gepubliceerd op 02 maart 1999
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van 22 juni 1967 ter bevordering van de Franstalige filmcultuur
21 DECEMBER 1998. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van 22 juni 1967 ter bevordering van de Franstalige filmcultuur
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 22 december 1994 houdende verschillende maatregelen in verband met de audiovisuele sector en het onderwijs;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 juni 1967 ter bevordering van de Franstalige filmcultuur, zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 februari 1976 en 24 maart 1978 en bij de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 4 april 1995 en 25 maart 1996;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 9 juli 1996 houdende instelling van het Overlegcomité voor het Centrum voor de Film en de Audiovisuele Sector, zoals gewijzigd op 18 september 1996;
Gelet op het advies van de Raad van State van 28 oktober 1998;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 28 mei 1998;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van 25 juni 1998;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 december 1998;
Op de voordracht van de Minister-Voorzitster, belast met de audiovisuele sector, Besluit :
Artikel 1.Titel II van het koninklijk besluit van 22 juni 1967 wordt als volgt gewijzigd : « TITEL II. - Maatregelen ter bevordering van de vertoning van Franstalige Belgische films HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. 19.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten kunnen een toelage voor de vertoning en een kwaliteitspremie toegekend worden aan de producenten en de verdelers van Franstalige Belgische films mits naleving van de voorwaarden bepaald bij artikel 20. § 2. Geven geen aanleiding tot toekenning van de toelagen : 1° reclamefilms, dit zijn films die duidelijk tot doel hebben reclame te maken voor een produkt, een dienst, een merk of een handels- en industriële firma;2° films, besteld door de overheidsmachten of door de instellingen bedoeld bij artikel 1 van de wet van 16 maart 1954, met uitzondering van de films waarvan de commerciële distributie aan de producent overgelaten is;3° actualiteitenfilms.
Art. 20.Om toelagen te kunnen genieten, moeten de producenten de volgende voorwaarden vervullen : 1° aan het Centrum voor de Film en de Audiovisuele Sector een verklaring laten geworden met betrekking tot de aanvatting van het draaien van de film waarvoor de toelagen worden gevraagd en met melding van het soort film, van zijn veronderstelde lengte, van het scenario, van de kostenraming van de film alsook van de datum vanaf welke hij geregisseerd wordt;deze verklaring moet naar het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector vóór de aanvang van de filmopnamen gestuurd worden; nadat de film geregisseerd is, is de producent ertoe verplicht de gedetailleerde kostprijs van zijn film mede te delen, alsook de bijgevoegde documenten; 2° de film moet door het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector als Franstalige Belgische film erkend zijn, overeenkomstig artikel 22;3° de films in 35 mm moeten een minimumlengte van 160 meter hebben, behoudens de uitzondering bedoeld bij artikel 23, 2°, lid 2;voor de afmetingen andere dan 35 mm, zijn de lengten ingekort, evenredig met het gebruikte beeldformaat.
Art. 21.Per jaar kunnen ten hoogste : 1° voor twee afleveringen van eenzelfde serie toelagen toegekend worden;2° twee films van eenzelfde regisseur erkend worden;3° 5 films per producent erkend worden;4° 10 films per verdeler aanvaard worden.
Art. 22.Worden als Franstalige Belgische films in de zin van artikel 20, 2° erkend, de films die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° geregisseerd zijn in Franstalige originele versie.Een gedeelte van de dialogen in andere talen mag er evenwel in voorkomen; de duur van dat gedeelte mag het vierde van de totale duur van de film niet overschrijden, tenzij afwijking toegestaan door de Minister wat de langspeelfilms betreft; 2° een selectieve hulp voor de productie vanwege de Franse Gemeenschap van België genoten hebben;in geval van gemeenschappelijke hulp van de Franse en de Vlaamse Gemeenschap, moet de hulp van de Franse Gemeenschap overwegend zijn; 3° in geval dat er geen selectieve hulp werd geboden, zijn de films erkend als Belgische films, indien zij gecoproduceerd werden overeenkomstig de geldende internationale akkoorden of indien zij ten minste tien punten behalen die overeenkomstig de volgende criteria toegekend worden : a) drie punten worden toegekend aan de film waarvan de regisseur een Franstalige Belg is;b) twee punten worden toegekend aan de film waarvan de hoofdrol door een Franstalige Belgische acteur wordt vertolkt;c) twee punten worden toegekend aan de film waarvan de afgevaardigde producent een Franstalige Belg is;d) een punt wordt toegekend aan de film waarvan het scenario een bewerking is van een werk van een auteur die ressorteert onder de Franstalige Belgische letteren;e) een punt wordt toegekend aan de film waarvan de scenario-schrijver (-ster) een Franstalige Belg is;f) een punt wordt toegekend aan de film waarvan de componist een Franstalige Belg is;g) een punt wordt toegekend aan de film waarvan de directeur van de fotografie een Franstalige Belg is;h) een punt wordt toegekend aan de film waarvan de geluidstechnicus een Franstalige Belg is;i) een punt wordt toegekend aan de film waarvan de hoofddecorbouwer een Franstalige Belg is;j) een punt wordt toegekend aan de film waarvan de hoofdcutter een Franstalige Belg is;4° ten minste 50 % van de bezoldigingen en van de aflosbare kosten betaald aan allen die een intellectuele, artistieke of technische samenwerking hebben verleend aan het regisseren van de film moeten toekomen aan staatsburgers van de lidstaten van de Europese Unie. Een getuigschrift van Belgische nationaliteit geldend als attest bij de bevoegde overheden van de lidstaten van de Europese Unie kan worden afgeleverd in toepassing van artikel 11 van de richtlijn van 15 oktober 1963 van de Raad van de EEG en onder de voorwaarden voorzien bij deze richtlijn. HOOFDSTUK II. - De toelage voor vertoning
Art. 23.§ 1. De toelage voor vertoning mag in geen geval hoger zijn dan de kosten van de film. § 2. De toelage wordt vastgesteld op een bedrag dat overeenstemt met : 1° voor de langspeelfilms, dit is voor de films van 1 600 meter en meer, 35 % van het bedrag van de bruto-inkomst die als volgt wordt verdeeld : 25 % aan de producent, 10 % aan de verdeler. De bedragen worden toegekend : - aan de producent in de vorm van een trekkingsrecht dat men doet gelden door opnieuw te investeren in een nieuwe audiovisuele, als Belgisch erkende productie waarin men de meerderheid of de minderheid heeft; - aan de verdeler in de vorm van een trekkingsrecht dat men doet gelden door opnieuw te investeren in een nieuwe erkende film, op voorwaarde dat het ontvangen bedrag met 50 % wordt verhoogd door eigen inbreng van de verdeler. 2° voor de korte films, m.a.w. voor de films van meer dan 160 meter, 5 % van het bedrag van de bruto-inkomst wanneer het over een documentaire gaat, 7 % van het bedrag van de bruto-inkomst wanneer het een korte fictiefilm betreft en 8 % van het bedrag van de bruto-inkomst wanneer het een korte film betreft die volledig een animatiefilm is;
In afwijking van 2°, indien het een korte film betreft die volledig een animatiefilm is, is de minimale lengte 120 meter.
Onder bruto-inkomst moet worden verstaan de inkomst opgebracht door het programma waarvan de film deel uitmaakt.
Art. 24.§ 1. Wat de korte films betreft : 1° geeft recht op de premie, de vertoning van een film die erkend is als Franstalige Belgische film in de zin van artikel 20, 2° en die deel uitmaakt van een volledig programma dat in een publieke bioscoop wordt afgedraaid. Onder volledig programma dient verstaan te worden een filmprogramma bestaande uit een langspeelfilm en een korte film.
In afwijking van vorig lid kan het volledig programma uit ten minste zeven en ten hoogste twaalf korte films bestaan. 2° wordt het maximumbedrag van de toelage vastgesteld op 2,7 miljoen en, indien het een coproductie betreft, op de inbreng van de Belgische coproducent. De maximale periode waarin elke film in aanmerking komt voor de uitbetaling van de toelage bedraagt vijf jaar, vanaf de eerste vertoning van de film in de commerciële distributie.
Het maximumbedrag van de uitbetaalde toelage wordt vastgesteld op BEF 1 500 000 BF per jaar voor de eerste twee jaren, en op BEF 1 000 000 per jaar voor de volgende drie jaren. 3° voor de korte films waarvoor een verdelingscontract werd ondertekend en medegedeeld aan het Centrum voor de Film en de Audiovisuele Sector van de Franse Gemeenschap, wordt de verdeling van de toelage volgens de volgende sleutel uitgevoerd : 50 % voor de producent, 50 % voor de verdeler, op basis van een verklaring van een schuldvordering die in naam van de producent aan het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector wordt overgemaakt. Bij gebrek aan een verdelingscontract, komt de toelage in haar geheel aan de producent toe. § 2. Wat de langspeelfilms betreft : wordt de toelage toegekend overeenkomstig lid 1, § 2 van artikel 23, volgens een schaal voor de toekenning van steungelden die als volgt wordt opgemaakt : van 0 tot 50 000 toeschouwers, wordt een steun van 100 % toegekend; van 50 001 tot 100 000 toeschouwers, wordt een steun van 80 % toegekend; van 100 001 tot 200 000 toeschouwers, wordt een steun van 40 % toegekend; van 200 001 tot 400 000 toeschouwers, wordt een steun van 20 % toegekend.
Boven de 400 000 toeschouwers, wordt een steun van 5 % toegekend;
Art. 25.§ 1. Op straffe van onontvankelijkheid moeten de toelage-aanvragen per trimester ingediend worden binnen de drie maanden die volgen op het einde van elk trimester.
Deze bepalingen zijn van toepassing op de films, zelfs wanneer zij aan de bij artikel 30 bedoelde Filmcommissie noch niet werden voorgelegd. § 2. Het komt de producenten of de filmverdelers toe de zaaluitbaters borderellen te bezorgen die beschikbaar zijn bij het Centrum voor de Film en de Audiovisuele Sector, waarop de uitbater binnen de 8 dagen die volgen op de laatste wekelijkse vertoning de bruto-inkomst zal vermelden die opgebracht werd door de vertoningen tijdens welke hij een film heeft geprojecteerd die als Franstalige Belgische film werd erkend. Hij zendt het origineel document naar het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector en een afschrift ervan naar het Ministerie van Financiën.
De uitbater houdt tot 31 december van het volgend jaar een afschrift bij van het document en bezorgt er drie andere aan de producenten of de verdelers. De producent voegt een afschrift bij zijn trimestriële aanvraag in de vorm van een per bioscoop opgestelde samenvattende tabel van de bruto-inkomsten opgebracht door zijn films tijdens het trimester. Deze aanvraag is gedateerd en ondertekend en draagt de vermelding « Deugdelijk en onvergolden verklaard tot het bedrag van... » gevolgd door het totaal bedrag van de trimestriële premie in volle letters.
De toelage-aanvraag moet in viervoud opgemaakt worden en vergezeld gaan van een exemplaar van de borderellen. De borderellen moeten getekend en gedateerd zijn. Er mogen geen doorhalingen op de borderellen voorkomen. § 3. Elke valse verklaring zal de nietigheid van de premie-aanvraag tot gevolg hebben voor de film in kwestie, onverminderd de toepassing van de strafrechtelijke sancties.
Bovendien kan de Minister bij gemotiveerde beslissing voor de toekomst het genot van de toelage ontzeggen aan de producent die valse verklaringen afgelegd zou hebben.
Vooraleer zijn beslissing te nemen, geeft de Minister aan betrokkene kennis van de feiten die de intrekking van de toelagen kunnen verantwoorden.
Binnen de veertien dagen te rekenen vanaf deze notificatie kan betrokkene aan de Minister een verantwoordingsnota laten geworden.
Zodra de termijn bedoeld bij vorig lid verstreken is, kan de Minister de beslissing tot intrekking nemen.
Art. 26.Worden enkel in aanmerking genomen voor de berekening van de toelage, de vertoningen die na de datum van de indiening van de aanvraag voor de erkenning van de film als Franstalige Belgische productie werden gedaan.
De toekenning van de toelagen wordt uitgevoerd op het einde van het volgende begrotingsjaar.
De vertoningen die meer dan vijf jaar na de eerste uitvoering in handelsdistributie van de film werden geprojecteerd, geven geen recht meer op de toekenning van toelagen. HOOFDSTUK III. - De kwaliteitspremie
Art. 27.Naast de toelage voor de vertoning bedoeld bij de artikelen 23 en 24 kan voor de korte films erkend als Franstalige Belgische films in de zin van artikel 20, 2°, een kwaliteitspremie worden toegekend.
Art. 28.§ 1. Een jaarlijks bedrag van BEF 4 500 000 wordt besteed aan de kwaliteitspremies. Het eventueel saldo wordt overgedragen naar het volgend begrotingsjaar. § 2. Het aantal films die deze premie ontvangen, wordt vastgesteld door de Filmcommissie volgens de rangschikking die na de beschouwing van de producties wordt opgemaakt. § 3. De premies worden ook verdeeld onder de in aanmerking genomen producties en hun bedrag schommelt tussen BEF 250 000 en BEF 1 000 000 volgens het aantal films die in aanmerking werden genomen.
Art. 29.De kwaliteitspremies worden verdeeld onder de regisseur(s), de afgevaardigde producent en de auteur(s) van het scenario naar rata van 20 % voor de eerstgenoemde(n), van 60 % voor de tweede en van 20 % voor de derde(n). HOOFDSTUK IV. - De filmcommissie
Art. 30.Er wordt een Filmcommissie ingesteld, bestaande uit : 1° een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, benoemd onder het personeel van het Centrum voor de Film en de Audiovisuele Sector;2° vier werkende leden en vier plaatsvervangende leden die de audiovisuele sector vertegenwoordigen;3° drie werkende leden en drie plaatsvervangende leden, benoemd onder het personeel van het Centrum voor de Film en de Audiovisuele Sector. De voorzitters en de leden worden door de Regering voor een duur van vier jaar benoemd.
Ieder lid dat de Commissie verlaat, wordt vervangen binnen de drie maanden die daarop volgen. Het nieuwe lid voleindigt het mandaat van zijn voorganger.
Ieder werkend lid dat op een vergadering niet aanwezig kan zijn, verwittigt persoonlijk zijn plaatsvervanger.
Het Secretariaat van de Commissie wordt waargenomen door het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector.
Art. 31.De Filmcommissie legt haar huishoudelijk reglement aan de Minister voor.
Art. 32.De Filmcommissie geeft haar advies aan de Minister te kennen in de gevallen bedoeld bij de artikelen 20, 23, 24 en 27. De Minister kan, na advies van deze commissie, de toelage voor de vertoning weigeren voor de films die de als voldoende geachte culturele kwaliteiten niet bezitten.
Art. 33.Het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector bezorgt de producent van de film die erkend werd als Franstalige Belgische film een identificatiebrief met vermelding van de titel en het ordenummer van de film.
Deze identificatiebrief of een duplicaat ervan moet bij elke kopij van de film gevoegd worden.
HOOFDTUK V. - Slotbepalingen
Art. 34.De ambtenaren aangewezen door de Regering van de Franse Gemeenschap zijn gemachtigd om de aanvragen ingediend door de producenten van Belgische films te onderzoeken.
Daartoe mogen zij alle bewijsstukken, documenten of boeken laten voorleggen en alle inlichtingen opzoeken die nuttig zijn om hun opdracht te vervullen bij de producenten van films en bij de zaaluitbaters.
Deze machtiging houdt voor de dienst die deze controle uitoefent het recht in iedere Belgische producent die een toelage aanvraagt te verplichten de rekenplichtige stukken voor te leggen in de lokalen van het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector die kunnen dienen om de situatie op te helderen ingeval van betwisting in de berekening van het bedrag van een toelage ten laste van de Franse Gemeenschap.
Het niet-voorleggen van de stukken in het lopend begrotingsjaar zal beschouwd worden alsof de producent afziet van de aangevraagde toelage.
Art. 36.De toelagen en de premies bedoeld bij de artikelen 23, 24 en 27 worden toegekend binnen de perken van de begrotingskredieten daartoe ingeschreven op de begroting van het Centrum voor de Film en de Audiovisuele Sector van de Franse Gemeenschap.
Ten hoogste 40 % van de kredieten, verminderd met het bedrag bestemd voor de kwaliteitspremies, worden voorbehouden voor de toelagen voor de vertoning van de langspeelfilms.
Het saldo wordt per begrotingsjaar gevoegd bij het quotum bestemd voor de korte films, in geval er nog kredieten voorbehouden voor de langspeelfilms overblijven. Indien er nog kredieten voorbehouden voor de korte films overblijven gaat het saldo voor het volgend begrotingsjaar naar het quotum bestemd voor de korte films.
Art. 36.Om de twee jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, legt de Commissie bedoeld bij hoofdstuk IV aan de Minister een verslag voor dat toelaat de toekenning te schatten van de toelagen en de kwaliteitspremies. Dit verslag wordt voorgelegd aan het Overlegcomité van het Centrum voor de Film en de Audiovisuele Sector. »
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.
Art. 3.De Minister tot wiens bevoegdheid de Audiovisuele Sector behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 21 december 1998.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster, Mevr. L. ONKELINX