Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 04 juli 2002
gepubliceerd op 24 augustus 2002

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de vereiste lichamelijke geschiktheid van de leden van het onderwijzend personeel van de hogere kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2002029384
pub.
24/08/2002
prom.
04/07/2002
ELI
eli/besluit/2002/07/04/2002029384/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 JULI 2002. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de vereiste lichamelijke geschiktheid van de leden van het onderwijzend personeel van de hogere kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van de studenten), inzonderheid op de artikelen 109, lid 1, 4°, b , 234, § 1, 4°, b en 364, § 1, 4°, b ;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 25 februari 2002;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 7 maart 2002;

Gelet op het onderhandelingsprotocol van 26 oktober 2002 van het Sectorcomité IX en het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, Sectie II, in gezamenlijke bijeenkomst;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de vraag om advies te geven door de Raad van State binnen een termijn van hoogstens één maand;

Gelet op het advies nr. 33.547/2 van de Raad van State, gegeven op 12 juni 2002 bij toepassing van artikel 84, lid 1,1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister belast met de Ambtenarenzaken en van de Minister belast met het Hoger Onderwijs;

Na beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 4 juli 2002, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Alvorens aangesteld of aangeworven te worden als tijdelijke voor onbepaalde tijd in een hogere kunstschool georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, is iedereen verplicht een medisch onderzoek georganiseerd door de administratieve gezondheidsdienst te ondergaan. HOOFDSTUK II. - Voorwaarden en wijzen van toelaatbaarheid

Art. 2.Onverminderd de bijzondere bepalingen bepaald ter uitvoering van de wet van 27 mei 1947, voldoet de kandidaat die lijdt aan een gebrekkigheid of een gestabiliseerde aandoening die onverenigbaar is met de normale uitoefening van het te begeven ambt, niet aan het medisch onderzoek.

Art. 3.Indien de administratieve gezondheidsdienst zich niet met zekerheid heeft kunnen uitspreken over de lichamelijke geschiktheid van de kandidaat, kan deze toelaatbaar onder voorbehoud verklaard worden. Hij kan als tijdelijke voor onbepaalde tijd aangesteld en in vast verband benoemd worden. Uit het oogpunt van de lichamelijke geschiktheid, wordt hij onder voorbehoud toegelaten.

Art. 4.De kandidaat, getroffen door een aandoening in volle evolutie of die terug kan komen waardoor de normale uitoefening van het te begeven ambt kan belemmerd worden, wordt voorlopig afgewezen.

Zodra wordt vastgesteld dat de aandoening waaraan de kandidaat onderhevig is niet besmettelijk is en dat zijn indiensttreding geen nadeel voor zijn genezing kan betekenen noch die genezing merkelijk kan vertragen, kan hij toelaatbaar verklaard worden.

Art. 5.Op het verzoek van de inrichtende macht ondergaat het bij artikel 3 bedoeld personeelslid aangesteld als tijdelijke voor onbepaalde tijd of in vast verband benoemd, ten minste om de zes maanden een nieuw onderzoek. De administratieve gezondheidsdienst kan hem op kortere termijn oproepen om een dergelijk onderzoek te ondergaan.

Art. 6.Op het verzoek van de inrichtende macht, wordt de voorlopig afgewezen kandidaat opnieuw onderzocht bij het verstrijken van de door de administratieve gezondheidsdienst bepaalde termijn.

Na verloop van ten minste zes maanden sedert het voorgaand onderzoek, kan de voorlopig afgewezen kandidaat op eigen initiatief via zijn inrichtende macht vragen om een nieuw onderzoek te ondergaan.

Art. 7.De totale duur van de voorlopige afwijzing of van de toelating onder voorbehoud mag niet langer dan vijf jaar zijn te rekenen vanaf de dag van het eerste medisch onderzoek.

Art. 8.Wanneer bij het verstrijken van de periode van vijf jaar bedoeld bij artikel 7, het personeelslid of de kandidaat door de administratieve gezondheidsdienst niet definitief ongeschikt werd verklaard, wordt hij beschouwd als beschikkende over de vereiste lichamelijke geschiktheid.

Wanneer tijdens of bij het verstrijken van de periode van vijf jaar bedoeld bij artikel 7, het personeelslid aangesteld als tijdelijke voor onbepaalde tijd of in vast verband benoemd, toegelaten onder voorbehoud overeenkomstig artikel 3, door de administratieve gezondheidsdienst definitief ongeschikt wordt verklaard, wordt het van rechtswege ontslagen. HOOFDSTUK III. - Medische onderzoeken

Art. 9.De medische onderzoeken worden georganiseerd in de medische centra van de administratieve gezondheidsdienst.

Om substituties van personen te voorkomen, eisen de geneesheren-onderzoekers de overlegging van de identiteitskaart. In het onderzoekprotocol wordt het nummer van deze kaart vermeld alsook de gemeente die de kaart heeft uitgereikt.

Art. 10.De kandidaten worden door de administratieve gezondheidsdienst opgeroepen voor een medisch onderzoek.

Indien zij zonder geldige reden verzuimd hebben in te gaan op twee opeenvolgende oproepingen, de tweede bij een ter post aangetekende brief, geeft de administratieve gezondheidsdienst er mededeling van aan de Minister.

Bij gebrek aan een reden waarvan de geldigheid door de Minister wordt beoordeeld, wijst deze de door de betrokkenen ingediende kandidatuur af.

Art. 11.De kandidaat vult een identiteitsverklaring in en ondertekent die en vervolgens een vragenlijst over zijn vorige en huidige gezondheidstoestand.

Op de keerzijde van de identiteitsverklaring, noteert de geneesheer de resultaten van zijn onderzoek en concludeert tot toelating, toelating onder voorbehoud, voorlopige afwijzing of niet-toelaatbaarheid van de kandidaat.

Art. 12.De administratieve gezondheidsdienst geeft aan betrokkene kennis van de conclusie van het medisch onderzoek. Het protocol van dit onderzoek blijft in de dossiers van bedoelde dienst. Deze geeft aan de kandidaat geen mededeling van de redenen van de beslissing.

Wanneer de conclusie zonder enig voorbehoud gunstig is voor betrokkene, wordt de Minister er onmiddellijk op de hoogte van gebracht.

Art. 13.Indien de geneesheer tot niet-toelaatbaarheid, voorlopige afwijzing of toelaatbaarheid onder voorbehoud van de kandidaat concludeert, kan deze binnen de tien dagen na de mededeling van de beslissing vragen dat de reden die als basis ervoor heeft gediend aan een geneesheer van zijn keuze worden meegedeeld. Deze geneesheer kan binnen de tien dagen die volgen op de mededeling van die reden een onderzoek eisen in overleg met de geneesheer die de beslissing heeft genomen; hij kan ook aan die geneesheer een verslag zenden waarin de ingeroepen reden wordt weerlegd.

Indien de kandidaat verzuimt binnen de opgelegde termijn de bij lid 1 bedoelde aanvraag in te dienen, wordt de door de geneesheer-onderzoeker genomen beslissing aan de Minister doorgezonden.

Art. 14.Indien de geneesheer-onderzoeker en de door de kandidaat gekozen geneesheer het erover eens zijn, wordt de conclusie van het medisch onderzoek ofwel behouden, ofwel dienovereenkomstig gewijzigd.

In geval van onenigheid tussen de geneesheren of indien de geneesheer tot wie de kandidaat zich heeft gewend niet voldaan heeft aan de bij artikel 13 bepaalde voorschriften, wordt het dossier van ambtswege door de administratieve gezondheidsdienst naar het college van geneesheren, opgericht in de administratieve gezondheidsdienst, doorgezonden om de vereiste lichamelijke geschiktheid van de kandidaten tot bepaalde overheidsambten na te gaan. Dit college neemt de beslissing.

Art. 15.Bij zijn verschijning vóór het college van geneesheren, kan de kandidaat vragen bijgestaan te worden door zijn geneesheer, die in dat geval bij wijze van inlichting wordt gehoord.

Art. 16.Het definitief advies, of het nu voortvloeit uit het akkoord tussen de geneesheer-onderzoeker en de geneesheer van de kandidaat of genomen wordt door het college van geneesheren, wordt aan de kandidaat en aan de Minister meegedeeld.

Op de keerzijde van de identiteitsverklaring waarvan sprake in artikel 11 wordt melding gemaakt van dit advies.

Art. 17.De honoraria van de behandelende geneesheer wiens bijstand werd ingeroepen met toepassing van de artikelen 13, 14 en 15 vallen ten laste van de kandidaat indien de eindbeslissing niet een beslissing van toelaatbaarheid zonder voorbehoud is. HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepaling

Art. 18.In afwijking van artikel 1, moeten de personeelsleden die vóór de inwerkingtreding van dit besluit, naargelang van het geval, beantwoorden aan de bepalingen van artikel 31, 7° van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 houdende vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs en onderwijs voor sociale promotie van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, van artikel 42, 7° van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs of van artikel 30, 6° van het decreet van 6 juni 1994 houdende vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, geen nieuw onderzoek ondergaan georganiseerd door de administratieve gezondheidsdienst. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 19.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2002.

Art. 20.De Minister tot wiens bevoegdheid het Hoger Onderwijs behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 juli 2002.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Cultuur, Begroting, Ambtenarenzaken, Jeugd en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS

^