gepubliceerd op 05 augustus 1999
Besluit van de Franse Gemeenschapsregering tot verdeling van de bevoegdheden onder de Ministers van de Franse Gemeenschapsregering
22 JULI 1999. - Besluit van de Franse Gemeenschapsregering tot verdeling van de bevoegdheden onder de Ministers van de Franse Gemeenschapsregering
De Franse Gemeenschapsregering, Gelet op artikelen 127 en 129 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op het bijzonder decreet van 13 juli 1999 tot verhoging van het maximum aantal leden van de Franse Gemeenschapsregering in uitvoering van artikelen 123, §2, van de Grondwet en 63, § 4, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd door de wet van 8 augustus 1988 en door de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Op voorstel van de Minister-President, Besluit :
Artikel 1.In dit besluit dient te worden verstaan onder : 1. « Minister » : een Minister, Lid van de Franse Gemeenschapsregering;2. « Bijzondere wet » : de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, inzonderheid op artikel 1.
Art. 2.De heer Hervé Hasquin, Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, is bevoegd voor : 1° de coördinatie van het regeringsbeleid;2° de relaties tussen de Belgische instellingen onderling;3° de bijeenroeping, in naam van de Regering, van het Overlegcomité Federale Regering - Gemeenschaps- en Gewestregeringen;4° de relaties met het Parlement;5° de Europese en internationale relaties;6° het gelijkekansenbeleid;7° het beheer van de administratiegebouwen.
Art. 3.De heer Robert Collignon, Minister van Begroting, Cultuur en Sport, is bevoegd voor : 1° de begroting en de financiën van de Franse Gemeenschap;2° het cultureel erfgoed, de musea en de andere cultureel-wetenschappelijke instellingen;3° de monumenten, landschappen en vindplaatsen, in coördinatie met de Minister van Economie van het Waals Gewest;4° de sport en de culturele activiteiten;5° de coördinatie met het Waals Gewest wat betreft het erfgoed, het toerisme en de sport.
Art. 4.De heer Jean-Marc Nollet, Minister van Kinderwelzijn, belast met het Lager Onderwijs, de opvang en de opdrachten van Kind en Gezin, is bevoegd voor : 1° het onderwijs, zoals bedoeld artikel 127, §1, eerste lid, 2°, van de Grondwet, in de volgende domeinen : a) het lager onderwijs;b) het noodprogramma voor de schoolgebouwen van het lager en secundair onderwijs dat is ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;c) het Garantiefonds voor de schoolgebouwen van het officieel en vrij gesubsidieerd onderwijs;2° de materie bedoeld in artikel 4, 11°, van de bijzondere wet;3° de vakantiecentra, met name wat betreft de materies bedoeld in artikelen 4 en 5 van de bijzondere wet en dit onverminderd artikel 138 van de Grondwet en de decreten genomen in uitvoering hiervan;4° Kind en Gezin (K&G);5° het Kinderonthaal;
Art. 5.De heer Pierre Hazette, Minister van het Secundair Onderwijs, Kunsten en Letteren, is bevoegd voor : 1° het onderwijs op de volgende vlakken : a) het secundair onderwijs;b) het artistiek onderwijs - secundair niveau;c) de onderwijsinspectie;d) de parascolaire activiteiten, de hulpprogramma's bij het onderwijs en de berichtgeving;e) de postscolaire en parascolaire vorming;f) de intellectuele, morele en sociale vorming;g) de psycho-medische-sociale centra;h) het toezicht op de overheidsbedrijven voor de administratie van de schoolgebouwen;i) de schoolgebouwen, met uitzondering van het Fonds voor de schoolgebouwen van het officieel gesubsidieerd onderwijs, het Garantiefonds voor de schoolgebouwen van het officieel en vrij gesubsidieerd onderwijs en van het noodprogramma voor de schoolgebouwen van het lager en secundair onderwijs dat is ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;j) het bijzonder onderwijs;k) de Europese scholen;l) het schooloriëntatiecentrum;m) de besturing van de internetwerksystemen.2° de culturele aangelegenheden, zoals : a) de schone kunsten;b) de verdediging en de illustratie van de de taal;c) de bibliotheken;d) de artistieke vorming.
Art. 6.Mevrouw Françoise Dupuis, Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, is bevoegd voor : 1° het universitair onderwijs;2° het wetenschappelijk onderzoek; 3° de kredieten voor het basisonderzoek afkomstig van de D.P.W.B., van Volksgezondheid, Economische Zaken en deze bestemd voor het N.F.W.O. en het I.R.S.I.A.; 4° het hoger niet-universitair onderwijs van het korte en lange type;5° het artistiek onderwijs van het hoger niveau, met inbegrip van de conservatoria;6° de studietoelagen en studieleningen;7° het aanmoedigen van de opleiding van vorsers;8° het toezicht op de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;9° het onderzoek in de opvoeding;10° het Fonds voor de schoolgebouwen van het officieel gesubsidieerd onderwijs;11° de Koninklijke Academie voor Wetenschappen.
Art. 7.Mevrouw Corinne De Permentier, Minister van de Audiovisuele Sector, is bevoegd voor : 1° de radio-uitzendingen en de televisie, behalve de uitzending van de mededelingen van de federale Regering;2° de hulp aan de geschreven pers;3° de mediatheek en aanverwante diensten;4° de bijstand aan de bioscopen.
Art. 8.De heer Yvan Ylieff, Minister van Jeudzaken, Openbaar Ambt en Onderwijs voor sociale promotie, is bevoegd voor : 1° de sociale promotie;2° de beroepsomscholing en -bijscholing;3° het afstandsonderwijs, het artistiek onderwijs met verminderde uren, het onderwijs voor sociale promotie;4° het jeugdbeleid;5° de permanente opvoeding en de culturele activiteiten;6° het openbaar ambt;7° het openbaar ambt van de instellingen van openbaar nut;8° de informatica van het bestuur;9° de centra voor expressie en creativiteit;10° de statuten van het onderwijspersoneel.
Art. 9.Mevrouw Nicole Marechal, Minister van Jeudzaken en Gezondheid, is bevoegd voor : 1° het gezondheidsbeleid bedoeld in artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet, behoudens de opdrachten die zijn toevertrouwd aan Kind en Gezin en dit, onverminderd artikel 138 van de Grondwet en de decreten die zijn genomen in uitvoering hiervan;2° de bijstand aan personen bedoeld in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet, behoudens de opdrachten die zijn toevertrouwd aan Kind en Gezin en dit, onverminderd artikel 138 van de Grondwet en de decreten die zijn genomen in uitvoering hiervan.
Art. 10.Iedere Minister van de Regering is bevoegd voor de materies inzake het wetenschappelijk onderzoek dat wordt toegepast binnen de perken van zijn bevoegdheden.
Iedere Minister staat aan het hoofd van het personeel van het Bestuur dat onder zijn bevoegdheid valt.
Art. 11.De ontwerpdecreten en besluiten waarover de Regering beraadslaagt, worden ondertekend door de Minister die bevoegd is voor de materie behandeld in het ontwerpdecreet of het besluit.
De besluiten en beslissingen van de Regering inzake het Openbaar Ambt van de instellingen van openbaar nut worden ondertekend door de Minister van Openbaar Ambt en medeondertekend door de Minister(s) belast met het toezicht op de betrokken instellingen van openbaar nut.
De besluiten en beslissingen van de Regering inzake het statuut van het Onderwijspersoneel worden ondertekend door Minister van Openbaar Ambt en medeondertekend door de Minister(s) bevoegd voor het (de) betrokken onderwijsniveau(s).
Art. 12.Ingeval van delegatie van bevoegdheid, overeenkomstig het besluit houdende het reglement voor de werking van de Regering, worden de besluiten ondertekend door de Minister aan wie de delegatie is gegeven.
Art. 13.De ondertekening van de decreten en besluiten mag, in de titel van de Minister, enkel de vermelding bevatten van de materie die is behandeld in de besluiten en decreten.
Art. 14.Het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 16 december 1996 tot verdeling van de bevoegdheden onder de Ministers van de Franse Gemeenschapsregering is opgeheven.
Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 22 juli 1999.
Art. 16.De Ministers, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 22 juli 1999.
H. HASQUIN, Minister-President R. COLLIGNON, Minister J.-M. NOLLET, Minister P. HAZETTE, Minister Mme F. DUPUIS, Minister Mme C. DE PERMENTIER, Minister Y. YLIEFF, Minister Mme N. MARECHAL, Minister