art. 9.Artikel 15, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 15.§ 1. Er wordt aan de personeelsleden van de kabinetten een kabinetstoelage verleend die niet meer mag bedragen dan de onderstaande jaarlijkse bedragen : - Kabinetsdirecteur : euro 8.508; - Adjunct-kabinetsdirecteur : euro 6.466; - Adviseur en expert : euro 5.785; - Kabinetssecretaris en privé-secretaris van de minister : euro 4.424; - Attaché : euro 3.403; - Uitvoerend personeel, hulppersoneel en schoonmaakpersoneel : euro 2.382. »
Art. 10.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 18.§ 1. Er wordt aan de kabinetsleden één of meerdere forfaitaire vertrektoelagen verleend wanneer een einde wordt gesteld aan hun functie.
Iedere forfaitaire vertrektoelage is gelijk aan de laatste door het kabinetslid ontvangen bezoldiging, met inbegrip van de verschillende toelagen en vergoedingen waaronder deze bedoeld in artikelen 13, 15 en 19. § 2. Het personeelslid van het kabinet krijgt één of meerdere forfaitaire vertrektoelagen naargelang de periode van ononderbroken actieve dienst en op basis van volgende wijzen : 1. een forfaitaire vertrektoelage voor een ononderbroken periode van actieve dienst van drie tot zes maand;2. twee forfaitaire vertrektoelagen voor een ononderbroken periode van actieve dienst van zes maand tot een jaar;3. drie forfaitaire vertrektoelagen voor een ononderbroken periode van actieve dienst van een jaar tot achttien maand;4. vier forfaitaire vertrektoelagen voor een ononderbroken periode van actieve dienst van achttien maand tot twee jaar;5. vijf forfaitaire vertrektoelagen voor een ononderbroken periode van actieve dienst van twee tot drie jaar;6. zes forfaitaire vertrektoelagen voor een ononderbroken periode van actieve dienst van drie jaar en meer. Voor de berekening van de ononderbroken periode van actieve dienst wordt rekening gehouden met de duur van de prestaties die de betrokkenen hebben geleverd bij de federale Regering, de Franse Gemeenschapsregering, bij de Waalse Gewestregering, bij de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bij het College van de Franse Gemeenschapscommissie, op voorwaarde dat er geen onderbreking is tijdens deze periode.
Iedere onderbreking tijdens de actieve dienst van minder dan één maand wordt niet beschouwd als een onderbreking van de actieve dienst in de zin van vorig lid. § 3. De forfaitaire vertrektoelage wordt betaald per maand. Om de forfaitaire vertrektoelage te bekomen, dient de kabinetsmedewerker maandelijks een verklaring onder eed in, waaruit blijkt dat hij voor de betrokken periode geen enkel inkomen heeft gehad.
Hij is verplicht iedere wijziging van zijn toestand mee te delen, zoniet verliest hij het recht op deze toelage. § 4. De forfaitaire vertrektoelage wordt beschouwd als een vergoeding, met name voor de toepassing van de regelgeving op de werkloosheid en voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen en de bedrijfsvoorheffing.
De periode tijdens dewelke de forfaitaire vertrektoelage(n) word(t)(en) toegekend is gelijk aan een periode van actieve dienst bij de diensten van de Franse Gemeenschapsregering. § 5. Er wordt aan de statutaire en contractuele ambtenaren van de diensten van de Franse Gemeenschapsregering en van de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen alsook aan de leden van het onderwijzend personeel een vrijstelling van dienst verleend van vijftien werkdagen als hun periode van ononderbroken actieve dienst op het kabinet meer dan een jaar bedraagt.
In het ander geval wordt hun een vrijstelling van dienst verleend van acht werkdagen.
De vrijstelling van dienst loopt ten einde wanneer zij hun functie op het kabinet verlaten. »
Art. 11.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 19.De chauffeurs van kabinetten ontvangen : 1o een maandelijkse forfaitaire toelage van euro 273; 2o een jaarlijkse forfaitaire vergoeding van maximum euro 2.479.
De maandelijkse forfaitaire toelage wordt op euro 477 gebracht voor de persoonlijke chauffeur van de minister. Het bijkomend bedrag van euro 204 dekt de bijkomende buitengewone prestaties die de verplaatsingen van de minister met zich brengen. Laatstgenoemde kan naar gelang van de verrichte prestaties de toekenning van dit bijkomend bedrag wijzigen en het verdelen onder de chauffeurs van het kabinet.
Het besluit van de Regent van 30 maart 1950 tot regeling van de toekenning van toelagen voor uitzonderlijke prestaties, het koninklijk besluit van 24 december 1964 houdende vaststelling van de vergoedingen van verblijfskosten van de personeelsleden van de ministeries alsmede de bijkomende toelage en de kabinetstoelage, voorzien in artikelen 11 en 15 van dit besluit, zijn op hen niet van toepassing. »
Art. 12.Er wordt in hetzelfde besluit een artikel 19bis ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 19bis . Er kan aan de buitengewone rekenkundige van het kabinet een maandelijkse forfaitaire toelage van euro 273 worden toegekend. »
Art. 13.Er wordt in hetzelfde besluit een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, luidend als volgt : « Hoofdstuk IIIbis . - Einde van het kabinet Art. 26bis . § 1. Bij een wijziging van de regeerperiode of bij een ministeriële herschikking blijft, in ieder kabinet of in elk van de betrokken ministeriële kabinetten, een voorlopige cel operationeel gedurende een maand na de verkiezing van de nieuwe minister(s). deze cel bestaat uit : - de kabinetssecretaris; - de buitengewone rekenkundige; - twee leden van het uitvoerend personeel. § 2. Het ontslag van de andere leden van het kabinet wordt door de uittredende minister gegeven uiterlijk op het tijdstip van de eedaflegging van het nieuw regeringslid of van de nieuwe regeringsleden. »
Art. 14.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2002, met uitzondering van artikel 4 dat in werking treedt bij de intrede van de Regering die wordt geïnstalleerd ingevolge de gewestelijke verkiezingen van 2004.
Art. 15.De Ministers van de Franse Gemeenschapsregering zijn, elk wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 6 maart 2003.
Namens de Franse Gemeenschapsregering : De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheidszorg, Mevr. N. MARECHAL