gepubliceerd op 18 oktober 1997
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de opleidingsafdelingen en -eenheden van het onderwijs voor sociale promotie van stelsel I ingericht door de onderwijsinrichtingen voor sociale promotie die door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd worden
20 MEI 1997. Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de opleidingsafdelingen en -eenheden van het onderwijs voor sociale promotie van stelsel I ingericht door de onderwijsinrichtingen voor sociale promotie die door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd worden
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wet d.d. 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inz. op de artikelen 12, §§ 3 en 4, 32, § 2, lid 2, en 24, §§ 3, 4, 5 en 6, zoals gewijzigd;
Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap d.d. 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, inz. op de artikelen 17, 136 en 137;
Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap d.d. 18 november 1991 betreffende de pedagogische dossiers van de opleidingsafdelingen en -eenheden in het onderwijs voor sociale promotie van stelsel I, zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap d.d. 26 april 1994;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap d.d. 20 juli 1997 houdende algemene studieregeling in het secundair onderwijs voor sociale promotie van stelsel I, inz. op artikel 6;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap d.d. 20 juli 1993 houdende algemene studieregeling in het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type en van stelsel I, inz. op artikel 6;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap d.d. 20 juli 1993 houdende algemene studieregeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type, inz. op artikel 6;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 mei 1997;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 20 mei 1997;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap d.d. 20 mei 1997;
Op de voordracht van de Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° decreet : het decreet d.d. 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie; 2° het onderwijs voor sociale promotie van stelsel I : het onderwijs voor sociale promotie van stelsel I zoals omschreven in artikel 4 van het decreet d.d. 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie; 3° regelmatig student : de student die voldoet aan de vereisten vastgesteld in artikel 6 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap d.d. 20 juli 1993 houdende algemene studieregeling in het secundair onderwijs, voor sociale promotie van stelsel I of in artikel 6 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap d.d. 20 juli 1993 houdende algemene studieregeling in het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type en van stelsel I; 4° inschrijvingsgeld : het inschrijvingsgeld bedoeld in artikel 12, § 3, van de wet d.d. 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
Art. 2.In het onderwijs voor sociale promotie van stelsel I wordt het bedrag van de werkingstoelage per lestijd van 50 minuten en per regelmatig ingeschreven student vastgelegd zoals volgt : 1° 8 frank voor de cursussen ingedeeld in de volgende categorieën : a) algemene vakken, met uitzondering van die voorbehouden aan de begeleiding;b) technische vakken, met uitzondering : - van technische laboratoriumlessen; - van technische cursussen van industriële aard; - van technische cursussen voorbehouden aan de begeleiding; c) bijzondere cursussen, met uitzondering : - van bijzondere cursussen voor dactylografie; - van bijzondere cursussen voorbehouden aan de begeleiding; d) cursussen van psychologie, opvoedkunde en methodiek;2° 9 frank voor de cursussen ingedeeld in de volgende categorieën : a) technische cursussen van industriële aard;b) technische cursussen en beroepspraktijk met uitzondering van die voorbehouden aan de begeleiding;3° 10 frank voor de cursussen ingedeeld in de volgende categorieën : a) technische laboratoriumlessen;b) beroepspraktijk, met uitzondering : - van cursussen "industriële beroepspraktijk"; - van cursussen "industriële beroepspraktijk" voorbehouden aan de begeleiding; - van cursussen beroepspraktijk verpleegkunde; - van cursussen beroepspraktijk-stages; c) bijzondere cursussen dactylografie;4° 11 frank voor de cursussen ingedeeld in de volgende categorieën : a) cursussen industriële beroepspraktijk;b) cursussen beroepspraktijk verpleegkunde.
Art. 3.Voor de berekening van het bedrag van de in artikel 2 bedoelde toelagen worden de lestijden besteed aan het gedeelte zelfstandigheid bedoeld in artikel 2, § 2, 2° van bovenvermeld besluit, opgenomen in de verschillende cursussen die de opleidingseenheid samenstellen naar rato van de lestijden welke aan elke cursus worden besteed.
Art. 4.De aan de begeleiding van de studenten bestede lestijden geven recht op een werkingstoelage van een forfaitair bedrag van 50 frank per regelmatig student.
Art. 5.De lestijden besteed aan het bijkomend gedeelte, bedoeld in artikel 17 van het decreet, aan de Studieraad bedoeld in artikel 31 van het decreet en aan de stageperiodes die de studenten moeten volbrengen geven geen recht op een werkingstoelage.
Art. 6.§ 1. Voor het schooljaar 1996-1997 worden de regelmatige studenten geteld na het vijfde tiende van de opleidingsduur, in aanmerking genomen voor de berekening van het in de artikelen 2, 3 en 4 vastgestelde bedrag van de werkingstoelagen. § 2. Vanaf het schooljaar 1997-1998 wordt het aantal regelmatige studenten die in overweging wordt genomen voor de berekening van het bedrag van de toelagen, berekend op grond van een gemiddelde waarin worden opgenomen : 1° naar rato van vijftig t.h. het aantal regelmatige studenten geteld na het eerste tiende van de opleidingsduur; 2° naar rato van vijftig t.h. het aantal regelmatige studenten geteld na het vijfde tiende van de opleidingsduur.
Art. 7.Het toekennen van de werkingstoelagen wordt afhankelijk gemaakt van het naleven van de bepalingen vastgesteld in artikel 12, § 5, van de wet d.d. 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
Art. 8.§ 1. Het bedrag van het vastgestelde inschrijvingsrecht bedoel in artikel 12, § 3, van de wet d.d. 29 mei 1959 tot wijziging van de onderwijswetgeving vormt een eerste voorschot op het totaal van de werkingstoelagen verschuldigd voor het geheel van de regelmatige studenten van het onderwijs voor sociale promotie van stelsel I en van stelsel II van het betrokken schooljaar. § 2. Wanneer het voor een inrichting en voor een schooljaar vastgestelde bedrag van het inschrijvingsgeld hoger ligt dan het totaal bedrag van de werkingstoelagen verschuldigd voor datzelfde jaar en berekend voor het onderwijs voor sociale promotie van stelsel I en van stelsel II, wordt het verschil tussen het bedrag van de werkingstoelagen en het bedrag van het vastgestelde inschrijvingsgeld gestort op de Middelenbegroting van de Franse Gemeenschap binnen de dertig kalenderdagen die volgen op de betekening van dit verschil door het betrokken bestuur aan de inrichting.
Wanneer het voor een inrichting en voor een schooljaar vastgestelde bedrag van het inschrijvingsjaar lager ligt dan het totaal bedrag van de werkingstoelagen verschuldigd voor dat zelfde jaar en berekend voor het onderwijs voor sociale promotie van stelsel I en van stelsel II, wordt het verschil tussen het bedrag van het vastgestelde inschrijvingsgeld en het bedrag van de werkingstoelagen gestort aan de betrokken inrichting door de Middelenbegroting van de Franse Gemeenschap vóór 15 december van het eerstvolgende schooljaar.
Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking op 1 september 1996.
Art. 10.De Minister bevoegd voor het onderwijs voor sociale promotie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 20 mei 1997.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE