Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 15 maart 1999
gepubliceerd op 01 juni 1999

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening in open milieu

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1999029258
pub.
01/06/1999
prom.
15/03/1999
ELI
eli/besluit/1999/03/15/1999029258/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 MAART 1999. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening in open milieu


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming;

Gelet op het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd;

Gelet op het advies van de Gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd, gegeven op 7 oktober 1998;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 11 december 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 22 december 1998;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van 4 januari 1999 over de aanvraag om advies aan de Raad van State, dat binnen een termijn van niet langer dan een maand moest worden uitgebracht;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 februari 1999, met toepassing van artikel 84, lid 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister-Voorzitster, tot wier bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.De bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening in open milieu, bedoeld bij de artikelen 1, 14° en 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd worden in dit besluit vastgelegd. HOOFDSTUK II. - De opdrachten

Art. 2.De dienst voor hulpverlening in open milieu, hierna de dienst genoemd, heeft als activiteit de preventieve hulpverlening ten voordele van de jongeren in hun leefmilieu en in hun betrekkingen met het sociaal leefmilieu. De preventieve hulp omvat noodzakelijk de individuele hulpverlening, het communautair optreden en eventueel het collectief optreden. Deze drie dimensies zoals beschreven in de hoofdstukken III, IV en V van dit besluit worden door een zelfde doelstreving inzake preventie geïntegreerd en ondersteund.

In aanvulling van zijn hoofdopdracht bepaald bij § 1, kan de dienst elke activiteit inzake preventie ontwikkelen die bijdraagt tot het bereiken van zijn hoofddoel;

Na toestemming van de Minister tot wiens bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort, kan de dienst ook een actie voeren inzake onderzoek, expertise en uitbreiding van de sector, ter verbetering van praktijken die worden toegepast door de diensten die meewerken aan de toepassing van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd.

De dienst verleent zijn medewerking aan iedere persoon bedoeld bij artikel 2, lid 1, 1° en 2° van voormeld decreet. HOOFDSTUK III. - De individuele hulpverlening

Art. 3.§ 1. De individuele hulpverlening is een sociale en educatieve hulpverlening. Zij heeft als doel de persoonlijke ontplooiing van de jongere in zijn sociale en familiale omgeving te vergemakkelijken, om inzonderheid de verbreking met deze omgeving of gelijk welke verergering van een verbrekingstoestand met die omgeving te verhinderen. § 2. Onder sociale en educatieve hulpverlening wordt eerst en vooral verstaan : - een activiteit waarbij men luistert, begeleidt, oriënteert alsook een socio-pedagogisch optreden om de jongere te helpen zijn moeilijkheden op familiaal, sociaal, school-, administratief, juridisch, beroeps- en economisch vlak te boven te komen alsook om de jongere en desgevallend zijn naasbestaanden te steunen bij het ontwerpen en het uitvoeren van persoonlijke projecten op diezelfde gebieden en om de jongere voor te bereiden op de uitoefening van zijn rechten en plichten en op het aanleren van de autonomie en het verantwoordelijkvolle burgerschap; - bemoeiingswerk tussen de jongere en zijn familie alsook een steun aan deze laatste in de uitoefening van haar verantwoordelijkheid als ouders; § 3. De sociale en educatieve hulpverlening sluit elke tenlasteneming van psychotherapeutische aard uit. § 4. De dienst is kosteloos in het kader van de opdrachten inzake individuele hulpverlening.

Art. 4.§ 1. De individuele hulpverlening moet door de jongere, zijn familie of een naastbestaande van de jongere of van zijn familie bij de dienst aangevraagd worden. De dienst treedt op een niet dwingende wijze op. § 2. De adviseur voor de hulpverlening aan de jeugd, de directeur voor de hulpverlening aan de jeugd en de gerechtelijke instanties, hierna de beslissingsinstantie genoemd, kunnen de jongere, zijn familie of zijn leefgenoten naar de dienst zenden. § 3. Indien de beslissingsinstantie erom verzoekt, brengt de dienst bij gewone berichtgeving, deze instantie op de hoogte, voor wat de in § 2 bedoelde situaties betreft, indien er een hulpactie ondernomen, voortgezet of stopgezet wordt. De jongere wordt ervan ingelicht.

In geen geval mag de dienst zonder de toestemming en op het uitdrukkelijk verzoek van de jongere, aan een beslissingsinstantie een informatie doorgeven, de schriftelijke inbegrepen, over de modaliteiten van de hulp aan de jongere verleend door de dienst of over zijn situatie.

Art. 5.Na het verzoek om individuele hulp onderzocht en behandeld te hebben, stuurt de dienst de betrokkene prioritair naar de openbare of privé-diensten voor algemene of gespecialiseerde hulpverlening, indien het blijkt dat deze diensten bevoegd zijn om de aangevraagde hulp te verlenen.

In dat geval begeleidt de dienst de betrokkene op zijn verzoek, en bezorgt hem zo nodig alle vereiste hulp om hem toe te laten zijn rechten te laten gelden en elk interpellatiemiddel te gebruiken.

Art. 6.Voorafgaandelijk aan elke individuele hulp, brengt de dienst er de begunstigde van op de hoogte, inzonderheid van zijn recht om er op gelijk welk ogenblik een einde aan te stellen, en van het kader van het optreden, zoals bepaald bij de artikelen 3 tot 5 van dit besluit. HOOFDSTUK IV. - Het communautair optreden

Art. 7.Met de bezorgdheid voor het welzijn van betrokkene jongeren, heeft het communautair optreden tot doel de sociale omgeving van de jongeren te verbeteren, een globaal antwoord te bieden op individuele problemen en een dynamiek van netwerk en sociale communicatie uit te werken.

Het communautair optreden draagt bij aan een beleid inzake optreden tegen marginalisering en sociale uitsluiting vanwege het publiek bedoeld bij artikel 2 van dit besluit.

Art. 8.Het communautair optreden steunt op : - de analyse van de aanvragen om individuele en collectieve hulpverlening alsook van de verschillende probleemstellingen die door dat optreden te voorschijn komen; - de analyse van de sociologische context, de logica's van de actie en de dynamieken inzake complementariteit van de verschillende politieke, institutionele, administratieve en associatieve inspelende organen van het geografisch actiegebied dat door de dienst wordt behelst; - de vaststelling van de moeilijkheden waarmee de aanvragers gewoonlijk af te rekenen hebben wat betreft de toegankelijkheid, de toevlucht tot en de werking van de sociale, administratieve diensten of van andere bestaande infrastructuren.

Art. 9.Overeenkomstig de in artikel 88 beschreven doelstellingen van het communautair optreden ligt de dienst aan de basis van de concrete acties of zo nodig zorgt hij voor hun uitbreiding, bevordert of treedt als tussenschakel op om de opinie van de jongeren bij de politieke, sociale, administratieve of verenigingsinstanties over te seinen, en zo nodig stelt hij diezelfde instanties op de hoogte van of interpelleert ze over elke materie die tot zijn preventie-activiteit behoort zoals bepaald bij de hoofdstukken III, IV en V van titel 1 van dit besluit. HOOFDSTUK V. - Het collectief optreden

Art. 10.Het collectief optreden heeft als doel collectieve antwoorden op globale of individuele problematieken in te leiden, te verwoorden en te geven samen met de jongeren en in interactie met hun sociale omgeving.

Art. 11.Het collectief optreden of het optreden in groepsverband is een manier van optreden gericht op de pedagogie die als hoofddoel heeft een dynamiek inzake sociale solidariteit en het nemen van verantwoordelijkheid terug in te voeren of te ontwikkelen tussen de jongeren en hun omgeving.

Het collectief optreden biedt aan de jongeren in moeilijkheden de capaciteiten om projecten uit te denken en de middelen om die projecten te verwezenlijken waardoor een socialisatie en een valorisatie van hun eigen persoonlijkheid mogelijk wordt, die op termijn door de jongeren autonoom kunnen beheerd worden.

Art. 12.De activiteiten gevoerd in het kader van het collectief optreden zijn voor de jongere van tijdelijke duur.

Het collectief optreden is een steun voor het socio-educatief optreden dat als doel heeft het optreden terug in de handen van de optredende persoon te geven.

Het beoogt de jongeren te helpen zich bij de bestaande structuren te vervoegen of zo nodig een impuls te geven aan de oprichting ervan.

Art. 13.Om een gecoördineerde beschouwing over algemene preventie op plaatselijk vlak te vergemakkelijken, geeft de dienst de arrondissementsraad voor hulpverlening aan de jeugd, hierna de raad genoemd, van zijn arrondissement kennis van de modaliteiten en de doelstellingen van de preventieve hulpverlening die hij bezorgt, in het bijzonder van de communautaire en collectiece aspekten ervan. HOOFDSTUK VI. - Bijzondere voorwaarden voor de erkenning

Art. 14.Het opvoedingsproject wordt uitgebouwd overeenkomstig de genormaliseerde rooster bepaald door de Minister, rekening houdend met de volgende verplichtingen : 1° de normale activiteitsuren vermelden, met inbegrip van de zitdagen en -uren;deze worden zichtbaar uitgehangen in een openbaar lokaal van de dienst die door de jongeren wordt bezocht. Men moet tot de dienst toegang kunnen hebben buiten de uren van het schoolbezoek. In de bezorgdheid de jongeren op hun terrein te ontmoeten, kan de dienst ergens anders zittingen houden dan op de plaats van zijn zetel; 2° de verantwoordelijkheid voor het nemen van initiatieven kan aan een lid van de educatievve ploeg worden overgelaten, om in spoedgeval de maatregelen te treffen die nodig zijn om op de aanvragen om hulpverlening vanwege de jongere of zijn familie te antwoorden, of op de inlichtingen die door een beslissingsinstantie werden bezorgd;3° de motivaties en de grondredenen van het communautair optreden uiteenzetten, overeenkomstig artikel 8 van dit besluit;4° de gegevens bevatten die toelaten aan de pedagogische inspectie bedoeld bij artikel 3, 4° van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, en aan de erkenningscommissie bedoeld bij artikel 46 van voormeld decreet, hierna de erkenningscommissie genoemd, het voorgestelde collectief optreden te beoordelen, gelet op de perken gesteld door artikel 12 van dit besluit;5° inlichten over de debatten die de dienst eventueel heeft gevoerd met de raad, overeenkomstig artikel 13 van dit besluit;6° kennis geven van de voorziene schikkingen om een jongere zo snel mogelijk de gepaste hulp te kunnen bieden in geval hij in crisistoestand verkeert en eventueel in het kader van een net van samenwerking tussen de diensten.

Art. 15.De dienst moet een dossier bijhouden over de modaliteiten en de doelstellingen van de bezorgde individuele hulp. Indien deze hulpverlening zoals bepaald in artikel 3, § 2 van dit besluit wordt aangevangen, wordt er een dossier per jongere aangelegd waarvan de anonimiteit wordt gewaarborgd. Dit dossier wordt ter beschikking van de pedagogische inspecteur gehouden.

De dienst moet een dossier bijhouden over de modaliteiten en doelstellingen van het collectief optreden en van het communautair optreden. In dit dossier wordt eveneens de identiteit van de partners vermeld die bij deze acties betrokken worden. HOOFDSTUK VII. - De betoelaging Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 16.§ 1. Een dienst kan in categorie 1, 2 of 3 erkend worden; de verwijzijngsnormen betreffende elke categorie worden in artikel 17 van dit besluit opgegeven. § 2. Elke nieuwe dienst wordt verplicht erkend in categorie 1 voor een minimale duur van 1 jaar.

Op het einde van die periode kan de dienst een aanvraag indienen om over te gaan naar een hogere categorie. Om tot een hogere dienstcategorie toegang te hebben, moet de dienst een gemotiveerde aanvraag indienen. § 3. Volgens de noodwendigheden van het opvoedingsproject en bij uitzondering kan de Minister aan de dienst een of meer kleine gedecentraliseerde eenheden of « antennes » toekennen, bestaande uit ten hoogste drie maatschappelijk werkers. Van die mogelijkheid mag slechts gebruik gemaakt worden voor de diensten waarvoor de periode van een jaar bedoeld bij § 2 reeds voorbij is. § 4. Het maximaal aantal betrekkingen die aan een dienst kunnen toegekend worden is beperkt tot tien, met inbegrip van de betrekkingen die met de antennes overeenstemmen. Volgens de noodwendigheden van de programmatie en bij uitzondering kan de Minister afwijken van deze beperking, na gemotiveerd advies van de erkenningscommissie. § 5. De toepassing van lid 2 en lid 3 van artikel 2 van dit besluit heeft niet de toepassing van artikel 30 van het bij artikel 14, 4° bedoeld besluit tot gevolg. Afdeling 2. - Toelagen voor personeelskosten

Art. 17.De provisionele jaarlijkse toelage voor personeelskosten bedoeld bij de artikelen 31 tot 33 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen, wordt toegekend op basis van de volgende bestandsnormen : a) Dienst van categorie 1 : in totaal 3 voltijdse ambten, : 1 directeur; 2 maatschappelijke werkers, ofwel opvoeder 1e klasse, ofwel maatschappelijk assistent, ofwel assistent in de psychologie b) Dienst van categorie 2 : in totaal 4 voltijdse ambten : 1 directeur; 3 maatschappelijke werkers, ofwel opvoeder 1e klasse, ofwel maatschappelijk assistent, ofwel assistent in de psychologie c) Dienst van categorie 3 : in totaal 5 voltijdse ambten : 1 directeur; 3 maatschappelijke werkers, ofwel opvoeder 1e klasse, ofwel maatschappelijk assistent, ofwel assistent in de psychologie 1 licentiaat.

Art. 18.§ 1. Wat de verantwoording van de provisionele jaarlijkse toelage betreft bedoeld bij artikel 17, komen alleen de volgende ambten in aanmerking in de personeelscategorieën vermeld in bijlage 3 van het besluit bedoeld bij artikel 14, 4° : A. Opvoedend personeel : alle ambten;

B. Psycho-sociaal personeel : maatschappelijk assistent of maatschappelijk assistent bij de strafinrichtingen of assistent in de psychologie of de licentiaten;

C. Administratief personeel : klerk, opsteller of huismeester;

D. Directiepersoneel : directeur met de weddeschaal A;

E. Technisch personeel : technisch personeel. § 2. Volgens de noodwendigheden van het opvoedingsproject, kan de Minister afwijken van de aard van de in § 1 bedoelde ambten. Afdeling 3. - Toelagen voor werkingskosten

Art. 19.De provisionele jaarlijkse toelage voor werkingskosten bedoeld bij de artikelen 35 en 36 van het bij artikel 14, 4° bedoelde besluit wordt aan de dienst toegekend op basis van de volgende verwijzijngsnormen : - F 631 767, indexeerbaar, voor drie betrekkingen (categorie 1) - F 677 719, indexeerbaar, voor vier betrekkingen (categorie 2) - F 861 493, indexeerbaar, voor vijf betrekkingen (categorie 3) Een indexeerbaar bedrag van F 129 224 wordt toegekend voor elke bijkomende betrekking boven de vijf, die door de erkenning zijn toegelaten.

Een indexeerbaar bedrag van F 303 107 kan toegekend worden per kleine gedecentraliseerde diensteenheid, « antenne » genoemd, voorafgaandelijk erkend door de Minister; een hoger bedrag kan slechts na advies van de erkenningscommissie toegekend worden.

Art. 20.§ 1. Na gunstig advies van de erkenningscommissie en op basis van een besluit tot toekenning van toelagen, kan de Minister een provisionele jaarlijkse toelage toekennen voor buitengewone werkingskosten voortvloeiend uit de uitvoering van het gedeelte « communautair optreden » of van het gedeelte « collectief optreden » van het opvoedingsproject. De Minister bepaalt op voorhand de uitgaven die kunnen gedekt worden door de toelage; deze mag niet hoger zijn dan het indexeerbaar bedrag van F 587 228.

Een begeleidingscomité kan door de Minister opgericht worden om de goede uitvoering van de activiteiten bedoeld bij het in lid 1 bedoelde besluit te verzekeren. Dit comité kan op verzoek van de Minister, van het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd of van een dienst, samengeroepen worden telkens deze partijen het nodig achten. § 2. Wanneer de individuele hulp wordt verleend in de vorm van een juridische bijstand aan de jongeren, kunnen de kosten veroorzaakt door die hulp gesubsidieerd worden op basis van dit artikel. § 3. De jaarlijkse toelage bedoeld bij § 1 wordt uitbetaald ten belope van een twaalfde per maand, ten vroegste op vervallen termijn. § 4. De uitbetaling van de laatste maandelijkse schijf van de jaartoelage hangt af van de voorlegging van al de bewijsstukken die verband houden met de gesubsidieerde kosten; het bedrag van de voormelde laatste schijf wordt aangepast naargelang van de verantwoorde uitgaven. § 5. Het niet opgebruikte of niet verantwoorde gedeelte van de provisionele jaarlijkse toelage voor bijzondere kosten vormt een te veel ontvangen bedrag dat kan worden teruggevorderd. HOOFDSTUK VIII. - Bijzondere bepalingen betreffende de erkenning van diensten voor hulpverlening in open milieu die 24 uren op 24, 7 dagen op 7, aan het werk zijn

Art. 21.De diensten voor hulpverlening in open milieu die als specificiteit hebben 24 uren op 24, 7 dagen op 7 aan het werk te zijn, beantwoorden aan de criteria van dit besluit en mogen jongeren in nood zowel overdag als `s nachts opvangen.

Met een preventief doeleinde zorgen zij er voor dat er standvastig iemand aanwezig is, die telefonisch bereikbaar is en dat het oord prioritair toegankelijk is voor de jongeren, maar ook voor de ouders en voor de volwassenen die overdag of `s nachts met een probleemtoestand, een moeilijkheid, een vraagstelling in verband met de jeugd of de adolescentie geconfronteerd zijn.

Art. 22.§ 1. De dienst kan jongeren opvangen die om hulp vragen. De nachtopvang in een dergelijke dienst blijft een uitzondering en is beperkt. Hij wordt enkel beschouwd als een pedagogisch redmiddel dat gepaard gaat met specifieke werkingsmiddelen : 1° om te beantwoorden aan de behoeften inzake lichamelijke en morele veiligheid van de jongere; 2° om de jongere en zijn familie toe te laten zich af te zetten t.o.v. de conflictuele toestand die zij beleven; 3° om elke aftakeling van de toestand te voorkomen. Dit middel zal door de dienst enkel overwogen worden wanneer al de oplossingen die bij de familie en de leefgenoten werden gezocht, onverwezenlijkbaar of onaangepast blijken naargelang van de dienst en de jongere. § 2. De dienst verbindt er zich toe alle nuttige maatregelen te treffen om een langdurige verwijdering van de jongere uit zijn gewoon leefmilieu te vermijden.

Art. 23.§ 1. Overeenkomstig artikel 6 van dit besluit wordt de jongere ingelicht over de preciese omstandigheden voor de toekenning van de hulpverlening in open milieu en over de specifieke context waarin de dienst voor hulpverlening in open milieu die 24 uren op 24, 7 dagen op 7 aan het werk is, optreedt. § 2. Binnen de eerste 24 uren van de opvang : a) neemt de jongere zo vlug mogelijk contact op met zijn gewoon leefmilieu; b) helpt de dienst de jongere bij het leggen van dit contact en bij het inzetten op korte tijd van een procedure om als bemiddelaar t.o.v. zijn familie, zijn voogd, zijn instelling, zijn beslissingsmacht op te treden.

Art. 24.De opvang is beperkt tot 24 uren. Dit middel mag slechts overwogen en uitgevoerd worden indien de jongere zich bereid verklaart vrijwillig mede te werken ten einde de toestand te verhelpen. In heel uitzonderlijke gevallen kan de opvang tweemaal verlengd worden indien er geen verzet komt vanwege de personen, die gezag uitoefenen op de jongere die met alle middelen opgezocht worden en die op de hoogte gesteld worden, en indien deze verlenging gemotiveerd is door het feit dat de opvang overdag of `s nachts van de jongere in zijn familie of bij zijn leefgenoten niet onmiddellijk verwezenlijkt kan worden.

Levert de bemiddeling niets op, dan brengt de dienst de jongere en zijn familie op de hoogte van de rol die door de adviseur voor de hulpverlening aan de jeugd gespeeld wordt.

Op verzoek van betrokkenen, begeleidt de dienst hen naar de dienst voor hulpverlening aan de jeugd.

Art. 25.De volgende voorwaarden betreffende de gebouwen en de installaties moeten in acht genomen worden : 1° de gebouwen moeten degelijk onderhouden worden;zij moeten verwarmd zijn; elke vochtigheidsplek moet uitgewist worden. 2° de nodige maatregelen moeten getroffen worden om brand te voorkomen en hem te bestrijden alsook om de evacuatie te verzekeren in geval van brand;de realiteit van deze maatregelen moet vastgesteld en bevestigd worden in een rapport van de gemeentelijke of gewestelijke brandweer die voor betrokken gebied bevoegd is; 3° een voldoende electriciteitsverlichting moet voorzien zijn in elk lokaal;een noodverlichting is verplicht; 4° drinkwater van goede kwaliteit moet in overvloed beschikbaar zijn;5° het sanitair moet aangepast zijn aan de leeftijd van de jongeren en ten minste bestaan uit : a) een W-C in de nabijheid van de dag- en de nachtlokalen en uitgerust zijn met fonteintjes;b) een bad of een stortbad;c) één lavabo met stromend water per 3 jongeren. Indien jongeren van beide geslachten worden opgevangen, moeten de sanitairs afgescheiden zijn; 6° de uitrusting van de keuken moet voldoende en goed onderhouden zijn;7° het maximaal aantal jongeren die kunnen opgevangen worden mag niet hoger zijn dan het aantal dat volgens de ruimte, de verbouwingen en de bestemming van de lokalen kan aanvaard worden, rekening houdend met het feit dat er een rechtstreekse verluchting moet voorzien zijn in de slaapkamers die een minimale afmeting van 6 m2 per opgevangen jongere moeten hebben;8° iedere jongere moet over een individueel bed beschikken;de stapelbedden van ten hoogste 2 niveau's moeten voldoende veiligheid bieden en per bezetter moeten er 14 cubieke meter volume voorzien zijn; 9° in geval van gemengde dienst, moeten de slaapkamers van de jongens ver afgescheiden zijn van deze van de meisjes;10° de dienst moet over lokalen beschikken die uitsluitend voor het verblijf voorbehouden zijn;hun oppervlakte moet ten minste 4 m2 per opgevangen jongere bedragen en er moet een rechtstreekse verluchting voorzien zijn; 11° de verblijfplaatsen van het personeel moeten afgescheiden zijn van deze die voor de jongeren bestemd zijn;vanuit een lokaal vlak bij hun kamers moet men de nachtwake kunnen verzekeren.

Art. 26.Wanneer hij heel het bestand te werk kan stellen dat voorzien is door de bij artikel 27 van dit besluit bedoelde verwijzijngsnormen, moet de dienst de prestaties van zijn personeel organiseren om de meest gunstige voorwaarden inzake opvang en veiligheid van de jongeren te scheppen alsook deze die toelaten het individueel, collectief en communautair optreden tot een goed einde te brengen wat het optreden in open milieu betreft.

Art. 27.De provisionele jaarlijkse toelage voor personeelskosten wordt toegekend aan de dienst die 24 uren op 24, 7 dagen op 7 aan het werk is op basis van de volgende bestandsnormen : in totaal 14 voltijdse ambten, te weten : directeur, barema A 12,75 maatschappelijke werkers (1) onder wie 1 opvoeder belast met het huishoudelijk en administratief beheer 0,25 technisch personeel (1) - maatschappelijk werker : maatschappelijk assistent, assistent in de psychologie, opvoeder of sociaal verpleger; - een van de maatschappelijke werkers kan door een licentiaat vervangen worden.

Art. 28.§ 1. De toelage voor werkingskosten voor dit soort dienst is een vaste provisionele jaarlijkse toelage waarvan het bedrag als volgt wordt bepaald : - F 990 717, indexeerbaar, voor 6 betrekkingen; - F 129 224, indexeerbaar, voor elke bijkomende betrekking tot 14. § 2. De toelage dekt de uitgaven vermeld in artikel 19 van dit besluit, met uitsluiting van de uitgaven bedoeld bij artikel 29 van dit besluit. Het gedeelte van de bij het voormeld artikel 29 bedoelde uitgaven dat eventueel het bedrag van de maximale provisionele toelage voor opvangkosten overschrijdt kan evenwel in aanmerking komen voor de betoelaging als opvangkosten zoals bepaald bij voormeld artikel 19.

Art. 29.§ 1. De toelage gebonden aan de werking 24 uren op 24 is een vaste jaarlijkse toelage waarvan het bedrag niet hoger mag zijn dan het indexeerbaar bedrag van F 587 228.

De maximale provisionele jaarlijkse toelage wordt toegekend naar rata van een twaalfde per maand. De voorgeschoten maandelijkse schijven kunnen ingekort worden naargelang van de uitgaven gedaan door de dienst in de loop van het voorbije jaar en daarna aangepast volgens de uitgaven van het lopende jaar.

Het gedeelte van de provisionele toelage dat niet wordt verantwoord is een ten onrechte ontvangen bedrag dat eventueel moet terugbetaald worden. § 2. De toelage dekt de volgende uitgaven voor opgevangen jongeren : 1° voeding;2° kledij, in geval van absolute noodzakelijkheid;3° wasserijkosten;4° gewone farmaceutische kosten;5° medische kosten;6° toiletgerief, linnen en beddegoed;7° ontspannings- en educatieve activiteiten;8° vervoer;9° verwarming, gas, electriciteit, water, telefoon : ten belope van 50 %. HOOFDSTUK IX. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen Afdeling 1. - Overgangsbepalingen

Art. 30.Voor de diensten die bij de uitvoering van hun opvoedingsproject specifieke middelen hebben aangewend voor de opvang 24 uren op 24 van de jongeren, worden de overeenkomsten getekend op basis van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 21 december 1989 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder toelagen kunnen worden verleend aan instellingen die aan de jeugdbescherming medewerken, automatisch verlengd tot de datum van erkenning op basis van dit besluit of van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten die een bijzonder opvoedingsproject ten uitvoer brengen.

Deze diensten moeten binnen de vier maanden te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit een aanvraag tot erkenning indienen en de hierna voorziene formaliteiten naleven : 1° de erkenning van een dienst zoals bepaald bij dit artikel heeft niet de automatische aanpassing van de provisionele toelagen voor personeels- en voor werkingskosten tot gevolg naargelang van respectievelijk de evolutie van de anciënniteit en de kwalificatie van het tewerkgesteld personeel en de modaliteiten bedoeld bij artikel 28 van dit besluit;2° het bedrag van de provisionele toelagen voor personeels- en werkingskosten toegekend op basis van de overeenkomsten getekend op basis van het voormeld besluit van 21 december 1989, vanaf de datum van de erkenning op basis van dit besluit, wordt behouden totdat de beschikbare geldmiddelen toelaten dit bedrag zo nodig aan te passen door een verhoging van het aantal gesubsidieerde betrekkingen.3° de bij dit artikel bedoelde diensten mogen een erkenning aanvragen in een van de categorieën bepaald bij artikel 17 van dit besluit.Zij moeten een aanvraag in die zin indienen en de formaliteiten vervullen bepaald bij artikel 14 van dit besluit binnen de vier maanden te rekenen vanaf de datum waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt of vanaf de kennisgeving van de weigering van de erkenning als dienst voor hulpverlening in open milieu die 24 uren op 24 aan het werk is.

De erkenning op basis van dit besluit moet uiterlijk worden beslist binnen de vierentwintig maanden te rekenen vanaf zijn inwerkingtreding.

Art. 31.De diensten die op basis van het besluit bedoeld bij artikel 32, § 1 erkend en betoelaagd waren op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, zijn van rechtswege erkend op basis van dit besluit vanaf de datum van de inwerkingtreding ervan.

Art. 32.Wanneer een dienst erkend werd op basis van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 24 april 1995 betreffende de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening in open milieu en wanneer de referentie-personeelsformatie vastgesteld werd op basis van de overeenkomst getekend op basis van het besluit van 21 december 1989 bedoeld bij artikel 30, lid 1, wordt deze dienst behouden zoals bepaald in voormelde overeenkomst.

Blijft de referentie-personeelsformatie bedoeld bij lid 1 behouden en indien de in een overeenkomst vastgelegde personeelsformatie meer dan vijf voltijdse ambten omvat, dan moet deze dienst binnen de twee jaar, te rekenen vanaf de datum van erkenning op basis van voormeld besluit van 24 april 1995, zich zo organiseren dat een maximum van vijf voltijdse ambten aan de dienst toegewezen worden en dat de overtallige ambten toegewezen worden aan antennes zoals bedoeld bij artikel 16, § 3 met een maximum van drie voltijdse betrekkingen per antenne. Ingeval de dienst zich niet zou schikken naar de bij lid 1 bedoelde bepaling, dan wordt zijn personeelsformatie automatisch herleid tot vijf voltijdse ambten na het verstrijken van de termijn van twee jaar.

Art. 33.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 34.De Minister tot wiens bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 15 maart 1999.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele Sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX

^