Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 22 november 2002
gepubliceerd op 17 april 2003

Besluit van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de regels voor de aanpassing van lestijdendotaties in het onderwijs voor sociale promotie

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2003029045
pub.
17/04/2003
prom.
22/11/2002
ELI
eli/besluit/2002/11/22/2003029045/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 NOVEMBER 2002. - Besluit van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de regels voor de aanpassing van lestijdendotaties in het onderwijs voor sociale promotie


De Regering van de Franse gemeenschap, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschap van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, inzonderheid op artikel 87;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 maart 2002;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 13 maart 2002;

Gelet op het protocol van 28 maart 2002 van het Comité van sector IX en van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, afdeling II, samen vergaderend;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 april 2002 over de aanvraag om advies te geven door de Raad van State binnen een termijn van hoogstens een maand;

Gelet op het advies 33.347/2 van de Raad van State, gegeven op 3 juli 2002, bij toepassing van artikel 84, lid 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Na beraadslaging, Op de voordracht van de Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek;

Besluit :

Artikel 1.Definities : Opleiding : onder opleiding, verstaat men de opleidingseenheden van stelsel 1, de korte opleidingen en afdelingen van stelsel 2;

Opleidingslestijden : lestijden bepaald in het pedagogisch dossier van de opleiding;

Geplande lestijden : lestijden verklaard door de inrichting voor het betrokken kalenderjaar en de betrokken cursussen;

Werkelijke lestijden : de lestijden die voor een opleiding of voor de pedagogische en technische expertise verklaard en werkelijk gebruikt worden door een inrichting, inzonderheid op grond van de georganiseerde groepen;

Algemene gevallen : de lestijden van de cursussen bepaald in het pedagogisch dossier van de opleiding met uitzondering van het deel autonomie en de lestijden voor de omkadering;

Bijzondere gevallen : de lestijden voor de omkadering, de bijkomende delen, de studieraden en de pedagogische en technische expertise;

Vermeerderingen van de dotatie van een inrichting : onder vermeerderingen van de dotatie van een inrichting verstaat men de welbepaalde bijkomende middelen voor de inrichting, die niet voortvoeien uit het mechanisme voor de aanpassing van de lestijdendotatie van de inrichting en gebruikt worden voor de organisatie van cursussen, met uitzondering van de lestijden bedoeld in artikel 27 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 27 december 1991 betreffende de ambten, opdrachten en betrekkingen van de leden van het personeel van het onderwijs voor sociale promotie;

Referentiedotatie : dotatie toegekend aan de inrichting voor het jaar dat aan het jaar voorafgaat waarvoor de dotatieberekening wordt uitgevoerd.

Art. 2.Voor de berekening van de voor een kalenderjaar toegekende dotatie wordt er rekening gehouden met de opleidingen waarvan de gehele of gedeeltelijke werking effectief geweest is gedurende het voorlaatste kalenderjaar dat aan dit kalenderjaar voorafgaat.

Voor de aanpassing van de lestijdendotatie van een kalenderjaar worden de cursussen en pedagogische activiteiten in acht genomen waarvoor de administratieve documenten, die nuttig zijn voor de berekening van de aanpassing, waarvan een model zich in bijlage bevindt, op de Administratie onderwijs voor sociale promotie aangekomen zijn binnen een termijn van 35 kalenderdagen vanaf de datum van de eerste tiende van de organisatie van de opleiding in het kader waarvan deze cursussen en pedagogische activiteiten georganiseerd worden.

Deze termijn wordt verlengd tot 35 dagen vanaf de datum waarop de in lid 2 bedoelde documenten werden overgelegd wanneer deze datum volgt op de datum van de eerste tiende bedoeld in lid 2.

Art. 3.Om de lestijdendotatie van een inrichting vast te stellen, wordt er rekening gehouden met : 1° van de verhouding tussen het totaal aantal gewogen lestijden-leerling van het voorlaatste kalenderjaar bedoeld bij artikel 2 die voortvloeien uit de lestijden van de dotatie van de inrichting en het totaal aantal gewogen referentielestijden-leerling. Deze weging wordt berekend op basis van : een pedagogisch coëfficiënt waarvan de waarde de volgende is : 1 voor de algemene vakken, de industriële en niet-industriële technische vakken, de speciale vakken; de lessen psychopedagogie en methodologie; 1,6 voor de algemene vakken als bijles of speciale methodologie, de technische vakken van speciale methodologie en van industriële en niet-industriële laboratoriumwerkzaamheden, de vakken niet-industriële beroepspraktijk, de technische vakken en vakken beroepspraktijk, de speciale vakken dactylografie; 2,8 voor de vakken beroepspraktijk van industriële aard, de vakken beroepspraktijk nursing; een niveaucoëfficiënt waarvan de waarde de volgende is : 1 voor de vakken georganiseerd in B-lestijden; 1,25 voor de vakken georganiseerd in A-lestijden; 1,5 voor de vakken georganiseerd in C-lestijden; 1,8 voor de vakken georganiseerd in D-lestijden; 2° een interval voor de neutralisatie van de evolutie tussen + 8 % en - 8 %;3° de beschikbare globale dotatie;4° de globale coëfficiënt bedoeld in artikel 87, lid 10, van voornoemd decreet van 16 april 1991;

Art. 4.De in dit artikel bedoelde vakken zijn deze die vernoemd zijn in de pedagogische dossiers van de opleidingen van het onderwijs voor sociale promotie.

Het totaal aantal gewogen lestijden-leerling van een inrichting die voortvloeien uit de lestijden van haar dotatie wordt als volgt berekend : 1° Voor de algemene gevallen, berekent men, les per les, het aantal gewogen lestijden-leerling die uit de lestijden voortvloeien bepaald bij de inrichting gedurende het voorlaatste kalenderjaar bedoeld bij artikel 2.2° Voor het autonoom gedeelte, per opleiding, voegt men bij het aantal bedoeld in 1° het aantal lestijden-leerling die voortvloeien uit de onderwijsactiviteiten van het deel opleidingsautonomie.Het deel autonomie wordt verdeeld naar verhouding van de andere cursussen van het pedagogisch dossier van de betrokken opleiding. 3° Om de beperking vast te stellen van de lestijden van de dotatie van de inrichting wordt het aantal gewogen lestijden-leerling per opleiding bedoeld in 2° beperkt in verhoudeing tot de lestijden van deze opleiding die niet voortvloeien uit de lestijdendotatie van de inrichting.Die gewogen lestijden-leerling, die toegekend worden voor de organisatie van één opleiding, worden samengeteld voor het geheel van de opleidingen georganiseerd door de inrichting voor een bepaald kalenderjaar. 4° Voor de bijzondere gevallen voegt men bij het aantal gewogen lestijden-leerling van de inrichting bedoeld in 3° de gewogen lestijden-leerling die voortvloeien uit de werkelijke organieke lestijden voor de bijzondere gevallen.Deze gewogen lestijden-leerling worden bepaald op basis van het gemiddeld aantal gewogen lestijden-leerling per lestijd voor de onderwijsactiviteiten met uitzondering van de bijzondere gevallen. 5° Om de neutralisatie van de vermeerderingen van de dotatie van de inrichting uit te voeren, worden de gewogen lestijden-leerling van de inrichting bedoeld in 4° op grond van de vermeerderingen van haar dotatie verminderd.6° Om verbeteringen wegens overschrijding uit te voeren, worden de gewogen lestijden-leerling van de inrichting na neutralisatie van de vermeerderingen van de dotatie bedoeld in 5° verminderd in verhouding tot de lestijden die de inrichting gebruikt heeft boven haar bruikbare lestijden.

Art. 5.§ 1. Onverminderd de beschikking bedoeld in artikel 7 bepaalt het evolutie-neutralisatie-interval bedoeld in artikel 3, 2°, de evolutie van de lestijdendotatie van een inrichting, in verhouding tot haar referentiedotatie, volgens een van de volgende drie situaties : 1° wanneer, vergeleken met het aantal gewogen referentie-lestijden-leerling, de gewogen lestijden-leerling van een inrichting zich situeren binnen het evolutie-neutralisatie-interval, blijft haar dotatie onveranderd;2° wanneer, vergeleken met het aantal gewogen referentielestijden-leerling, de gewogen lestijden-leerling van een inrichting zich situeren beneden het evolutie-neutralisatie-interval, wordt haar dotatie verminderd;3° wanneer, vergeleken met het aantal gewogen referentie-lestijden-leerling, de gewogen lestijden-leerling van een inrichting zich situeren boven het evolutie-neutralisatie-interval, wordt haar dotatie vermeerderd, op voorwaarde dat het in 2° bedoelde mechanisme een beschikbare dotatieperiode vrijmaakt. § 2. Voor de berekening van de lestijdendotaties van het jaar 2003 bedraagt het aantal gewogen referentielestijden-leerling van de inrichting het aantal gewogen lestijden-leerling van het jaar 2000.

Zolang het aantal gewogen lestijden-periodes, dat berekend wordt om de dotatie van een inrichting vast te stellen, zich bevindt binnen het evolutie-neutralisatie-interval bevindt, blijft het aantal gewogen referentielestijden-leerling onveranderd.

Wanneer het aantal gewogen lestijden-leerling, dat berekend is om de dotatie van een inrichting vast te stellen, zich buiten het evolutie-neutralisatie-interval, wordt dit aantal het aantal gewogen referentielestijden-leerling voor de berekening van de volgende dotatie.

Art. 6.De dotatie van de inrichtingen bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, wordt verminderd met het aantal lestijden dat overeenstemt met het aangevende vierde van deze dotatie van de absolute waarde van het verminderingspercentage. Deze absolute waarde wordt beperkt tot 50.

Het totaal van de lestijden verloren door de inrichtingen bedoeld in lid 1 wordt hervedeeld onder de inrichtingen die zich in een van de in artikel 5, § 1, 3° bedoelde gevallen bevinden.

Voor elke inrichting wordt de dotatieverhoging berekend naar evenredigheid van de gewogen lestijden-leerling die zij verkregen heeft en van het totaal van de gewogen lestijden-leerling verkregen door het geheel inrichtingen bedoeld in artikel 5, § 1, 3°.

Art. 7.De globale dotatie beschikbaar voor een kalenderjaar wordt vergeleken met de globale dotatie van het vorig kalenderjaar.

Het percentage variatie tussen deze twee globale dotaties wordt toegepast op de berekende dotatie van elke inrichting.

Art. 8.Voor het jaar 2003 wordt het minimaal aantal leerlingen bedoeld in artikel 87, lid 3, van voornoemd decreet van 16 april 1991, vastgesteld op 1.

Art. 9.Artikel 6 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 juli 1993 tot vaststelling van de wijze van erkenning van de bekwaamheid verworven buiten het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1 wordt opgeheven.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003.

Art. 11.De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 22 november 2002.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap, De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS

^