gepubliceerd op 20 december 2001
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de procedures voor de erkenning en de subsidiëring van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité
26 SEPTEMBER 2001. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de procedures voor de erkenning en de subsidiëring van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 12 juli 2001 betreffende de erkenning en de subsidiëring van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven van de Franse Gemeenschap, gegeven op 29 augustus 2001;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 juni 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 13 september 2001;
Gelet op het advies 30.819/4 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2000, over het ontwerp van decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité;
Op de voordracht van de Minister van Cultuur, Begroting, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 september 2001, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In de zin van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° Regering : de Regering van de Franse Gemeenschap;2° Minister : het lid van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wiens bevoegdheid de verschillende sporten behoren;3° decreet : het decreet van 12 juli 2001 betreffende de erkenning en de subsidiëring van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité;4° Hoge Raad : de Hoge Raad voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven, ingesteld bij het decreet van 23 december 1988 tot instelling van de "Conseil Supérieur de l'Education physique, des Sports et de la Vie en Plein Air de la Communauté française" (Hoge Raad voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven van de Franse Gemeenschap);5° administratie : de Algemene Directie Sport van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;6° BOIC : het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité. HOOFDSTUK II. - Indiening van de aanvraag om erkenning
Art. 2.Om erkend te worden, dient het BOIC een aanvraag bij de administratie in op door deze afgegeven formulieren.
Art. 3.De aanvraag om erkenning alsook de bijlagen worden gericht aan de administratie bij een ter post aangetekend schrijven.
Art. 4.Het BOIC dient zijn aanvraag om erkenning samen met de volgende documenten in : 1° een afschrift van zijn statuten en het bewijs dat zij in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt zijn;2° een afschrift van elk reglement genomen bij toepassing van zijn statuten;3° de lijst van de erbij aangesloten sportfederaties of -verenigingen;4° de bijgehouden lijst van de leden van zijn beheersorgaan, met vermelding, voor ieder van hen, van de naam, het adres, het uitgeoefende ambt en de taalrol waarin ze werden benoemd;5° een activiteitenverslag betreffende het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de indiening van de aanvraag om erkenning, plus, in voorkomend geval, een activiteitenverslag betreffende het lopende dienstjaar;6° de lijst van de Franstalige leden van zijn personeel, al dan niet bezoldigd, die ten minste een halve dagtaak uitoefenen, met vermelding van het ambt van ieder van hen, alsook het functionele organogram. HOOFDSTUK III. - De toekenning, de afwijzing, de schorsing en de intrekking van de erkenning
Art. 5.De Minister treft de beslissingen betreffende de toekenning, de afwijzing, de schorsing en de intrekking van de erkenning. De beslissing wordt getroffen binnen de zes maanden met ingang van de datum van de verzending van de aanvraag om erkenning.
Art. 6.Van elke beslissing getroffen krachtens artikel 5 wordt aan het BOIC bij aangetekend schrijven kennis gegeven.
Art. 7.Binnen dertig dagen die volgen op de kennisgeving van de beslissing tot afwijzing, schorsing of intrekking, kan het BOIC een beroep bij de Regering indienen.
Op straffe van nietigheid, moet het beroep bij aangetekend schrijven worden ingesteld en de volgende gegevens omvatten : 1° de redenen voor het beroep;2° de argumenten of eventuele nieuwe elementen die het BOIC wenst te doen gelden;3° de identiteit van de personen die het BOIC vertegenwoordigen en die, in voorkomend geval, door de Hoge Raad wensen gehoord te worden.
Art. 8.Na onderzoek van het dossier, geeft de administratie, bij aangetekend schrijven, aan het BOIC kennis van de datum waarop en het uur waarom de Hoge Raad het beroep zal onderzoeken met het oog op advisering.
Daartoe vergadert de Hoge Raad ten vroegste veertien dagen na de datum van verzending van het aangetekend schrijven.
Art. 9.De Regering treft haar beslissing na advies van de Hoge Raad binnen een termijn van negentig dagen nadat dit advies werd ingewonnen. Het BOIC wordt bij aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van die beslissing. HOOFDSTUK IV. - Gebrek aan beslissing inzake erkenning van het BOIC
Art. 10.Het BOIC kan een beroep indienen bij de Regering wanneer de Minister zijn beslissing niet binnen de zes maanden na de datum van indiening van de aanvraag om erkenning te kennen heeft gegeven.
Art. 11.Op straffe van nietigheid moet het beroep bij aangetekend schrijven worden ingediend binnen de dertig dagen na het einde van de zesde maand die volgt op de datum van indiening van de aanvraag om erkenning.
De Regering treft haar beslissing, na het advies van de Hoge Raad te hebben ingewonnen, binnen een termijn van dertig dagen na de datum van verzending van het beroep. HOOFDSTUK V. - De indiening van de aanvraag om werkingssubsidie
Art. 12.Om de jaarlijkse werkingssubsidie bedoeld in artikel 9, 1° van het decreet, te kunnen genieten, dient het BOIC een aanvraag bij de administratie in op door deze afgegeven formulieren.
Art. 13.De in artikel 12 bedoelde formulieren worden ingediend voor 31 maart van het jaar van het begrotingsjaar ten laste waarvan de op grond van het decreet toegekende subsidies werkelijk worden uitbetaald, hierna "het begrotingsjaar" genoemd.
Ze worden ingevuld en samen met alle vereiste documenten verzonden. De inlichtingen die daarin worden opgenomen, betreffen de uitgaven gedaan gedurende het burgerlijk jaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar, hierna "referentiejaar" genoemd.
Behalve bij overmacht heeft elke vertraging bij de overzending van de aanvraag het verlies van het recht op de werkingssubsidie tot gevolg.
Art. 14.Het BOIC dient samen met zijn aanvraag de volgende documenten in : 1° de notulen van zijn laatste algemene vergadering, met inbegrip van het verslag van de commissarissen der rekeningen, waarin de goedkeuring vermeld staat van : a) het ontwerp van begroting van het lopende jaar, b) de balans en de exploitatierekening, als uitgaven en ontvangsten, van het afgelopen jaar, c) het moreel rapport dat door de leidende instanties wordt voorgesteld, d) de opgave van de geprogrammeerde activiteiten alsook hun prioritaire doelstellingen;2° de lijst van de Franstalige leden van zijn personeel, al dan niet bezoldigd, die ten minste een halve dagtaak hebben uitgeoefend, met vermelding van het ambt van ieder van hen alsook het functionele organogram;3° de bijgehouden lijst van de leden van zijn beheersorgaan met vermelding, voor ieder van hen, van de naam, het adres en het uitgeoefende ambt en de taalrol waarin ze werden verkozen;4° de bijgehouden lijst van de sportfederaties of -verenigingen die erbij aangesloten zijn;5° de tekst van elke wijziging die werd aangebracht ofwel in zijn statuten ofwel in elk reglement dat met toepassing ervan werd getroffen. HOOFDSTUK VI. - De berekening van de werkingssubsidie
Art. 15.De uitgaven die in aanmerking te nemen zijn voor de berekening van de tegemoetkoming in de uitgaven voor het Franstalig personeel bedoeld in artikel 9, 1°, b, van het decreet zijn deze die door het BOIC gedurende het referentiejaar werden gedaan. Voor de bepaling van het jaar voor de aanrekening van de uitgave, heeft de datum van de werkelijke uitbetaling ervan bewijskracht.
Art. 16.De maximumbedragen voor de bezoldigingen die in aanmerking te nemen zijn voor de berekening van de subsidie, worden bepaald als volgt : 1° voor de personeelsleden die leidinggevende taken uitoefenen : schaal 120/1 (bruto);2° voor de personeelsleden die taken van kaderleden uitoefenen : a) gedurende de eerste drie jaar prestatie binnen het BOIC : schaal 100/1 (bruto), b) vanaf het vierde jaar prestatie binnen het BOIC : schaal 110/1 (bruto);3° voor de personeelsleden die beheerstaken uitoefenen : a) gedurende de eerste drie jaar prestatie binnen het BOIC : schaal 200/1 (bruto), b) gedurende de periode die begrepen is tussen het vierde en het negende jaar prestatie binnen het BOIC : schaal 210/1 (bruto), c) vanaf het tiende jaar prestatie binnen het BOIC : schaal 220/1 (bruto);4° de bedragen bedoeld in de leden 1°, 2° en 3° worden vermeerderd met een percentage dat gelijk is aan dat van de werkgeverslasten die ten laste vallen van de Franse Gemeenschap in haar hoedanigheid van werkgeefster van contractueel personeel.
Art. 17.De bedragen van de bezoldigingen die in aanmerking te nemen zijn, worden vastgesteld met inachtneming van de wijze van indexering toegepast op de wedden van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.
Art. 18.De weddeschalen bedoeld in artikel 16 zijn deze die opgenomen zijn als bijlage bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.
Art. 19.1° Wanneer een personeelslid geen ambt met volledige dagtaak uitoefent of dat ambt slechts gedurende een deel van het referentiejaar heeft uitgeoefend, worden de bedragen van de bezoldigingen die in aanmerking komen, verminderd in verhouding tot de geleverde prestaties. 2° Geen bezoldiging in verband met een niet gepresteerde vooropzeg mag in aanmerking komen voor de subsidie.
Art. 20.De maximumbedragen bedoeld in artikel 16 worden aangepast als volgt op grond van de leeftijd die de personeelsleden op 1 januari van het referentiejaar bereiken : 1° minder dan 25 jaar : minimumbedrag 2° van 25 tot 34 jaar : anciënniteit van 5 jaar (5de trap) 3° van 35 tot 44 jaar : anciënniteit van 15 jaar (15de trap) 4° van 45 tot 50 jaar : anciënniteit van 20 jaar (20ste trap) 5° meer dan 50 jaar : maximale anciënniteit (laatste trap) Art.21. De bezoldigingen van de personeelsleden komen in aanmerking voor de subsidie, voor zover zij voldoen aan de hierna vermelde voorwaarden : 1° Belg zijn of burger van de Europese Unie;2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° een goed zedelijk gedrag hebben;4° de leeftijd van 65 jaar niet hebben bereikt op 1 januari van het referentiejaar;5° aan het BOIC door een arbeidsovereenkomst gebonden zijn;6° a) voor de leidinggevende taken en de taken van kaderlid : houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs van het lange type of als ermee gelijkgesteld geacht;b) voor de beheerstaken : houder zijn van een diploma van het hoger secundair onderwijs of als ermee gelijkgesteld geacht.
Art. 22.De Minister kan afwijken van de voorwaarden bedoeld in de punten 1° en 5° van artikel 21.
Art. 23.Het maximumaantal personeelsleden dat in aanmerking kan worden genomen, wordt vastgesteld als volgt, waarbij de eenheid bepaald wordt als dezelfde waarde hebbend als een voltijdse betrekking : 1° leidinggevend personeel : 3 eenheden 2° kaderpersoneel : 2 eenheden 3° beheerspersoneel : 2 eenheden Art.24. Het bedrag van de tegemoetkomingen in de personeelsuitgaven wordt vastgesteld als volgt : 1° leidinggevende taken : a) 1ste en 2de personeelsleden : 90 % van de bezoldiging b) 3de personeelslid : 75 % van de bezoldiging 2° taken van het kaderpersoneel : a) 1ste personeelslid : 90 % van de bezoldiging b) 2de personeelslid: 75 % van de bezoldiging 3° beheerstaken : a) 1ste personeelslid : 90 % van de bezoldiging b) 2de personeelslid : 75 % van de bezoldiging Art.25. Het BOIC stelt de bewijsstukken van alle inlichtingen en alle uitgaven bedoeld in de artikelen 13, 14, 15 en 21 ter beschikking van de administratie.
Art. 26.Er kan een voorschot op de werkingssubsidie aan het BOIC worden gestort ten belope van een maximumbedrag dat gelijk is aan het bedrag van het forfaitair deel van de subsidie en 50 percent van de tegemoetkoming die in de loop van het vorige jaar werd toegestaan voor de personeelsuitgaven. HOOFDSTUK VII. - De Indiening van de aanvraag om aanvullende subsidie
Art. 27.Om de aanvullende subsidie bedoeld in artikel 9, 2° van het decreet te kunnen genieten, dient het BOIC een aanvraag in bij de administratie voor 31 december van het referentiejaar.
Die aanvraag wordt ingevuld en samen met elk geschikt document ingediend.
Behalve bij overmacht, heeft elke vertraging bij de indiening van de aanvraag het verlies van het recht op de aanvullende subsidie tot gevolg.
Art. 28.In de aanvraag om aanvullende subsidie die door het BOIC wordt ingediend : 1° voor de acties bedoeld in artikel 12, 1° van het decreet : a) moeten de beheersstrategie en de middelen worden vastgesteld dat het wil toepassen om zijn doelstellingen te bereiken, b) moet het ontwerp van begroting worden opgemaakt die noodzakelijk is voor de verwezenlijking ervan, c) moet het rapport over de activiteiten van het vorige dienstjaar worden opgenomen;2° voor de acties bedoeld in artikel 12, 2° : a) moet zijn tegemoetkomingsstrategie worden bepaald, b) moeten de ontworpen acties en de nadere regels voor hun concretisering nader worden bepaald, inzonderheid betreffende de categorieën, het aantal en het niveau van de bedoelde sporters, in het kader van voorlichting, preventie en controle. HOOFDSTUK VIII. - De berekening van de aanvullende subsidie
Art. 29.De aanvullende subsidie kan noch geheel noch gedeeltelijk dienen tot het dekken van de uitgaven van welke aard dan ook die reeds geheel of gedeeltelijk door de Franse Gemeenschap worden gesubsidieerd, die beperkt of erkend worden als niet in aanmerking komend in het kader van andere wets- of verordeningsbepalingen.
De vaste kosten die door het BOIC worden gemaakt om zijn werking mogelijk te maken met het oog op de verwezenlijking van zijn maatschappelijk doel kunnen in geen geval in aanmerking komen voor de subsidie.
Art. 30.Voor de berekening van het deel van de aanvullende subsidie bedoeld in artikel 12 van het decreet, bepaalt de Minister jaarlijks : 1° de in aanmerking komende acties;2° de in aanmerking komende typen uitgaven;3° de maximumtegemoetkoming voor de in aanmerking komende uitgaven;4° de tegemoetkomingspercentages die worden toegepast op elke in aanmerking komende actie, met een maximum van negentig percent. De Minister kan een maximum bepalen voor het totale bedrag van de tegemoetkoming.
Art. 31.De uitgaven die worden gedaan in het kader van de dopingcontroles, worden gesubsidieerd ten belope van een maximumbedrag van 371,84 Euro per controle. Dat bedrag dekt : 1° de kosten voor het onderzoek en het tegenonderzoek door een erkend laboratorium;2° de kosten voor het aanschaffen van de flessen bestemd voor de monsterneming;3° de kosten voor het vervoer van de monsters;4° de kosten voor de reizen en de bezoldigingen van het personeel belast met de monsterneming. De Minister kan een maximumbedrag vaststellen voor het totaal bedrag van de tegemoetkoming. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 32.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.
Art. 33.De Minister tot wiens bevoegdheid de Sport behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 26 september 2001.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Cultuur, Begroting, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE