Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Duitstalige Gemeenschap van 23 december 2004
gepubliceerd op 11 mei 2005

Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 21 december 2000 houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden aan beambten van het ministerie van de Duitstalige Gemeenschap

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2005033031
pub.
11/05/2005
prom.
23/12/2004
ELI
eli/besluit/2004/12/23/2005033031/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 DECEMBER 2004. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 21 december 2000 houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden aan beambten van het ministerie van de Duitstalige Gemeenschap


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 30 december 1993, 16 december 1996, 18 december 1998, 4 mei 1999, 6 mei 1999, 25 mei 1999, 22 december 2000, 7 januari 2002, 24 december 2002, 5 mei 2003 en 3 juli 2003;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 69 en op artikel 86, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 8 augustus 1988 en 16 juli 1993;

Gelet op de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, gewijzigd bij de wetten van 21 maart 1991 en 16 juli 1993;

Gelet op het besluit van de Regering van 26 maart 1997 tot organisatie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap in afdelingen, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 25 januari 2000 en 27 mei 2004;

Gelet op het besluit van 21 december 2000 houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden aan beambten van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij het besluit van 25 oktober 2002;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 december 2004;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting en Personeel, gegeven op 23 december 2004;

Op de voordracht van de Minister-President, Minister van Lokale Besturen, van de Vice-Minister-President, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, van de Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, alsmede van de Minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport;

Na beraadslaging, Besluit : Delegatie van ondertekening

Artikel 1.In hoofdstuk I van het besluit van 21 december 2000 houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden aan beambten van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, waarvan het artikel 3 artikel 3.1. wordt, wordt een artikel 3.2. ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 3.2. - Delegatie van ondertekening In de uitvoering van ministeriële beslissingen kan het bevoegde afdelingshoofd, overeenkomstig de aanwijzingen van de bevoegde minister, mededelingen aan de betrokkenen namens de minister ondertekenen. » Specifieke uitgaven

Art. 2.In artikel 5 van het besluit van 21 december 2000 houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden aan beambten van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij het besluit van 25 oktober 2002, wordt het bedrag « euro 2.500 » vervangen door « euro 10.000 ».

Toekenning van toelagen

Art. 3.In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 25 oktober 2002, wordt het bedrag « euro 2.500 » vervangen door « euro 5.000 ».

Delegaties inzake gezondheid, gezin en sociale aangelegenheden

Art. 4.Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 12.1. - § 1 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de toekenning en de uitbetaling van de toelagen en bijzondere terugbetalingen in het kader van het besluit van de Regering van 2 maart 2001 betreffende de erkenning en de subsidiëring van rechtspersonen die voor de residentiële en ambulante begeleiding van jongeren zorgen. § 2 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de toekenning en de uitbetaling van de onderhoudstoelagen en van de bijzondere vergoedingen in het kader van het besluit van de Regering van 9 januari 1998 betreffende de erkenning, de vastlegging van de onderhoudstoelage en van de bijzondere vergoedingen toegekend aan natuurlijke personen voor de begeleiding van geplaatste jongeren. § 3 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de terugbetaling van de kosten aangegaan voor het herbergen van jongeren buiten het Duitstalige gebied in het kader van het decreet van 20 maart 1995 over jeugdbijstand. § 4 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de toekenning en de uitbetaling van de toelagen en bijzondere terugbetalingen in het kader van het besluit van de Regering van 20 december 1995 houdende erkenning en subsidiëring van personen en inrichtingen die jongeren begeleiden en bijstaan op grond van het decreet over jeugdbijstand. § 5 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de toekenning en de uitbetaling van de toelagen in het kader van het besluit van de Regering van 19 april 1995 tot bevordering van de bejaardenverenigingen in de Duitstalige Gemeenschap. § 6 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de toekenning en de uitbetaling van de toelagen aan jeugdorganisaties en vakantiekampen. § 7 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de toekenning en de uitbetaling van de toelagen in het kader van de omzendbrief van 15 juni 2004 betreffende de schrijnende sociale gevallen. § 8 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de toekenning en de uitbetaling van de toelagen in het kader van het besluit van de Regering van 14 januari 1999 houdende vaststelling van de criteria voor de verdeling van het bijzonder fonds voor maatschappelijk welzijn onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de Duitstalige Gemeenschap. » Delegaties in culturele aangelegenheden

Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 12.2. ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 12.2. - Delegaties in culturele aangelegenheden § 1 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de toekenning en de uitbetaling van de toelagen die met het oog op de culturele bevordering moeten worden gegeven voor optreden voor orde alsmede voor reizen in het buitenland van de geklasseerde verenigingen voor amateurkunst en kamermuziekensembles, desgevallend met toepassing van de desbetreffende voorschriften. § 2 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de erkenning van de vakantiewoningen met toepassing van het decreet van 23 november 1992, inzonderheid van artikel 2. § 3 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om in het kader van het door de bevoegde minister vastgelegd aantal over de subsidieerbaarheid en de aanneembare dienstjaren van de door de organisaties voorgestelde kandidaten te beslissen met toepassing van het besluit van de Executieve van 6 juli 1992 tot uitvoering van het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende musea, creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties en jeugdcentra. § 4 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de toekenning en de uitbetaling van de toelagen voor de deelneming aan voortgezette opleidingen in de sector « volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen » alsmede in de sector « jeugd », desgevallend met toepassing van de desbetreffende voorschriften. » Delegaties inzake onderwijs

Art. 6.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt artikel 13.1.

In hetzelfde besluit worden de artikelen 13.2 tot 13.8 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 13.2. - Aanwijzingen in het gemeenschapsonderwijs § 1 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de tijdelijke aanwijzing van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch, psychologisch en sociaal personeel, zoals bedoeld in artikel 26 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen. § 2 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de tijdelijke aanwijzing bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke protestantse en Iraëlite godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap. § 3 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de tijdelijke aanwijzing bedoeld in artikel 21, lid 1, van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra.

Artikel 13.3. - Toelating tot de stage in het gemeenschapsonderwijs § 1 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de toelating tot de stage van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch, psychologisch en sociaal personeel, zoals bedoeld in artikel 41, lid 1, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen. § 2 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de toelating tot de stage bedoeld in artikel 20 van het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 houdende het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs. § 3 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de toelating tot de stage bedoeld in artikel 15 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke protestantse en Iraëlite godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap. § 4 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de toelating tot de stage bedoeld in artikel 32, lid 1, van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra.

Artikel 13.4. - Mutaties in het gemeenschapsonderwijs Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de mutatie bedoeld in de artikelen 8, 17 en 26 van het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 27 februari 1991 tot vaststelling van de voorrangsregels en van de modaliteiten inzake de mutaties van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van de onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.

Artikel 13.5 - Afwijkingen inzake nationaliteit § 1 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de afwijking inzake nationaliteit bedoeld in de artikelen 18, 1°, 33, lid 1, 1°, 101, lid 1, 1°, 102, lid 1, 1°, 108, 1°, en 109, 1°, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen. § 2 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de afwijking inzake nationaliteit bedoeld in artikel 12, 1°, van het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 houdende het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs. § 3 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de afwijking inzake nationaliteit bedoeld in de artikelen 4, lid 1, 1°, en 12, 1°, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke protestantse en Iraëlite godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap. § 4 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de afwijking inzake nationaliteit bedoeld in de artikelen 14, 1°, en 27, 1°, van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra. § 5 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de afwijking inzake nationaliteit bedoeld in de artikelen 33, lid 1, 1°, en 49, § 1, 1°, van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-Centrum. § 6 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de afwijking inzake nationaliteit bedoeld in de artikelen 20, § 1, 1°, en 37, lid 1, 1°, van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra.

Artikel 13.6 - Afwijkingen inzake diploma § 1 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de afwijking inzake diploma bedoeld in artikel 20, leden 1, 2 en 3, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen. § 2 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de afwijking inzake diploma bedoeld in artikel 5, lid 1, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke protestantse en Iraëlite godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap. § 3 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de vergunning bedoeld in artikel 6, § 1, 1°, c), van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar. § 4 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de vergunning bedoeld in artikel 6, § 1, 1°, c), van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie. § 5 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de vergunning bedoeld in artikel 6, § 1, 3°, van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs.

Artikel 13.7. - Afwijking inzake taal Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om te beslissen over de afwijking inzake taal toegestaan krachtens artikel 25, § 1, van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs.

Artikel 13.8 - Goedkeuring van verloven, afwezigheden en terbeschikkingstellingen § 1 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om, in het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap, desgevallend over de toekenning van één der volgende verloven te beslissen : 1° de verloven vermeld in artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;2° de verloven vermeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;3° de verloven vermeld in artikel 40 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke protestantse en Iraëlite godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap;4° de verloven vermeld in de artikelen 169 en 170 van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra;5° de verloven vermeld in de artikelen 13bis en 29bis van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;6° het verlof vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 november 1986 betreffende het verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij toegekend aan sommige tijdelijk aangestelde personeelsleden van rijksonderwijsinrichtingen;7° het verlof vermeld in artikel 8bis van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;8° het verlof vermeld in artikel 2 van het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 13 maart 1991 betreffende het ouderschapsverlof en het verlof om dringende familiale redenen die aan bepaalde vastbenoemde personeelsleden en stagiairs van de inrichtingen van het gemeenschapsonderwijs toegekend worden;9° het verlof vermeld in artikel 2 van het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 13 maart 1991 betreffende het ouderschapsverlof en het verlof om dringende familiale redenen die aan bepaalde tijdelijke personeelsleden van de inrichtingen van het gemeenschapsonderwijs toegekend worden;10° de verloven vermeld in de artikelen 2 en 3 van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 23 november 1994 betreffende het ouderschapsverlof en het verlof om dringende familiale redenen die aan de personeelsleden toegekend worden op wie de bepalingen van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke en protestantse godsdienst der inrichtingen voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat toepasselijk zijn;11° de verloven vermeld in de artikelen 3 en 4 van het besluit van de Executieve van 5 juni 1991 betreffende het ouderschapsverlof en het verlof om dringende familiale redenen die aan bepaalde personeelsleden van de door het gemeenschapsonderwijs georganiseerde PMS-centra toegekend worden;12° het verlof vermeld in de artikelen 2, § 1, 3, § 1 en 4, § 1 van het besluit van de Regering van 21 december 2000 betreffende het politiek verlof voor de personeelsleden in het onderwijs en houdende aanpassing van de bezoldigingsregeling;13° het verlof vermeld in artikel 1 van de wet van 29 maart 1965 betreffende de terbeschikkingstelling van leden van het onderwijzend personeel ten behoeve van jeugdorganisaties;14° het verlof vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 4 september 1989 betreffende verloven voor verminderde prestaties toegestaan aan de personeelsleden van het rijksonderwijs en van de psycho-medisch-sociale centra van het Rijk die de leeftijd van vijftig jaar hebben bereikt of die ten minste twee kinderen hebben die de leeftijd van veertien jaar niet hebben overschreden en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die aan de pensionering voorafgaat;15° het verlof vermeld in artikel 5 van het decreet van 30 juni 2003 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs 2003. § 2 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om, in het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap, desgevallend over de toekenning van één der volgende terbeschikkingstellingen te beslissen : 1° de terbeschikkingstellingen vermeld in artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;2° de terbeschikkingstellingen vermeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;3° de terbeschikkingstellingen vermeld in artikel 45 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke protestantse en Iraëlite godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap;4° de terbeschikkingstellingen vermeld in artikel 174 van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra;5° de terbeschikkingstelling vermeld in de artikelen 8, § 1, lid 1, en 10, § 1, lid 1 van het koninklijk besluit nr.297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra. § 3 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om, in het gemeenschapsonderwijs, desgevallend over de toekenning van één der volgende op non-activiteitstellingen te beslissen : 1° de afwezigheden vermeld in artikel 161, a) en d), van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;2° de afwezigheden vermeld in artikel 4, a) en c), van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;3° de afwezigheid vermeld in artikel 42, a), van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke protestantse en Iraëlite godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap;4° de afwezigheid vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 november 1976 betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen. § 4 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om, in het gesubsidieerd onderwijs over de goedkeuringen van verloven te beslissen : 1° de goedkeuring vermeld in de artikelen 74, lid 3, en artikel 77, § 1, lid 2, van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-Centrum;2° de goedkeuring vermeld in de artikelen 72, § 2, lid 2, en 75, § 1, lid 2, van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra;3° de goedkeuring vermeld in de artikelen 2, lid 2, en 5, lid 2, van het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 24 maart 1993 betreffende het ouderschapsverlof en het verlof om dringende familiale redenen die aan bepaalde vastbenoemde personeelsleden van de gesubsidieerde onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap toegekend worden;4° de goedkeuring vermeld in de artikelen 2, lid 2, en 5, van het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 24 maart 1993 betreffende het ouderschapsverlof en het verlof om dringende familiale redenen die aan bepaalde tijdelijk aangestelde personeelsleden van de gesubsidieerde onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap toegekend worden;5° de goedkeuring vermeld in de artikelen 3, lid 2, 4, lid 2, en 7, lid 2, van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 1 september 1993 betreffende het ouderschapsverlof en het verlof om dringende familiale redenen die aan gesubsidieerde personeelsleden van de gesubsidieerde PMS-centra van de Duitstalige Gemeenschap toegekend worden;6° de goedkeuring vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het verlof om de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs toe te laten een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet;7° de goedkeuring vermeld in artikel 2 van het besluit van de Executieve van 23 augustus 1989 betreffende verloven voor verminderde prestaties toegestaan aan de leden van het personeel van het gesubsidieerde onderwijs en van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra die de leeftijd van vijftig jaar hebben bereikt of die tenminste twee kinderen ten laste hebben die de leeftijd van veertien jaar niet hebben overschreden en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die de oppensioenstelling voorafgaat;8° de goedkeuring vermeld in artikel 6, § 1, lid 1, § 2, lid 1, § 3, lid 1, en § 4, lid 1, van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 9 november 1994 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra;9° de goedkeuring vermeld in artikel 2, lid 2, van het koninklijk besluit van 21 oktober 1985 betreffende het verlof wegens opdracht en de terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht van de gesubsidieerde personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra;10° de goedkeuring vermeld in artikel 2, lid 2, van het koninklijk besluit van 13 september 1983 betreffende het verlof voor opdrachten in het belang van het onderwijs en de terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht van de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs. § 5 - Delegatie wordt toegekend aan het bevoegde afdelingshoofd om, in het gesubsidieerd onderwijs over de goedkeuringen van terbeschikkingstellingen te beslissen : 1° de goedkeuring vermeld in artikel 76, § 1, van decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra;2° de goedkeuring vermeld in artikel 78, § 1, van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-Centrum;3° de goedkeuring vermeld in de artikelen 8, § 1, lid 1, en 10, § 1, lid 1 van het koninklijk besluit nr.297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra; 4° de goedkeuring vermeld in artikel 2, lid 2, van het koninklijk besluit van 21 oktober 1985 betreffende het verlof wegens opdracht en de terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht van de gesubsidieerde personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra;5° de goedkeuring vermeld in artikel 2, lid 2, van het koninklijk besluit van 13 september 1983 betreffende het verlof voor opdrachten in het belang van het onderwijs en de terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht van de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs.» Delegaties inzake opleiding en tewerkstelling

Art. 7.Artikel 14, § 2, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Delegaties inzake infrastructuur van de Duitstalige Gemeenschap

Art. 8.Artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 25 oktober 2002, wordt gewijzigd als volgt : - § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling « § 1 - Volgende delegaties gelden voor het diensthoofd van de « Dienst Infrastructuur » bij de Algemene Diensten van het Ministerie, wat de infrastructuur van de Duitstalige Gemeenschap betreft. » - in § 2 wordt het bedrag « euro 5.000 » vervangen door « euro 30.000 ».

Delegaties inzake toelagen voor de infrastructuur

Art. 9.Artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 25 oktober 2002, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 16 - Delegatie wordt toegekend aan het diensthoofd van de « Dienst Infrastructuur » bij de Algemene Diensten van het Ministerie om te beslissen over de toekenning van toelagen ten belope van « euro 30.000 » in het kader van de niet-gesplitste kredieten, met inbegrip van de vaststelling, goedkeuring en ordonnancering van deze uitgaven, voorzover het gaat om gebonden beslissingen. » Inwerkingtreding

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2005.

Uitvoering

Art. 11.De Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 23 december 2004.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Vice-Minister-President, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, B. GENTGES De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, O. PAASCH De Minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport, Mevr. I. WEYKMANS

^