gepubliceerd op 16 januari 1998
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de wijze waarop de examens worden afgenomen, van de organisatie en de werking van de Examencommissie van de Franse Gemeenschap voor het secundair onderwijs , kunstonderwijs (doorstromings- en kwalificatie-afdeling), en beroepsonderwijs)
31 DECEMBER 1997. Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de wijze waarop de examens worden afgenomen, van de organisatie en de werking van de Examencommissie van de Franse Gemeenschap voor het secundair onderwijs (eerste afdeling : secundair onderwijs van de tweede graad : algemeen onderwijs, technisch onderwijs (doorstromings- en kwalificatie-afdeling), kunstonderwijs (doorstromings- en kwalificatie-afdeling), en beroepsonderwijs)
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, gecoördineerd op 31 december 1949, inzonderheid op artikel 6bis, ingevoegd bij de wet van 31 juli 1975, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 1989;
Gelet op de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs, zoals die werd gewijzigd bij de wet van 31 juli 1975 en bij de decreten van 29 juli 1992, 27 oktober 1994 en 2 april 1996;
Gelet op het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, inzonderheid op artikel 103;
Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 27 juni 1989 houdende inrichting van de Examencommissie van de Franse Gemeenschap voor het secundair onderwijs, zoals het werd gewijzigd bij het besluit van de Executieve van 16 november 1990 en bij de besluiten van de Regering van 20 februari 1995 en 9 mei 1995 en van 31 december 1997;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, op datum van 18 december 1997;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 24 december 1997;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij de wetten van 8 april 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat artikel 103 van het voormelde decreet van 24 juli 1997 vanaf 1 januari 1998 het Getuigschrift van Lager Secundair Onderwijs afschaft en op dezelfde datum vervangt door het Getuigschrift van Secundair Onderwijs van de Tweede Graad, en dat de Examencommissie van de Franse Gemeenschap door hetzelfde artikel belast wordt met het uitreiken van dat nieuwe getuigschrift, en dat de bevoegdheden van de Examencommissie van de Franse Gemeenschap bijgevolg voor de examenzittijd van januari 1998 moeten worden aangepast, opdat zij het Getuigschrift van Secundair Onderwijs van de Tweede Graad zou kunnen uitreiken;
Overwegende dat op dezelfde datum overgangsbepalingen dienen getroffen te worden opdat kandidaten die één of meer attesten van gedeeltelijk slagen voor één of meer examengedeelten hebben verworven of die vrijstellingen van examens voor één of of meer vakken hebben gekregen, het voordeel daarvan verder zouden kunnen genieten, waarbij ze die zouden kunnen laten gelden voor het verwerven van het nieuwe getuigschrift en voor de toelating tot het secundair onderwijs met volledig leerplan;
Op de voordracht van de Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met Onderwijs;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 december 1997, Besluit : HOOFDSTUK I. - Zetel van de Examencommissie
Artikel 1.De zetel van de eerste afdeling van de Examencommissie is gelegen in het arrondissement Brussel-Hoofdstad.
Zo nodig kan de Examencommissie ook examens buiten dat arrondissement organiseren.
Art. 2.Er wordt een vast secretariaat bij de zetel van de Examencommissie opgericht. HOOFDSTUK II. - Werking van de Examencommissie
Art. 3.De voorzitter zorgt ervoor dat de examens regelmatig verlopen en zit de beraadslaging voor.
Bij afwezigheid of verhindering van de voorzitter wordt deze in de eerste plaats door een adjunct-voorzitter en in de tweede plaats door het oudste lid vervangen.
Art. 4.Bij afwezigheid van de secretaris van de Examencommissie wordt deze door de adjunct-secretaris vervangen.
Art. 5.De Examencommissie beraadslaagt achter gesloten deuren over de examenuitslagen van de kandidaten en over elke kwestie die door de voorzitter of minstens vijf leden wordt opgeworpen.
De beslissingen worden bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
Art. 6.Geen lid van de Examencommissie mag examen afnemen, of aan de beraadslaging deelnemen, of tot enige beslissing bijdragen, indien de kandidaat : 1° zijn echtgenoot, een bloedverwant of aanverwant tot en met de vierde graad is;2° van dat lid in welke vorm ook les heeft gekregen. Indien de voorzitter zich in het geval bedoeld in het eerste lid bevindt, dan wordt hij in de eerste plaats vervangen door een adjunct-voorzitter en in de tweede plaats door het oudste lid.
Art. 7.De notulen van de zittingen worden in een register opgenomen.
De notulen van elke zitting worden door de voorzitter, de secretaris en de aanwezige leden ondertekend. De notulenregisters gelden als aanwezigheidsregisters. Die registers moeten bij de zetel van de Examencommissie gedurende minstens veertig jaar worden bewaard. HOOFDSTUK III. - Organisatie van de examens Afdeling 1.- Examenzittijden
Art. 8.De Minister tot wiens bevoegdheid het secundair onderwijs behoort, stelt de datums van de jaarlijkse zittijden en hun aantal vast, met een maximum van drie.
Art. 9.De eerste afdeling wordt belast met het uitreiken van : 1° het getuigschrift van secundair onderwijs van de tweede graad (algemeen secundair onderwijs);2° het getuigschrift van secundair onderwijs van de tweede graad (technisch secundair doorstromingsonderwijs);3° het getuigschrift van secundair onderwijs van de tweede graad (technisch secundair kwalificatie-onderwijs);4° het getuigschrift van secundair onderwijs van de tweede graad (kunstsecundair doorstromingsonderwijs);5° het getuigschrift van secundair onderwijs van de tweede graad (kunstsecundair kwalificatie-onderwijs);6° het getuigschrift van secundair onderwijs van de tweede graad (beroepssecundair onderwijs).
Art. 10.Alle kandidaten zonder uitzondering kunnen worden toegelaten tot de examens voor het verwerven van het getuigschrift van secundair onderwijs van de tweede graad. Afdeling 2. - Inschrijving
Art. 11.Elk jaar wordt een voorafgaande oproep tot de kandidaten in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. De inschrijvingsperioden worden erin bepaald.
Art. 12.De inschrijvingen voor de examens worden op het secretariaat van de Examencommissie in ontvangst genomen.
De inschrijving door middel van een brief is toegelaten. Geen inschrijving mag worden opgenomen buiten de gestelde termijn.
Art. 13.De inschrijvingsformulieren kunnen op gewone aanvraag worden verkregen op het secretariaat van de Examencommissie of bij de Algemene Directie Verplicht Onderwijs.
Art. 14.De inschrijvingsrechten worden vastgesteld in artikel 8 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 27 juni 1989 houdende inrichting van de Examencommissie van de Franse Gemeenschap voor het secundair onderwijs, zoals het werd gewijzigd.
Die rechten kunnen geenszins worden terugbetaald. Zij kunnen niet naar een latere zittijd worden overgedragen, behalve bij verhindering gewettigd om geneeskundige redenen. Zij worden betaald bij elke inschrijving.
De betaling dient te geschieden op rekeningnummer 091-2110106-94 van de rekenplichtige der ontvangsten van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, te 1010 Brussel.
Art. 15.Bij de inschrijving dienen de kandidaten volgende documenten voor te leggen : 1° een behoorlijk ingevuld, gedateerd en ondertekend inschrijvingsformulier;2° het bewijs van betaling van het inschrijvingsrecht;3° de door de directie van de gekozen inrichting eensluidend verklaarde programma's, uitsluitend voor de kandidaten die de proeven bedoeld in artikel 9, 2°, 3°, 4°, 5° en 6° afleggen;4° de wekelijkse lesroosters die eensluidend werden verklaard door het hoofd van de inrichting voor de derde en vierde jaren van de studie-afdeling of -richting georganiseerd door de inrichting waarvan het programma wordt voorgelegd, in de gevallen bedoeld in de artikelen 17, 18 en 19;5° het bewijs dat vrijstelling van ondervraging verleent over bepaalde leerstoffen of het deelattest voor de kandidaat die het voordeel ervan kan genieten. Afdeling 3. - Examenstof
Art. 16.§ 1. Voor de kandidaten die het in artikel 9, 1° bedoelde getuigschrift wensen te behalen, omvat het examen twee examengedeelten : A. Eerste examengedeelte : vier opgelegde vakken : Frans, wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde.
B. Tweede examengedeelte : - twee opgelegde vakken : natuurwetenschappen (biologie, natuurkunde en scheikunde) en de moderne taal I (naar keuze : Nederlands, Engels of Duits); - een vak dat te kiezen is uit volgende vakken : Latijn, Grieks, een moderne taal II (Nederlands, Engels, Duits, Italiaans of Spaans), economische wetenschappen, sociale wetenschappen.
Art. 17.§ 1. Voor de kandidaten bedoeld in artikel 9, 2° en 4°, omvat het examen twee examengedeelten : A. Eerste examengedeelte : vier opgelegde vakken : Frans, wiskunde, geschiedenis en aardrijkskunde.
B. Tweede examengedeelte : - twee opgelegde vakken : natuurwetenschappen (natuurkunde, scheikunde en biologie) en de moderne taal I (Engels, Duits of Nederlands). - proeven over de vakken van een gegroepeerde basiskeuze van de derde en vierde jaren van de doorstromingsafdeling van het technisch of kunstonderwijs.
Behalve voor wat de opgelegde proeven van de eerste en tweede examengedeelten betreft, legt het kandidaat het programma voor van een door hem gekozen school met volledig leerplan, georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap. § 2. Op grond van het geheel van het programma van de derde en vierde jaren dat door de kandidaat wordt voorgelegd, bepaalt de voorzitter de leerstof waarover hij zal worden ondervraagd bij het tweede examengedeelte.
Art. 18.§ 1. Voor de in artikel 9, 3° en 5°, bedoelde kandidaten, omvat het examen drie examengedeelten : A. Eerste examengedeelte : - twee opgelegde vakken : Frans en wiskunde; - een proef die, naar keuze, betrekking heeft op geschiedenis en aardrijkskunde of menswetenschappen.
B. Tweede examengedeelte : proeven over vakken van een gegroepeerde basiskeuze van de tweede en vierde jaren van de kwalificatie-afdeling van het technisch of kunstonderwijs.
C. Derde examengedeelte : praktische proeven in verband met het voorgelegde programma.
Behalve voor wat de opgelegde proeven van het eerste examengedeelte betreft, legt de kandidaat het programma voor van een door hem gekozen school met volledig leerplan, georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap. § 2. Op grond van het geheel van het programma van de derde en vierde jaren dat door de kandidaat wordt voorgelegd, bepaalt de voorzitter de leerstof waarover hij zal worden ondervraagd in de vakken geschiedenis en aardrijkskunde of menswetenschappen, bij het eerste examengedeelte, alsook de leerstof van de tweede en derde examengedeelten.
Art. 19.§ 1. Voor de kandidaten bedoeld in artikel 9, 6°, omvat het examen drie examengedeelten : A. Eerste examengedeelte : - twee opgelegde vakken : Frans en wiskunde; - twee vakken naar keuze : geschiedenis en aardrijkskunde of vragen over actualiteit, en menselijke, sociale en familiale vorming of menswetenschappen;
B. Tweede examengedeelte : proeven over vakken van een gegroepeerde basiskeuze van de derde en vierde jaren van het beroepsonderwijs.
C. Derde examengedeelte : praktische proeven in verband met het voorgelegde programma.
Behalve voor wat de opgelegde proeven van het eerste examengedeelte betreft, legt de kandidaat het programma voor van een door hem gekozen school met volledig leerplan, georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap. § 2. Op grond van het geheel van het programma van de derde en vierde jaren dat door de kandidaat wordt voorgelegd, bepaalt de voorzitter de leerstof waarover hij zal worden ondervraagd bij het eerste examengedeelte, tweede lid, tweede en derde examengedeelten.
Art. 20.Voor alle vakken bedoeld in artikel 16, voor de opgelegde vakken die in het eerste examengedeelte van de artikelen 17, 18 en 19 bepaald zijn alsook voor de opgelegde vakken die in het tweede examengedeelte van artikel 17 bepaald zijn, worden de kandidaten ondervraagd over de leerstof van een programma dat eigen is aan de Examencommissie en vastgesteld wordt door de Minister tot wiens bevoegdheid het secundair onderwijs behoort. De programma's die eigen zijn aan de Examencommissie kunnen door de kandidaten op gewone aanvraag worden verkregen. Afdeling 4. - Verloop van de examens
Art. 21.De voorzitter opent en sluit de zittijden, stelt de zitdagen vast, stelt de volgorde van de werkzaamheden vast, roept de leden bijeen, roept de kandidaten op en treft alle schikkingen die nodig zijn voor het verloop van de proeven. De voorzitter kan zijn oproepings- en bijeenroepingsbevoegdheid aan de secretaris delegeren.
Art. 22.De orde waarin de proeven elkaar opvolgen is opgelegd. De kandidaat moet geslaagd zijn voor de proeven van het eerste examengedeelte om deel te mogen nemen aan de proeven van het tweede.
Hij moet eveneens geslaagd zijn voor de proeven van het tweede examengedeelte om deel te mogen nemen aan die van het derde examengedeelte.
De kandidaat wordt over hoogstens vier vakken per dag ondervraagd. De voorzitter bepaalt de duur van de ondervraging over elke leerstof.
Voor elke proef bepaalt de voorzitter de leervakken waarvoor de examens schriftelijk zullen plaatsvinden alsook de onderwerpen en vragen van die examens.
De kandidaat kan de verschillende examengedeelten in één of meer zittijden afleggen.
Art. 23.Het schriftelijk deel van een examen verloopt gelijktijdig voor alle kandidaten die voor dat examen ingeschreven zijn. Het vindt achter gesloten deuren plaats. De voorzitter, de secretaris of de adjunct-secretaris wonen de opening en de sluiting bij van de zittijden voor het schriftelijk deel.
Art. 24.Voor het schriftelijk deel, gebruiken de kandidaten uitsluitend het papier dat door de Examencommissie ter beschikking wordt gesteld. Het schriftelijk deel mag geen aantekening bevatten waardoor de kandidaat zou kunnen worden herkend.
Art. 25.Gedurende het schriftelijk deel, bevinden de kandidaten zich voortdurend onder toezicht van de leden die door de voorzitter worden aangewezen. De kandidaten mogen op generlei wijze in communicatie treden met personen van buitenaf, noch met andere kandidaten.
Art. 26.Indien het programma erin niet voorziet, bepaalt de voorzitter de hulpmiddelen (naslagwerken, woordenboeken,...) die de kandidaten mogen gebruiken. Het gebruik van elk ander schriftelijk werk of van notities is verboden.
Art. 27.De kandidaat die op fraude wordt betrapt, wordt onmiddellijk uitgesloten.
Art. 28.De voorzitter belast een gelijk aantal leden van het officieel onderwijs en van het vrij onderwijs ermee in onderlinge overeenstemming de schriftelijke werken te verbeteren en te kwoteren.
Art. 29.Het mondeling deel van de examens is openbaar. De ondervraging geschiedt in het bijzijn van minstens twee leden, waarbij de ene tot het officieel onderwijs, de andere tot het vrij onderwijs behoort. De kwotering geschiedt in onderlinge overeenstemming.
Art. 30.Het praktisch deel van de examens verloopt achter gesloten deuren. De voorzitter, de secretaris of de adjunct-secretaris of de door de voorzitter daartoe afgevaardigde leden wonen de opening en de sluiting van de zittingen bij.
Gedurende het praktisch deel, bevinden de kandidaten zich voortdurend onder toezicht van door de voorzitter aangewezen leden.
De kwotering wordt in onderlinge overeenstemming toegekend door een gelijk aantal leden van het officieel onderwijs en van het vrij onderwijs. Afdeling 5. - Bekrachtiging van de examens
Art. 31.De Examencommissie beraadslaagt achter gesloten deuren over het toelaten of het verdagen van de kandidaten. De uitslagen van de beraadslaging worden in de notulen opgenomen en onmiddellijk in openbare zitting bekendgemaakt. In de notulen of op de getuigschriften die door de Examencommissie worden uitgereikt, wordt geen enkele graad, beroepstitel of vermelding genoteerd.
Art. 32.§ 1. De Examencommissie beraadslaagt na de proeven van elk examengedeelte. § 2. Wanneer het examen over een leerstof een schriftelijk deel en een mondeling deel omvat, wordt het percentage berekend op het geheel van beide delen. § 3. De kandidaat die niet aan alle proeven van het examengedeelte heeft deelgenomen, wordt automatisch verdaagd. § 4. Op het einde van elk examengedeelte wordt toegelaten, de kandidaat die minstens 50 % van het totaal aantal punten toegekend voor het geheel van de vakken van het betrokken examengedeelte en minstens 50 % voor elk van de vakken heeft behaald. § 5. Op het einde van elk examengedeelte wordt verdaagd : a) de kandidaat die minder dan 50 % van het totaal aantal punten toegekend voor het geheel van de vakken van het examengedeelte heeft behaald;b) de kandidaat die minder dan 40 % voor één of meer vakken van de eerste en tweede examengedeelten heeft behaald;c) de kandidaat die minder dan 50 % voor één van de vakken van het derde examengedeelte heeft behaald. § 6. Over de kandidaat die minstens 50 % van het totaal aantal punten toegekend voor het geheel van de vakken van het betrokken examengedeelte maar tussen 40 % en 50 % voor één of meer vakken van het eerste examengedeelte of van het tweede examengedeelte heeft behaald, wordt beraadslaagd. § 7. De kandidaat die op het einde van een examengedeelte als toegelaten wordt verklaard, krijgt een deelattest. § 8. Het uitreiken van het getuigschrift van secundair onderwijs van de tweede graad wordt afhankelijk gemaakt van het slagen voor beide examengedeelten bedoeld in de artikelen 16 en 17 of voor de drie examengedeelten die betrekking hebben op hetzelfde voorgelegde programma en die bedoeld zijn in de artikelen 18 en 19, op voorwaarde dat de deelattesten binnen een termijn van hoogstens vijf jaar, vanaf de datum van slagen voor het eerste examengedeelte, werden verworven.
Ingeval die termijn verstreken is, kan de Minister tot wiens bevoegdheid het secundair onderwijs behoort, als antwoord op een met redenen omklede aanvraag van de betrokken kandidaat en bij wijze van uitzonderlijke maatregel, beslissen een afwijking te verlenen voor die tijdsbeperking. Hij deelt de betrokkene de nieuwe toegekende termijn mede alsook de nieuwe voorwaaarden die gepaard gaan met die afwijking. § 9. De verdaagde kandidaat kan vrijstelling van ondervraging genieten voor leervakken waarvoor hij 60 % van de punten heeft behaald, wanneer hij zich opnieuw inschrijft voor het betrokken examengedeelte, op grond van hetzelfde voorgelegde programma. Die vrijstelling kan alleen aan de kandidaat worden verleend die aan alle examens betreffende het betrokken examengedeelte heeft deelgenomen. De vrijstelling die wordt verleend na beraadslaging van de Examencommissie, blijft geldig voor de vier volgende zittijden.
Art. 33.Er wordt geen duplicaat van de door de Examencommissie uitgereikte getuigschriften afgeleverd. Een uittreksel uit het notulenboek ter bevestiging dat een getuigschrift werd uitgereikt, kan worden verkregen na overlegging van het bewijs dat het bedrag van tweeduizend frank werd gestort op de rekening van de rekenplichtige der ontvangsten bedoeld in artikel 14, lid 3 van dit besluit. HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 34.Bij wijze van overgangsmaatregel, gedurende de eerste zittijd 1998 en de twee zittijden 1998-1999, zijn de bepalingen bedoeld in de artikelen 35, 36, 37 en 38 van dit besluit toepasselijk.
Art. 35.Voor de kandidaten die de getuigschriften bedoeld in artikel 9, 1°, wensen te behalen, omvat het examen drie examengedeelten : A. De eerste en tweede examengedeelten worden georganiseerd volgens de bepalingen van artikel 16, § 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 14 september 1989 tot vaststelling van de wijze waarop de examens worden afgenomen, van de organisatie en de werking van de Examencommissie van de Franse Gemeenschap voor het secundair onderwijs (eerste afdeling : lager, secundair, algemeen, technisch, kunst- en beroepsonderwijs). De proeven hebben betrekking op de programma's die gepaard gaan met elk van die examengedeelten en eigen zijn aan de Examencommissie.
B. Het derde examengedeelte omvat vier opgelegde vakken : Frans, wiskunde, natuurwetenschappen (natuurkunde, scheikunde en biologie) en de moderne taal I (Nederlands, Engels of Duits). De programma's die gepaard gaan met die vakken zijn eigen aan de Examencommissie, hebben betrekking op de leerstof van het vierde jaar van het algemeen onderwijs en worden vastgesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid het secundair onderwijs behoort.
Art. 36.§ 1. Voor de kandidaten die de getuigschriften bedoeld in artikel 9, 2°, 3°, 4° en 5° van dit besluit wensen te behalen, omvat het examen vier examengedeelten : A. Het eerste examengedeelte wordt georganiseerd volgens de bepalingen van artikel 17, § 1, A, van het voormelde besluit van 14 september 1989. De proeven hebben betrekking op de leerstof van de programma's die gepaard gaan met dat examengedeelte en eigen zijn aan de Examencommissie. B. Het tweede examengedeelte omvat proeven die betrekking hebben op vakken van een gegroepeerde basiskeuze van het derde jaar van de doorstromings- of kwalificatie-afdeling van het technisch of kunstonderwijs.
C. Het derde examengedeelte omvat de praktische proeven van het derde jaar van de gegroepeerde basiskeuze bedoeld in het bovenvermelde punt B. D. Het vierde examengedeelte omvat proeven die betrekking hebben op de technische vakken van de gegroepeerde basiskeuze van het vierde jaar bedoeld in het bovenvermelde punt B. Voor de proeven met betrekking tot de vakken van de gegroepeerde basiskeuze en de praktische proeven legt de kandidaat het programma voor van een door hem gekozen school met volledig leerplan, georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap. § 2. Op grond van het geheel van het programma van de derde en vierde jaren dat door de kandidaat wordt voorgelegd, bepaalt de voorzitter de leerstof waarover hij zal worden ondervraagd bij de tweede en derde examengedeelten.
Art. 37.§ 1. Voor de kandidaten die het getuigschrift bedoeld in artikel 9, 6°, van dit besluit wensen te behalen, omvat het examen drie examengedeelten : A. Het eerste examengedeelte wordt georganiseerd volgens de bepalingen van artikel 18, § 1, A van het voormelde besluit van 14 september 1989. De proeven hebben betrekking op de leerstof van de programma's die gepaard gaan met dat examengedeelte en eigen zijn aan de Examencommissie. B. Het tweede examengedeelte omvat proeven die betrekking hebben op leervakken van een gegroepeerde basiskeuze van de derde en vierde jaren van het beroepsonderwijs.
C. Het derde examengedeelte omvat de praktische proeven in verband met het voorgelegde programma.
Voor de proeven met betrekking tot de vakken van de gegroepeerde basiskeuze en de praktische proeven legt de kandidaat het programma voor van een door hem gekozen school met volledig leerplan, georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap. § 2. Op grond van het geheel van het programma van de derde en vierde jaren dat door de kandidaat wordt voorgelegd, bepaalt de voorzitter de leerstof waarover hij zal worden ondervraagd bij de tweede en derde examengedeelten.
Art. 38.§ 1. De Examencommissie beraadslaagt na de proeven van elk examengedeelte. § 2. Wanneer het examen over een leerstof een schriftelijk deel en een mondeling deel omvat, wordt het percentage berekend op grond van het geheel van de twee proeven. § 3. Wordt automatisch verdaagd, de kandidaat die niet heeft deelgenomen aan het geheel van de proeven van het examengedeelte. § 4. Na elk examengedeelte wordt toegelaten, de kandidaat die minstens 50 % van het totaal aantal punten toegekend voor het geheel van de vakken van het betrokken examengedeelte en minstens 50 % voor elk vak heeft behaald. § 5. Na elk examengedeelte wordt verdaagd : a) de kandidaat die minder dan 50 % van het totaal aantal punten toegekend voor het geheel van de vakken van het examengedeelte heeft behaald;b) de kandidaat die minder dan 40 % voor één of meer vakken van de eerste en tweede examengedeelten bedoeld in de artikelen 35, 36 en 37, van het derde examengedeelte bedoeld in artikel 35 en van het vierde examengedeelte bedoeld in artikel 36 van dit besluit;c) de kandidaat die minder dan 50 % heeft behaald voor één van de vakken van het derde examengedeelte bedoeld in de artikelen 36 en 37 van dit besluit. § 6. Er wordt een beslissing na beraadslaging getroffen over de kandidaat die minstens 50 % heeft behaald van het totaal aantal punten toegekend voor het geheel van de vakken van het betrokken examengedeelte, en die tussen 40 % en 50 % heeft behaald voor één of meer vakken van het eerste of tweede examengedeelte bedoeld in de artikelen 35, 36 en 37, van het derde examengedeelte bedoeld in artikel 35 en van het vierde examengedeelte bedoeld in artikel 36 van dit besluit. § 7. De kandidaat die na een examengedeelte als toegelaten wordt verklaard, krijgt een deelattest. § 8. Het uitreiken van het getuigschrift van secundair onderwijs van de tweede graad wordt afhankelijk gemaakt van het slagen voor de drie examengedeelten bedoeld in de artikelen 35 en 37 of van de vier examengedeelten bedoeld in artikel 36 van dit besluit, op voorwaarde dat de deelattesten binnen een termijn van hoogstens vijf jaar, vanaf de datum van slagen voor het eerste examengedeelte, werden verworven.
Ingeval die termijn verstreken is, kan de Minister tot wiens bevoegdheid het secundair onderwijs behoort, als antwoord op een met redenen omklede aanvraag van de betrokken kandidaat en bij wijze van uitzonderlijke maatregel, beslissen een afwijking te verlenen voor die tijdsbeperking. Hij deelt de betrokkene de nieuwe toegekende termijn mede alsook de nieuwe voorwaaarden die gepaard gaan met die afwijking. § 9. De verdaagde kandidaat kan vrijstelling van ondervraging genieten voor leervakken waarvoor hij 60 % van de punten heeft behaald, wanneer hij zich opnieuw inschrijft voor het betrokken examengedeelte, op grond van hetzelfde voorgelegde programma. Die vrijstelling kan alleen aan de kandidaat worden verleend die aan alle examens betreffende het betrokken examengedeelte heeft deelgenomen. De vrijstelling die wordt verleend na beraadslaging van de Examencommissie, blijft geldig voor de vier volgende zittijden.
Art. 39.§ 1. De kandidaten voor de getuigschriften bedoeld in artikel 9 van dit besluit, die houder zijn van één of meer deelattesten, verkregen ofwel vóór 31 december 1997, krachtens de bepalingen van artikel 32, § 5 van het voormelde besluit van 14 september 1989, ofwel vóór 30 juni 1999, krachtens de bepalingen van artikel 32, § 8 van dit besluit, bijven het voordeel van dat deelattest genieten gedurende zijn geldigheidsduur vastgesteld in artikel 32, § 9, van dit besluit. § 2. De kandidaten bedoeld in § 1 die één of meer vrijstellingen van ondervraging voor bepaalde leervakken vóór 31 december 1997 hebben gekregen krachtens de bepalingen van artikel 32, § 7 van het voormelde besluit van 14 september 1989, of vóór 31 december 1998, krachtens de bepalingen van artikel 32, § 8, van dit besluit, blijven het voordeel ervan genieten voor de vier volgende zittijden. § 3. De kandidaten bedoeld in de §§ 1 en 2 leggen de proeven af in de overgangsstructuur bedoeld in de artikelen 35, 36, 37 en 38 van dit besluit en kunnen nieuwe deelattesten en/of nieuwe vrijstellingen verkrijgen volgens de nadere regels bedoeld in artikel 38, §§ 7 en 9 van dit besluit.
Art. 40.Vanaf de eerste zittijd van het jaar 1998 kunnen de houders van een getuigschrift van lager secundair onderwijs (algemeen, technisch of kunstonderwijs) : - ofwel het getuigschrift bedoeld in artikel 9, 1° van dit besluit verkrijgen, door het derde examengedeelte bedoeld in artikel 35, B van dit besluit af te leggen; - ofwel het getuigschrift bedoeld in artikel 9, 2°, 3°, 4° en 5° verkrijgen, door het vierde examengedeelte bedoeld in artikel 36, D, van dit besluit af te leggen.
Art. 41.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 14 september 1989 tot vaststelling van de wijze waarop de examens worden afgenomen, van de organisatie en de werking van de Examencommissie van de Franse Gemeenschap voor het secundair onderwijs (eerste afdeling : lager, secundair, algemeen, technisch, kunst- en beroepsonderwijs), zoals het werd gewijzigd bij de besluiten van 23 november 1990, 20 november 1991 en 13 februari 1996, wordt op de datum van 31 december 1997 opgeheven, met uitzondering van de artikelen 16, § 1, 17, § 1, A, 18, § 1, A, die toepasselijk blijven op de kandidaten die het voordeel van de bepalingen bedoeld in de artikel 39 van dit besluit genieten.
Art. 42.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998, met uitzondering van de artikelen 16, 17, 18, 19, en 32, die in werking treden op 1 september 1999.
Art. 43.De Minister tot wiens bevoegdheid het secundair onderwijs behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 31 december 1997.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met Onderwijs, Mevr. L. ONKELINX