gepubliceerd op 03 augustus 2000
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de financiering van de overlegde onderzoeksacties tussen de Franse Gemeenschap en de universitaire instellingen die gemachtigd zijn om diploma's van de tweede en derde cyclus uit te reiken
13 APRIL 2000. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de financiering van de overlegde onderzoeksacties tussen de Franse Gemeenschap en de universitaire instellingen die gemachtigd zijn om diploma's van de tweede en derde cyclus uit te reiken
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 12;
Gelet op het decreet van 23 december 1999 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 februari 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 16 februari 2000;
Gelet op de beraadslaging van 17 februari 2000 van de Regering van de Franse Gemeenschap over het verzoek om advies dat de Raad van State binnen een maand moet uitbrengen;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 15 maart 2000, in toepassing van artikel 84, lid 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek;
Gelet op de beraadslaging van 6 april 2000 van de Regering van de Frranse Gemeenschap, Besluit :
Artikel 1.Onder de voorwaarden bepaald bij dit besluit en voor zover het begrotingsdecreet het toelaat, kan de Regering op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschappelijk Onderzoek behoort, toelagen toekennen aan de universitaire instellingen die gemachtigd zijn diploma's van de tweede en de derde cyclus uit te reiken, voor de financiering van de overlegde onderzoeksacties tussen de Franse Gemeenschap en deze instellingen.
Art. 2.§ 1. De overlegde onderzoeksacties moeten bijdragen tot het bereiken van één of meer van de volgende doelstellingen : a) het ontwikkelen, binnen de universitaire instelling, van onderscheidingscentra voor fundamenteel onderzoek, door deze instelling als prioritair beschouwd;b) het ontwikkelen van uitmuntende universitaire centra;c) het ontwikkelen, binnen de universitaire instelling, van onderscheidingscentra die op geïntegreerde wijze fundamenteel en toegepast onderzoek verrichten en die de economische en sociale valorisatie van de resultaten van het onderzoek op het oog hebben. § 2. De onderscheidingscentra bedoeld bij § 1 zijn deze die zich door de volgende kenmerken onderscheiden : a) het aantal publicaties van de onderzoekseenheid (-eenheden);b) de faam van de wetenschappelijke tijdschriften waarin gepubliceerd wordt;c) de citaties in de International citation Index;d) de wetenschappelijke onderscheidingen toegekend aan de navorsers;e) de originele communicaties op congressen, colloquia en symposia, inzonderheid deze die op het verzoek van de organisatoren van de vergadering werden gedaan;f) de deelname aan internationale onderzoeksprogramma's;g) het aantal en de frequentie van de verblijfperiodes van buitenlandse specialisten en navorsers in de onderzoekseenheid (-eenheden);h) de dimensie van de onderzoekseenheid (-eenheden) en de middelen waarover zij beschikt (beschikken) (omvang van de infrastructuur, eigen werkingsmiddelen in verhouding tot het niveau van de gevraagde toelage). De interuniversitaire onderscheidingscentra zijn onderscheidingscentra die ressorteren onder twee of meer universitaire instellingen bedoeld bij artikel 1 en die een interuniversitair wetenschappelijk comité instellen voor de leiding en het beheer van de overlegde onderzoeksactie.
De onderscheidingscentra bedoeld bij § 1, c), van dit artikel onderscheiden zich bovendien door de volgende kenmerken : a) de omvang van de middelen die de onderzoekseenheid of -eenheden besteden aan het contractueel onderzoek en aan de vermenigvuldiging van nieuwe producten of nieuwe technologieën;b) het aantal ingediende brevettenaanvragen en het aantal bekomen brevetten;c) de vermaardheid van de wetenschappelijke en technologische know-how;d) de ontwikkelingen die aanleiding hebben gegeven tot industriële of commerciële uitbating;e) de inkomsten verworven in het kader van licentiecontracten, door de rechtstreekse economische valorisatie of door het afstaan van wetenschappelijke of technologische know-how.
Art. 3.De overlegde onderzoeksacties worden gefinancierd voor een maximale duur van vijfmaal twaalf maanden.
De toelage is bestemd om de personeels-, uitrustings- en werkingskosten te dekken, die men nodig heeft om het onderzoeksprogramma uit te voeren.
Het gedeelte van de financiering besteed aan de personeelsuitgaven tijdens heel de duur van de onderzoeksactie zal niet minder zijn dan de helft van het totaal bedrag van de toelage voor deze onderzoeksactie.
Art. 4.Om te genieten van de bij artikel 1 bedoelde toelagen doen de universitaire instellingen een beroep op de onderzoeksraad ingesteld bij het koninklijk besluit van 14 juni 1978 houdende instelling van een onderzoeksraad bij de universitaire instellingen.
De onderzoeksraad helpt de Raad van bestuur van de instelling bij de voorbereiding van zijn toelageaanvragen voor overlegde onderzoeksacties, bij de verantwoording van die aanvragen en bij de verantwoording van de overlegde onderzoeksacties waarvoor een toelage wordt toegekend.
Art. 5.§ 1. De toelageaanvragen worden door de Rector of door de Voorzitter van de raad van bestuur van de universitaire instellingen ingediend bij de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschappelijk Onderzoek behoort binnen de door hem vastgestelde termijnen.
Twee of meer universitaire instellingen bedoeld bij artikel 1 kunnen aan de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschappelijk Onderzoek behoort voorstellen samen een overlegde onderzoeksactie te realiseren.
Zij dienen hun aanvraag in, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, ieder wat haar betreft, en verduidelijken bovendien de nadere regels van hun samenwerking. § 2. Ter staving van deze aanvragen voegen de universitaire instellingen er volgende bescheiden bij : a) een nota van de Onderzoeksraad van deze instelling met als doel : - een evaluatie van de projecten steunend op het advies van deskundigen die met de instelling niets te maken hebben; - de toestand van de overlegde onderzoeksacties ten opzichte van de prioriteiten gekozen door de instelling op het gebied van het onderzoek, in het kader van haar wetenschappelijk potentieel en de middelen waarover zij beschikt voor haar onderzoeksactiviteiten; - de beschrijving van de onderzoekseenheid (eenheden) waaraan de instelling zich voorneemt de verwezenlijking ervan toe te vertrouwen; b) alle bescheiden waaruit blijkt dat de voorwaarden bedoeld bij artikel 2 van dit besluit vervuld zijn;c) de omstandige verantwoording van het bedrag van de aangevraagde toelage. § 3. Na onderzoek van de aanvraag, in samenspraak met de instelling, geeft de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschappelijk Onderzoek behoort, aan de universitaire overheid die de aanvraag heeft ingeleid, schriftelijk kennis van zijn bedoelingen.
Hij neemt een beslissing na het schriftelijk advies van deze overheid te hebben ingewonnen.
Art. 6.Voor de aanwending van deze toelage moet er een overeenkomst gesloten worden, overeenkomstig dit besluit, tussen de begunstigde instelling en de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort.
In deze overeenkomst wordt onder meer in de jaarlijkse verdeling van de toegekende toelage voorzien. De Minister of zijn afgevaardigde kan evenwel de verdaging toelaten van het niet opgebruikt saldo om de uitgaven te dekken van het eerste trimester van het volgende begrotingsjaar.
Elke overeenkomst gesloten in het kader van dit besluit wordt onderworpen aan de administratieve en begrotingscontrole op het verlenen van de toelagen en aan het toezicht op de aanwending ervan.
Art. 7.Het koninklijk besluit van 7 juli 1976 betreffende de financiering van de overlegde onderzoeksacties tussen de Staat en de universitaire instellingen die gemachtigd zijn diploma's van de tweede en derde cyclus uit te reiken, wordt opgeheven.
Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
In afwijking van lid1 blijven de overlegde onderzoeksacties waarvan de realisatie op 1 januari 2000 aan de gang is, onderworpen aan de overeenkomsten gesloten tussen de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschappelijk Onderzoek behoort en de universitaire instelling.
Art. 9.De Minister van Hoger Onderzoek en Wetenschappelijk Onderzoek is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 13 april 2000.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, F. DUPUIS