Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Duitstalige Gemeenschap van 19 oktober 2006
gepubliceerd op 15 december 2006

Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging van verschillende statutaire bepalingen betreffende het personeel van het Ministerie en van bepaalde paragemeenschappelijke inrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2006033106
pub.
15/12/2006
prom.
19/10/2006
ELI
eli/besluit/2006/10/19/2006033106/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 OKTOBER 2006. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging van verschillende statutaire bepalingen betreffende het personeel van het Ministerie en van bepaalde paragemeenschappelijke inrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 54, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1990 en 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een « Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap), inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 1998;

Gelet op het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO'S, inzonderheid op artikel 24, § 1;

Gelet op het decreet van 17 januari 2000 tot oprichting van een Dienst voor arbeidsbemiddeling, inzonderheid op artikel 1;

Gelet op de Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie;

Gelet op het besluit van de Regering van 20 november 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte in het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij het besluit van 7 september 1998;

Gelet op het besluit van de Regering van 20 november 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte in de organismen van openbaar nut van de Duitstalige Gemeenschap;

Gelet op het besluit van de Regering van 27 december 1996 houdende organisatie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 27 april 2000, 18 februari 2002, 18 november 2002, 20 februari 2003, 11 december 2003, 8 december 2004 en 10 maart 2005;

Gelet op het besluit van de Regering van 7 juni 2001 houdende organisatie van de organismen van openbaar nut der Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren ervan, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 20 februari 2003 en 11 december 2003;

Gelet op de Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van de Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG;

Gelet op het protocol nr. S5/2006 van 20 juni 2006 van het Sectorcomité XIX van de Duitstalige Gemeenschap;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 juni 2006;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting en Personeel, gegeven op 26 juni 2006;

Gelet op het advies nr. 41.053/1/V van de Raad van State, gegeven op 7 september 2006 met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting en Personeel;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het besluit van de regering van 20 november 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte in het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap

Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Regering van 20 november 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte in het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, wordt vervangen als volgt : « Artikel 1 - Dit besluit is van toepassing op alle personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap. »

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 2bis - De niet-naleving van de bepalingen van dit besluit heeft voor het betrokken personeelslid ten gevolge dat zijn afwezigheid wegens ziekte ongerechtvaardigd is en dat het voor de duur ervan zijn recht op loon verliest. »

Art. 3.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2 - De eerste dag afwezigheid mag het personeelslid zijn woonplaats of gewone verblijfplaats niet verlaten, tenzij dwingende redenen hem ertoe verplichten.Deze dwingende redenen moeten door het personeelslid worden bewezen.

Als het personeelslid niet van plan is de dag afwezigheid op zijn woonplaats of gewone verblijfplaats door te brengen zoals bepaald in lid 1, deelt het de afdelingschef zijn verblijfplaats mede. » 2° In § 3 wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidend als volgt : « Verblijft het personeelslid tijdens zijn afwezigheid elders dan op zijn wettelijke woonplaats, dan vermeldt het medisch attest de plaats alsmede de duur van het verblijf.Elke verandering van verblijfplaats dient vooraf aan de controleinrichting aangekondigd te worden. 3° Er wordt een § 4 toegevoegd, luidend als volgt : « § 4 - Het personeelslid dat tijdens een afwezigheid meerdere dagen in het buitenland wenst te verblijven, is ertoe verplicht ten minste 7 dagen vóór het gepland vertrek een controleonderzoek bij de controleinrichting aan te vragen, tenzij dwingende redenen zo'n verblijf op korte termijn noodzakelijk maken.»

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 3bis - § 1 - De Secretaris-generaal kan, hetzij op eigen initiatief, hetzij op de voordracht van de controleinrichting, van de ambtenaar-controleur of van de afdelingschef een personeelslid onder spontane controle plaatsen.

De desbetreffende met redenen omklede beslissing wordt het betrokken personeelslid per aangetekende brief betekend. § 2 - Behoudens overmacht is het personeelslid dat met toepassing van § 1 onder spontane controle wordt geplaatst, de eerste dag afwezigheid ertoe verplicht zich vóór 10 uur bij de controleinrichting telefonisch te melden.

Dit stelt het personeelslid niet vrij van de hem met toepassing van artikel 3 opgelegde verplichtingen. § 3 - De controleinrichting kan de Secretaris-generaal op eigen initiatief of op verzoek van het personeelslid voorstellen de met toepassing van § 1 uitgesproken maatregel op te heffen. » Artikel 5 - In artikel 4 van hetzelfde besluit wordt een lid 2 toegevoegd, luidend als volgt : « Dit medisch attest moet ten laatste de dag vóór de in het medisch attest vermelde hervatting van de dienst bij de controleinrichting worden ingediend. »

Art. 5.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Artikel 6 - Het personeelslid mag een controleonderzoek niet weigeren dat wordt uitgevoerd om de gegrondheid van de afwezigheid wegens ziekte na te gaan. »

Art. 6.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° § 1, lid 1, wordt vervangen als volgt : « Bij afwezigheden kan de ambtenaar-controleur of de afdelingschef bij de controleinrichting erom verzoeken dat het personeelslid op zijn woonplaats of op zijn gewone verblijfplaats wordt onderzocht.De controleinrichting kan ook op eigen initiatief beslissen een controlearts op de woonplaats of gewone verblijfplaats van het personeelslid te sturen. » 2° § 1, lid 3, wordt vervangen als volgt : « Voorzover het personeelslid krachtens het formulier bedoeld in artikel 3, § 3, het recht niet had om uit te gaan en indien de arts van de inrichting, bij een controleonderzoek, het personeelslid op zijn woonplaats of op zijn gewone verblijfplaats niet vindt, wordt de afwezigheid wegens ziekte geacht ongerechtvaardigd te zijn en moet het personeelslid ook alle ter zake ontstane kosten dragen, tenzij het bij de bevoegde ambtenaar-controleur zijn afwezigheid door dwingende redenen kan rechtvaardigen.» 3° § 3, lid 1, wordt vervangen als volgt : « Is de controlearts na het onderzoek van oordeel dat de afwezigheid wegens ziekte gerechtvaardigd is, deelt hij dit onverwijld mede aan het personeelslid door middel van een formulier dat het personeelslid voor ontvangst ondertekent.» 4° § 4, lid 1, wordt vervangen als volgt : « Is de controlearts van oordeel dat het personeelslid in staat is om de arbeid of de dienst vol- of halftijds te hervatten, deelt hij dit onverwijld mede aan het personeelslid door middel van een formulier dat het personeelslid voor ontvangst ondertekent en, indien het personeelslid het met deze beslissing niet eens is, verwittigt onmiddellijk de behandelende arts ten einde binnen de 24 uren tot een gemeenschappelijke beslissing te komen.De behandelende arts kan door een collega worden vertegenwoordigd. Plegen de artsen tijdens deze periode geen overleg, dan wordt de beslissing van de controlearts geacht definitief te zijn en mag niet meer betwist worden. Het overleg schorst de beslissing van de controlearts op totdat een definitieve beslissing wordt genomen. » 5° § 4, lid 2, wordt vervangen als volgt : « Bereiken beide artsen geen gemeenschappelijke beslissing, wijst de inrichting in onderlinge overeenstemming met de behandelende arts een geneesheer-deskundige aan die binnen 24 uur de definitieve beslissing neemt en deze onverwijld het personeelslid meedeelt door middel van een formulier dat het personeelslid voor ontvangst ondertekent.Binnen 24 uur deelt de geneesheer-deskundige deze beslissing eveneens aan de ambtenaar-controleur mede die de betrokken afdelingschef verwittigt.

Gaat het om een hervatting van de arbeid of van de dienst, wordt de afwezigheid van het personeelslid wegens ziekte vanaf de volgende werkdag als ongerechtvaardigd beschouwd. Vóór de aanwijzing van de geneesheer-deskundige geeft de behandelende arts aan de patiënt de mogelijkheid om zich te verantwoorden. » 6° Er wordt een § 5 ingevoegd, luidend als volgt : « § 5 - Indien de controlearts op het ogenblik van zijn onderzoek vaststelt dat er nog geen medisch attest werd opgesteld, beslist hij alleen over de gegrondheid van de afwezigheid wegens ziekte.» 7° Er wordt een § 6 toegevoegd, luidend als volgt : « § 6 - Is de controlearts, bij een afwezigheid van één dag, van oordeel dat het personeelslid in staat is om de arbeid of de dienst te hervatten, dan hervat het personeelslid onmiddellijk de arbeid of de dienst.Als dat binnen hetzelfde kalenderjaar nog eens geschiedt, dan geldt de afwezigheid als ongerechtvaardigd en verliest het personeelslid voor deze dag zijn recht op loon; het hoeft deze dag de arbeid of de dienst niet te hervatten.

Is de controlearts, bij een afwezigheid van meerdere dagen, van oordeel dat het personeelslid in staat is om de arbeid of de dienst te hervatten, dan geldt de afwezigheid van het personeelslid wegens ziekte vanaf de volgende werkdag als ongerechtvaardigd en verliest het personeelslid voor de duur van de ongerechtvaardigde afwezigheid zijn recht op loon. »

Art. 7.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Artikel 8 - Een controleonderzoek mag uitsluitend tussen 8 en 20 uur plaatsvinden. » HOOFDSTUK II. - Wijziging van het besluit van de regering van 20 november 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte in de organismen van openbaar nut van de Duitstalige Gemeenschap

Art. 8.Artikel 2 van het besluit van de Regering van 20 november 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte in de organismen van openbaar nut van de Duitstalige Gemeenschap wordt vervangen als volgt : « Artikel 2 - De voorschriften van het besluit van de Regering van 20 november 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte in het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap zijn mutatis mutandis van toepassing op alle personeelsleden van de organismen van openbaar nut van de Duitstalige Gemeenschap, desgevallend met inachtneming van de toekomstige wijzigingen. » HOOFDSTUK III. - Wijziging van het besluit van de regering van 27 december 1996 houdende organisatie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren

Art. 9.Artikel 3 van het besluit van de Regering van 27 december 1996 houdende organisatie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren wordt gewijzigd als volgt : 1° § 2, lid 1, 1°, wordt vervangen als volgt : « 1° Belg zijn indien de uit te oefenen betrekking een rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming aan de uitoefening van openbaar gezag inhoudt die werkzaamheden met zich brengt die strekken tot bescherming van de algemene belangen van de Staat, de Gemeenschap of het Gewest ofwel, in de overige gevallen, Belg zijn of burger of familielid van een burger van een staat van de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Confederatie in de zin van lid 3;» 2° in § 2, lid 2, wordt de passus « de Sociaal-Medische Rijksdienst of » geschrapt.3° de volgende leden 3, 4 en 5 worden toegevoegd : « In de zin van lid 1, 1°, dient onder « familielid » te worden verstaan : a) de echtgenoot;b) de partner met wie de in lid 1, 1°, vermelde burger samenwoont in de zin van de artikelen 1475 en volgende van het Burgerlijk Wetboek;c) de rechtstreekse bloedverwanten in neergaande lijn van de in lid 1, 1°, vermelde burger alsmede die van zijn echtgenoot of partner in de zin van b) die jonger zijn dan éénentwintig jaar of te hunnen laste zijn;d) de rechtstreekse bloedverwanten in opgaande lijn van de in lid 1, 1°, vermelde burger alsmede die van zijn echtgenoot of partner in de zin van b) die te hunnen laste zijn; Het familielid levert het bewijs dat het aan één der voorafgaande voorwaarden voldoet.

De in lid 3 opgenomen definities dienen tot de omzetting van de Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, en zijn in deze zin te verstaan. »

Art. 10.In artikel 12, lid 1, 1° en 2°, 14, leden 1 en 2, 15, §§ 1, 2 en 3, 16, lid 1, 19, §§ 1 en 2, 62, lid 2 en 63, lid 2, van hetzelfde besluit worden de begrippen « de Vaste Wervingssecretaris » en « het Vast Wervingssecretariaat » vervangen door « de Afgevaardigd Bestuurder van Selor ».

Art. 11.Artikel 14, lid 3, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De secretaris-generaal beslist na overleg met de directieraad of een wervingsreserve al dan niet moet worden aangelegd en, in voorkomend geval, bepaalt de geldigheidsduur ervan. Deze kan slechts één keer volgens dezelfde procedure worden verlengd. De geslaagden die gerangschikt werden, worden op de hoogte gebracht van de verlenging. »

Art. 12.Artikel 123 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Artikel 123 - De wedde van de vrouwelijke ambtenaar in moederschapsverlof dekt vijftien weken en zeventien of negentien weken in geval van de geboorte van een meerling, voor zover de in artikel 125, lid 3, bepaalde aanvraag werd ingediend. »

Art. 13.In artikel 124 van hetzelfde besluit worden de woorden « zes » en « acht » vervangen door « vijf » resp. « zeven ».

Art. 14.Artikel 125 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Artikel 125 - Het personeelslid mag geen arbeid verrichten vanaf de zevende dag die de vermoedelijke datum van de bevalling voorafgaat tot het verstrijken van een periode van negen weken die begint te lopen op de dag van de bevalling.

De arbeidsonderbreking wordt na de negende week verlengd met een periode waarvan de duur gelijk is aan de duur van de periode waarin zij bleef werken vanaf de zesde week vóór de werkelijke datum van de bevalling of vanaf de achtste week wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht. Deze periode wordt, bij een vroeggeboorte, met de dagen verminderd waarop arbeid verricht werd tijdens de periode van zeven dagen die de bevalling voorafgaat.

Bij de geboorte van een meerling wordt, op verzoek van het personeelslid en overeenkomstig de bepalingen van het voorafgaande lid, de periode van arbeidsonderbreking van negen weken na de bevalling verlengd met maximaal twee bijkomende weken. »

Art. 15.In hetzelfde besluit wordt een artikel 125.1 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 125.1 - Wordt de pasgeborene langer dan zeven dagen na zijn geboorte gehospitaliseerd, kan het personeelslid na het postanaal moederschapsverlof te hebben opgebruikt een verlenging van de arbeidsonderbreking aanvragen die gelijk is aan het aantal dagen dat de pasgeborene vanaf de zevende dag na de geboorte in het ziekenhuis moet verblijven. Het moederschapsverlof mag maximaal met 24 weken worden verlengd.

Het personeelslid dat van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, geeft de Secretaris-generaal de volgende documenten af : 1° na afloop van het postnataal moederschapsverlof een attest van de ziekenhuisinrichting waarop de geboortedatum van het kind en de precieze duur van zijn ziekenhuisverblijf staan vermeld;2° desgevallend, na afloop van de periode gedekt door het eerste attest, een nieuw attest uitgeleverd door de ziekenhuisinrichting waaruit blijkt dat de pasgeborene het ziekenhuis nog niet heeft verlaten en waarop de duur van het ziekenhuisverblijf staat vermeld.»

Art. 16.In artikel 126, lid 1, van hetzelfde besluit worden de woorden « zes » en acht » vervangen door « vijf » resp. « zeven ».

Art. 17.In hetzelfde besluit wordt een artikel 132.1 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 132.1 - De bepalingen van deze onderafdeling dienen tot omzetting van de Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie. »

Art. 18.In hetzelfde besluit wordt een artikel 136.1 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 136.1 - De bepalingen van deze onderafdeling dienen tot omzetting van de Richtlijn 96/34/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof. »

Art. 19.In artikel 156 van hetzelfde besluit wordt lid 2 vervangen als volgt : « Per 10 jaar dienstactiviteit mogen de perioden waar het personeelslid wegens ziekte zijn dienst halftijds mag uitoefenen, 90 kalenderdagen in totaal niet overschrijden. Deze periode van 10 jaar begint te lopen de eerste dag waar het personeelslid wegens ziekte zijn dienst halftijds uitoefent. »

Art. 20.Artikel 161 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Artikel 161 - De Minister bevoegd inzake Personeel bepaalt de gevallen waar de kosten van een opleiding of voortgezette opleiding door de Duitstalige Gemeenschap worden gedragen. »

Art. 21.In de bijlage I bij hetzelfde besluit wordt in niveau I : 1° de lijn « Leidend informaticus................................................

I.C » vervangen door « Informaticus-hoofd van dienst......................................... I.C » 2° na de in 1° opgenomen lijn de volgende lijn ingevoegd : « Burgerlijk ingenieur-hoofd van dienst................................ I.C » 3° de lijn « Eerste informaticus................................................I.D » vervangen door « Leidend informaticus..............................................I.D »

Art. 22.In de bijlage III bij hetzelfde besluit wordt in niveau I : 1° de lijn « Leidend informaticus................................................

I/9 » vervangen door « Informaticus-hoofd van dienst......................................... I/9 » 2° na de in 1° opgenomen lijn de volgende lijn ingevoegd : « Burgerlijk ingenieur-hoofd van dienst................................ I/9 » 3° de lijn « Eerste informaticus................................................I/7 » vervangen door « Leidend informaticus.................................................I/7 »

Art. 23.In hetzelfde besluit wordt een bijlage VI toegevoegd : « Bijlage VI. - Omzettingslijst vanaf 1 januari 2006.

Vroegere graadNieuwe graad Leidend informaticus Informaticus-hoofd van dienst Eerste informaticus Leidend informaticus HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het besluit van de regering van 7 juni 2001 houdende organisatie van de organismen van openbaar nut der Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren ervan

Art. 24.Artikel 15.2 van het besluit van de Regering van 7 juni 2001 houdende organisatie van de organismen van openbaar nut der Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren ervan wordt vervangen als volgt : « Artikel 15.2 - In de artikelen 89, 91, 104, 117, lid 2, 120, § 2, 125.1, 126, 132, 154, 155, 168, lid 1, 169, 171, 172 en 217 van bovenvermeld besluit van 27 december 1996 dient onder « secretaris-generaal » « afgevaardigde directeur » te worden verstaan.

Art. 25.In hetzelfde besluit wordt een artikel 15.9.1 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 15.9.1 - Artikel 161 van bovenvermeld besluit luidt als volgt : De Raad van beheer bepaalt de gevallen waar de kosten van een opleiding of voortgezette opleiding door de Duitstalige Gemeenschap worden gedragen. » HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 26.De artikelen 22, 23 en 24 hebben uitwerking op 1 januari 2006.

De artikelen 1 tot en met 9 treden in werking op 1 januari 2007.

Art. 27.De Minister-President, bevoegd inzake Begroting en Personeel, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 19 oktober 2006.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ

^