Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 05 januari 1998
gepubliceerd op 20 februari 1998

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van de nadere regels voor de organisatie en de werking van de zonale advies- en coördinatiecommissies van het onderwijs voor sociale promotie

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1998029082
pub.
20/02/1998
prom.
05/01/1998
ELI
eli/besluit/1998/01/05/1998029082/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 JANUARI 1998. Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van de nadere regels voor de organisatie en de werking van de zonale advies- en coördinatiecommissies van het onderwijs voor sociale promotie


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschap van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, inzonderheid op artikel 123bis, ingevoegd bij het decreet van 24 juli 1997;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 oktober 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 20 oktober 1997;

Gelet op het onderhandelingsprotocol van 28 oktober 1997 van Sectorcomité IX en van het Comité voor provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, afdeling II, die gezamenlijk vergaderden;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 3 november 1997 over de vraag om advies dat door de Raad van State binnen een termijn die niet langer mag zijn dan één maand dient te worden verstrekt;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 19 december 1997, in toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid het Onderwijs voor sociale promotie behoort, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient verstaan te worden onder : 1° zonale commissie : één van de Zonale advies- en coördinatiecommissies opgericht bij artikel 123bis van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie;2° hoge raad : de Hoge raad van het onderwijs voor sociale promotie bedoeld bij artikel 81 van het voornoemd decreet van 16 april 1991.

Art. 2.Met het oog op het vervullen van de opdrachten bedoeld bij artikel 123bis, § 3, van het voornoemd decreet van 16 april 1991, worden de zonale commissies ertoe gemachtigd : 1° de coördinatie en de raadpleging onder haar leden te organiseren;2° de dialoog met de sociale, economische en culturele kringen te bevorderen in de zone die zij toegewezen krijgen;3° elke inlichting te bekomen die noodzakelijk is voor het opmaken van een gemeenschappelijke en geactualiseerde inventaris van het onderwijsaanbod in hun zone en de harmonisatie ervan te bevorderen.

Art. 3.Het beheer van een zonale commissie wordt waargenomen door een voorzitter(-ster), een ondervoorzitter (-ster) en een secretaris. Deze mandaten, die een duur hebben van vier jaar, zijn eenmaal hernieuwbaar.

De voorzitter(-ster) en de ondervoorzitter(-ster) worden gekozen onder de leden die de inrichtingen vertegenwoordigen, bij gewone meerderheid van de aanwezige leden van de zonale commissie, zonder de onthoudingen in aanmerking te nemen bij de aftelling van de stemmen.

Iedere zonale commissie stelt in haar midden haar secretaris aan.

De mandaten van de leden die de bij de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel erkende vakbonden vertegenwoordigen, hebben een hernieuwbare duur van vier jaar.

De leden die de inrichtingen vertegenwoordigen worden door hun inrichtende macht aangewezen onder de volgende personeelsleden : 1° de directeur(-trice) van de inrichting;2° de adjunct-directeur(-trice) in de uitdovingsformatie van de inrichting, zoals bedoeld in artikel 27 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 27 december 1991 betreffende de ambten, de opdrachten en de betrekkingen van de personeelsleden van het onderwijs voor sociale promotie;3° de onderdirecteur(-trice) van de inrichting, op voorwaarde dat hij (zij) niet aangewezen is als vertegenwoordiger (-ster) van een andere inrichting in de zonale commissie. Ieder lid van een zonale commissie dat de hoedanigheid verliest wegens dewelke hij werd benoemd, houdt op er deel van uit te maken en wordt vervangen ten laatste vóór de volgende verplichte vergadering bedoeld bij artikel 4, § 3.

Bij overlijden, ontslagneming of intrekking van het mandaat door de vertegenwoordigde instelling, wordt het lid van de zonale commissie vervangen ten laatste vóór de volgende verplichte vergadering bedoeld bij artikel 4, § 3.

Op aanvraag van een derde van de aanwezige leden nodigt de voorzitter(-ster) iedere persoon uit die hij(zij) nodig acht bij het onderzoek van een punt van de agenda. Deze persoon woont de vergadering bij met raadgevende stem.

Art. 4.De voorzitter(-ster) roept de leden van de zonale commissie bijeen en bepaalt de dagorde van de zitting. Deze wordt bij de oproeping gevoegd. De oproeping dient minstens acht werkdagen vóór de vergadering gezonden te worden.

Van september tot juni, dient iedere zonale commissie bijeen te komen laatstens binnen de dertig dagen die volgen op een vraag om advies zoals bedoeld in artikel 92, lid 2 van het voornoemd decreet van 16 april 1991.

Het minimumaantal vergaderingen is vastgesteld op vier per schooljaar.

Het tijdsschema van deze vier verplichte vergaderingen wordt door de voorzitter(-ster) bepaald die het aan ieder lid, aan het vast secretariaat van de hoge raad en aan het bestuur onderwijs voor sociale promotie mededeelt binnen de vijf dagen die volgen op de eerste vergadering van een schooljaar.

Bij wijze van overgangsmaatregel, voor het schooljaar 1997-1998, wordt het minimaalaantal vergaderingen op twee bepaald.

De ondervoorzitter(-ster) staat de voorzitter(-ster) bij en vervangt hem (haar) bij afwezigheid of verhindering van deze. In geval van afwezigheid of verhindering van de voorzitter(-ster) en de ondervoorzitter(-ster), wordt het voorzitterschap waargenomen door het oudste lid dat de inrichtingen vertegenwoordigt.

De agenda omvat alle vragen om opening in een nieuw gebied van de vorming, die ingediend werden minstens acht dagen vóór een zitting.

Ieder lid van de zonale commissie mag andere punten op de agenda laten inschrijven via een verzoek gericht aan de voorzitter, vijf dagen vóór een zitting. Deze punten kunnen echter enkel onderzocht worden met de toestemming van de gewone meerderheid, waarbij de onthoudingen niet in aanmerking komen voor de aftelling van de stemmen, van de tijdens de zitting aanwezige leden.

Art. 5.De stemming bedoeld bij artikel 123bis, § 5, 2°, van het voornoemd decreet van 16 april 1991 gebeurt bij absolute meerderheid, waarbij de onthoudingen niet in aanmerking worden genomen bij de aftelling van de stemmen.

Art. 6.De notulen van iedere zitting, opgesteld door de secretaris en ondertekend door de voorzitter(-ster), vermelden de namen van de aanwezige en afwezige leden.

Daarin wordt inzonderheid melding gemaakt van : 1° de vragen om opening voorgelegd aan de zonale commissie, de datum van deze aanvragen en de identificatie van de aanvragende inrichting en van de betrokken vestiging;2° de uitgebrachte adviezen, de uitslag van een mogelijke stemming en de mogelijke minoriteitsnota's;3° de getroffen beslissingen of de adviezen die uitgebracht werden over elk ander punt van de agenda. De notulen van de vergaderingen worden medegedeeld aan ieder lid, aan het vast secretariaat van de hoge raad en aan het bestuur onderwijs voor sociale promotie binnen de veertien dagen die volgen op de datum van de vergadering.

Art. 7.De eerste zitting van iedere zonale commissie vindt plaats bij de zetel van het bestuur onderwijs voor sociale promotie, onder het voorzitterschap van de ambtenaar-generaal van het bestuur onderwijs voor sociale promotie of van zijn afgevaardigde.

Iedere zonale commissie kiest zelf haar zetel tijdens de eerste vergadering.

Art. 8.Iedere zonale commissie stelt een huishoudelijk reglement vast en zendt het over naar het bestuur onderwijs voor sociale promotie.

Art. 9.§ 1. De kredieten die nodig zijn voor de werking van de zonale commissies worden elk jaar uitgetrokken op de begroting van het Ministerie van de Franse Gemeenschap. § 2. De leden van de zonale commissies hebben recht op de terugbetaling van hun reiskosten, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.

Alle bij lid 1 bedoelde personen worden gelijkgesteld met ambtenaren van rang 12.

Art. 10.Wanneer ze de vergaderingen van de zonale commissie bijwonen, zijn de personen in actieve dienst.

Art. 11.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998.

Art. 12.De Minister tot wiens bevoegdheid het Onderwijs voor sociale promotie behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 januari 1998.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J.-C. VAN CAUWENBERGHE

^