Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 02 september 1997
gepubliceerd op 18 juni 1998

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van het programma van het klinisch onderwijs voor het behalen van het brevet van ziekenhuisverpleger in het onderwijs voor sociale promotie

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1998029117
pub.
18/06/1998
prom.
02/09/1997
ELI
eli/besluit/1997/09/02/1998029117/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 SEPTEMBER 1997. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van het programma van het klinisch onderwijs voor het behalen van het brevet van ziekenhuisverpleger (-verpleegster) in het onderwijs voor sociale promotie


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de richtlijn van 27 juni 1977 van de Raad van de Europese Gemeenschappen tot coördinatie van de wets-, reglements- en administratieve bepalingen betreffende de werkzaamheden van de verpleger, verantwoordelijk voor de algemene verzorging, (77/453/EEG) gewijzigd bij de richtlijn 89/595/EEG van 10 oktober 1989;

Gelet op het decreet van 16 april 1991 van de Raad van de Franse Gemeenschap houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, zoals gewijzigd, inzonderheid op de artikelen 75 en 137;

Gelet op het besluit van 20 juli 1993 van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling van de studies in het secundair onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1;

Gelet op het besluit van 23 juli 1997 van de Regering van de Franse Gemeenschap tot goedkeuring van de verwijzingsdossiers van de afdeling " ziekenhuisverpleger ", ingedeeld in het niveau van het secundair onderwijs van het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1, Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 5 augustus 1997, in toepassing van artikel 84, lid 1, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister-Voorzitster belast met Onderwijs, de Audiovisuele Sector, Hulpverlening aan de Jeugd, Kinderwelzijn en Gezondheidspromotie, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° onderwijsinrichting voor sociale promotie : inrichting bedoeld bij artikel 1, § 2, van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie;2° opleidingseenheid : een opleidingseenheid zoals bedoeld bij artikel 13 van bovenvermeld decreet van 16 april 1991;3° geïntegreerde proef : opleidingseenheid bedoeld bij de artikelen 17, 18, 19 en 20 van het besluit van 20 juli 1993 van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling van de studies in het secundair onderwijs voor sociale promotie van het stelsel 1;4° afdeling : afdeling bedoeld bij de artikelen 10,11 en 12 van het bovenvermeld decreet van 16 april 1991;5° klinisch onderwijs : deel van de opleiding verpleegkunde tijdens welke de student overeenkomstig de richtlijn 77/453/EEG van 27 juni 1977 van de Raad van de Europese Gemeenschappen in een georganiseerd kader en in rechtstreeks contact met een gezonde of zieke persoon en/of groepen, op basis van verworven kennis en geschiktheden, de nodige ziekenverzorging leert programmeren, organiseren, verstrekken en evalueren.De student integreert het begrip gezondheidsopleiding gelijkelijk aan in zijn ontwikkeling. In heel dit besluit zijn "klinisch onderwijs" en "stages" synoniemen. 6° student : student(e) ingeschreven in een van de opleidingseenheden waaruit de afdeling "ziekenhuisverpleger" van het secundair onderwijs voor sociale promotie in stelsel 1 bestaat.

Art. 2.Het klinisch onderwijs wordt verstrekt in de stagediensten in België gevestigd en die de nodige klinische, sociale en pedagogische middelen bieden voor de technische, psychologische, morele en sociale opleiding van de studenten onder de leiding van leerkrachten/verplegers (verpleegsters)/vroedvrouwen en onder de verantwoordelijkheid van de onderwijsinrichting voor sociale promotie.

Al de voornoemde diensten moeten erkend zijn door de bevoegde instanties overeenkomstig de van kracht zijnde wetgeving.

De inrichtingen voor sociale promotie delen elk jaar aan de Inspectie van de Algemene Directie voor Gezondheid de lijst mede van de inrichtingen en diensten waar het klinisch onderwijs wordt ingericht. HOOFDSTUK II. - Geldigheidsvoorwaarden

Art. 3.Om geldig te zijn, moet het klinisch onderwijs aan volgende voorwaarden voldoen : 1° de planificatie, de organisatie en de coördinatie van de uren klinisch onderwijs moeten toevertrouwd worden aan een gegradueerd verpleger (verpleegster) met ten minste zes jaar ervaring in het ziekenhuisonderwijs;2° het educatief toezicht op de studenten moet onder de verantwoordelijkheid staan van een leerkracht gegradueerd verpleger (verpleegster) of vroedvrouw.Deze vereiste heeft geen toepassing voor het klinisch onderwijs 's nachts ingericht; 3° in geen geval mogen er meer dan drie studenten onder het toezicht van de in de dienst aanwezige verpleger (verpleegster) of vroedvrouw staan;4° de studenten zijn verplicht verslagen over verzorging op te stellen naar rata van gemiddeld een per 100 stageperiodes.Onder verslag over verzorging wordt verstaan een document dat dient om het bewijs te leveren dat de student heeft geleerd hoe hij (zij) moet optreden om problemen inzake verpleegkundige verzorging op te lossen.

Art. 4.§ 1. Aan volgende voorwaarden inzake werking en organisatie moet worden voldaan : 1° Een stageovereenkomst moet afgesloten worden tussen de onderwijsinrichting voor sociale promotie en de stageinrichting met als doel de relaties te regelen tussen de onderwijsinrichting voor sociale promotie, verantwoordelijk voor de opleiding, en de stageinrichting die haar medewerking verleent aan deze opleiding. Deze overeenkomst moet ten minste betrekking hebben op volgende punten : a) de namen van de verantwoordelijken zowel van de onderwijsinrichting voor sociale promotie als deze van b) de stageverlenende inrichting;c) het aantal studenten per dienst;d) de betrokken opleidingseenheden;e) de duur en de spreiding van de stages in de tijd;f) de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid;g) de begeleiding van de stages.2° Een verpleegkundig dossier aangepast aan de behoeften van de dienst en/of de verzorgingseenheid moet systematisch gebruikt worden.3° Het verpleegkundig departement en de onderwijsinrichting voor sociale promotie moeten samenwerken, overeenkomstig de regeling bepaald in de in 1° bedoelde stageovereenkomst;4° De stagedienst moet het bewijs leveren van regelmatige patiëntenbespreking en/of bijsturing van verpleegplannen.5° De verantwoordelijke voor de stage in de inrichting moet het hoofd van het verpleegkundig departement zijn of een gegradueerd verpleger (verpleegster) die deze functie vervult of die met hem (haar) op functioneel vlak verbonden is. § 2. Bij de keuze van de stagedienst moet de onderwijsinrichting voor sociale promotie ervoor zorgen dat de studenten geconfronteerd worden met een waaier van gezondheids- en/of pathologische toestanden en psycho-medisch-sociale aspekten alsook met een diversiteit aan verpleegkundige zorgverleningen die met de verschillende stadia van de opleiding overeenstemmen.

Tijdens de stages moeten de studenten de mogelijkheid hebben welbepaalde taken uit te voeren die in overeenstemming zijn met hun bevoegdheidsniveau en moeten er een methodische evaluatie van kunnen maken.

De opleidingservaringen opgedaan door de studenten moeten besproken worden met de leerkrachten-verpleegkundigen/vroedvrouwen en ook met de verpleger (verpleegster) verantwoordelijk voor de dienst elke keer dat dit mogelijk is. § 3. De Minister tot wiens bevoegdheid Gezondheid behoort, kan wat de keuze betreft van de dienst of van de eenheid voor klinisch onderwijs, een afwijking van de vereisten toestaan vermeld in de artikelen 2 en 4, en in 't bijzonder wanneer het gaat om nieuwe ervaringen inzake gezondheidszorg. HOOFDSTUK III. - Verdeling van het klinisch onderwijs voor het behalen van het brevet van ziekenhuisverpleger (-verpleegster)

Art. 5.Het klinisch onderwijs dat leidt tot het behalen van het brevet van ziekenhuisverpleger (-verpleegster) moet ten minste 2 240 periodes van 50 minuten omvatten gespreid over 5 jaar studies.

Art. 6.Voor alle opleidingseenheden van de afdeling afgesloten met het brevet van ziekenhuisverpleger (- verpleegster), mogen er studiebezoeken in een of meer stagedomeinen, opgesomd in de artikelen 8, 9 en 10, georganiseerd worden ten belope van maximum 150 lestijden en voor zover de studenten schriftelijk een verslag opmaken over elk bezoek.

Art. 7.Voor iedere student stelt de onderwijsinrichting voor sociale promotie een overzichtstabel over de stages op die ter visering aan de Inspectie van de Algemene Directie voor Gezondheid wordt voorgelegd op het einde van de geïntegreerde proef van de afdeling die leidt tot het behalen van in dit besluit bedoeld brevet.

Art. 8.De opleidingseenheden " Stage : Ziekenhuisverpleger - klinisch onderwijs voor het aanleren Ia, Ib, IIa en IIb ", zoals bepaald in het verwijzijngsdossier bedoeld bij artikel 1 van het besluit van 23 juli 1997 van de Regering van de Franse Gemeenschap tot goedkeuring van het verwijzingsdossier van de afdeling " Ziekenhuisverpleger " ingedeeld in het niveau van het secundair onderwijs van het onderwijs voor sociale promotie van het stelsel 1, omvatten ten minste 640 lestijden voor het onderwijs van algemene verpleegkundige zorgverleningen die als volgt moeten gespreid worden : 1° minimum 320 lestijden bij volwassenen.Dit onderwijs moet ingericht worden in de ziekenhuisdiensten voor geneeskunde of heelkunde; 2° minimum 80 lestijden bij oude mensen.Dit onderwijs mag ingericht worden in de rusthuizen, de rust- en verzorgingshuizen en de dagcentra, uitgezonderd de geriatrische en psycho-geriatrische ziekenhuisdiensten, 3° minimum 40 lestijden bij gezonde kinderen.Dit onderwijs mag ingericht worden inzonderheid in kinderverblijven, kinderdag- en nachtverblijven, gemeentehuizen voor opvang van jeugdige kinderen, kinderscholen, tehuizen voor kinderen, raadplegingsdiensten gericht op de gezondheidsopvoeding; 4° 200 lestijden naar keuze van de onderwijinrichting voor sociale promotie.Dit onderwijs mag ingericht worden in de bovenvermelde sectoren of in andere na toestemming van de Inspectie van de Algemene Directie voor Gezondheid.

Art. 9.De opleidingseenheden " Stage : Ziekenhuisverpleger - klinisch onderwijs voor het aanleren III en IV, zoals bedoeld in het verwijzijngsdossier bedoeld bij artikel 1 van het bovenvermeld besluit van 23 juli 1997 van de Regering van de Franse Gemeenschap, omvatten ten minste 760 lestijden voor het onderwijs van verpleegkundige zorgverleningen die als volgt moeten gespreid worden : 1° minimum 160 lestijden bij volwassenen opgenomen in de geneeskundige diensten van het ziekenhuis;2° minimum 160 lestijden bij volwassenen opgenomen in de heelkundige diensten van het ziekenhuis;3° minimum 80 lestijden bij oude mensen opgenomen in de geriatrische of psycho-geriatrische diensten van het ziekenhuis;4° minimum 120 lestijden bij moeders en pasgeborenen enerzijds, en bij zieke in het ziekenhuis opgenomen kinderen anderzijds.Dit onderwijs moet ingericht worden respectievelijk in de materniteitsdiensten en in de diensten voor pediatrie. De twee domeinen moeten verkend geweest zijn; 5° minimum 80 lestijden bij mensen die geestelijke en/of psychiatrische gezondheidszorgverleningen nodig hebben.Dit onderwijs mag onder meer ingericht worden in de ziekenhuizen of psychiatrische diensten, de tehuizen voor psychiatrische zorgverleningen, de beschutte huizen, de diensten voor geestelijke gezondheid en begeleiding; 6° 160 lestijden naar keuze van de onderwijsinrichting voor sociale promotie.Dit onderwijs mag ingericht worden in de bovenvermelde sectoren of in andere na toestemming van de Inspectie van de Algemene Directie voor Gezondheid.

Art. 10.De opleidingseenheden "Stage : Ziekenhuisverpleger - klinisch onderwijs voor het aanleren Va en Vb" zoals bedoeld in het verwijzijngsdossier bedoeld bij artikel 1 van het bovenvermeld besluit van 23 juli 1997 van de Regering van de Franse Gemeenschap, omvatten ten minste 840 lestijden voor het onderwijs van verpleegkundige zorgverleningen die als volgt moeten gespreid worden : 1° minimum 200 lestijden bij volwassenen opgenomen in de geneeskundige diensten van het ziekenhuis;2° minimum 200 lestijden bij volwassenen opgenomen in de heelkundige diensten van het ziekenhuis.In de mate van het mogelijke bezoeken de studenten de heelkunde-afdeling. Indien deze gelegenheid te baat wordt genomen, mag het minimum aantal lestijden eraan besteed niet lager zijn dan 40; 3° minimum 80 lestijden bij oude mensen ingericht in de bij artikel 8, 2° en bij artikel 9, 3° bedoelde structuren;4° minimum 80 lestijden bij mensen die geestelijke en/of psychiatrische gezondheidszorgverleningen nodig hebben, ingericht in de bij artikel 9, 5° bedoelde structuren;5° minimum 80 lestijden bij mensen die thuis worden verzorgd door ziekenhuispersoneel van de diensten voor thuisverzorging;6° 200 lestijden naar keuze waaronder 80 lestijden naar keuze van de student.Dit onderwijs mag gegeven worden in de in de art. 8, 9 of 10 vermelde sectoren of in andere na toestemming van de Inspectie van de Algemene Directie voor Gezondheid. HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 11.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1997.

Art. 12.De Minister tot wiens bevoegdheid Gezondheid behoort is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 2 september 1997.

Voor de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met Gezondheidspromotie, Mevr. L ONKELINX

^