gepubliceerd op 21 april 2005
Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging van verschillende statutaire bepalingen betreffende het personeel van het Ministerie en van de Paragemeenschappelijke inrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap
9 DECEMBER 2004. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging van verschillende statutaire bepalingen betreffende het personeel van het Ministerie en van de Paragemeenschappelijke inrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1;
Gelet op de wet van 18 februari 1977 houdende de bepalingen betreffende de openbare Radio- en Televisiedienst, inzonderheid op artikel 7, § 5;
Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 54, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1990 en 16 juli 1993;
Gelet op het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de decreten van 19 februari 1990, 16 oktober 1995, 26 april 1999 en bij het programmadecreet van 23 oktober 2000;
Gelet op het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een « Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap), inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 1998;
Gelet op het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'S, inzonderheid op artikel 24, § 1, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2000;
Gelet op het decreet van 17 januari 2000 tot oprichting van een Dienst voor arbeidsbemiddeling, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 28 december 1994 houdende reglement van het contractueel personeel van de beroepsopleiding van de gemeenschappelijke en gewestelijke dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling (FOREm/GRABA);
Gelet op het besluit van de Regering van 27 december 1996 houdende organisatie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 27 april 2000, 18 februari 2002, 18 november 2002, 20 februari 2003 en 11 december 2003;
Gelet op het besluit van de Regering van 10 maart 1999 tot vastlegging van het administratief en geldelijk statuut van het personeel van het « Belgisches Rundfunk- und Fernsehzentrum der Deutschsprachigen Gemeinschaft » (Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap);
Gelet op het besluit van de Regering van 17 juli 2003 tot bepaling van de rechtspositie van het contractueel personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en van bepaalde organismen van openbaar nut;
Gelet op het protocol nr. S4/2004 van 28 mei 2004 van het Sectorcomité XIX van de Duitstalige Gemeenschap;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 juni 2004;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting en Personeel, gegeven op 10 juni 2004;
Gelet op de beraadslaging van de Regering betreffende de aanvraag aan de Raad van State om binnen een termijn van ten hoogste één maand een advies uit te brengen;
Gelet op het advies nr. 37.533/1/V, gegeven op 27 juli 2004 door de Raad van State met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting en Personeel;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het besluit van de regering van 27 december 1996 houdende organisatie van het Ministerie van de duitstalige gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren
Artikel 1.Artikel 71, lid 7, van het besluit van de Regering van 27 december 1996 houdende organisatie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren wordt opgeheven.
Art. 2.In de tabel van artikel 109 van hetzelfde besluit wordt de lijn « Overlijden van een verwant in de tweede graad, niet onder hetzelfde dak wonend als de ambtenaar .......... 1 » vervangen door « Overlijden van een verwant in de tweede of derde graad, niet onder hetzelfde dak wonend als de ambtenaar ».
Art. 3.Artikel 110 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : «
Artikel 110.Een ambtenaar die bloed of plasma geeft, krijgt verlof de dag zelf of de dag nadien. Het maximaal aantal verlofdagen beloopt 4 dagen per jaar in totaal ».
Art. 4.In Artikel 136, lid 1, van hetzelfde besluit wordt de passus « de leeftijd van 10 jaar » vervangen door « de leeftijd van 18 jaar ». HOOFDSTUK II. - Wijziging van het besluit van de Regering van 10 maart 1999 tot vastlegging van het administratief en geldelijk statuut van het personeel van het « Belgisches Rundfunk- und Fernsehzentrum der Deutschsprachigen Gemeinschaft » (Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap)
Art. 5.Artikel 103 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : «
Artikel 103.Behalve het jaarlijks vakantieverlof heeft de ambtenaar recht op omstandigheidsverloven overeenkomstig de volgende tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 103.1 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 103.1. Een ambtenaar die bloed of plasma geeft, krijgt bezoldigd verlof de dag zelf of de dag nadien. Het maximaal aantal verlofdagen beloopt 4 dagen per jaar in totaal »
Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 103.2 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 103.2. Een ambtenaar die beenmerg afstaat, krijgt 4 dagen bezoldigd verlof vanaf de dag waarop het beenmerg wordt afgenomen. »
Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een artikel 103.3 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 103.3. De ambtenaar heeft recht op bezoldigd verlof voor de duur van zijn verplichting als gezworene.
Indien een ambtenaar vóór een rechtbank als getuige moet optreden of persoonlijk aanwezig moet zijn, krijgt hij bezoldigd verlof voor de noodzakelijke en bewijsbare duur.
De ambtenaar die lid van een stembureau is, krijgt een bezoldigd verlofdag op de eerste werkdag volgend op de verkiezing. »
Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 103.4 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 103.4. De ambtenaar heeft recht op vijf bezoldigde verlofdagen per jaar om een ziek gezinslid of de persoon met wie hij samenleeft te verzorgen.
De reden van het verlof wordt met een dokterattest gestaafd. »
Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 103.5 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 103.5. § 1. De ambtenaar heeft op eigen verzoek recht op bezoldigd verlof als hij een kind beneden de 10 jaar opneemt met het oog op adoptie of pleegvoogdij.
Het verlof bedraagt hoogstens vier of zes weken naargelang het opgenomen kind de leeftijd van drie jaar al dan niet heeft bereikt. § 2. De proeftijd wordt tijdens het adoptieverlof onderbroken. § 3. Wanneer het opgenomen kind mindervalide is, wordt de duur van het verlof verdubbeld indien aan de voorwaarden wordt voldaan om kinderbijslag te genieten overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag van de loonarbeiders of artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen. »
Art. 11.In hetzelfde besluit wordt een artikel 103.6 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 103.6. Een ambtenaar in dienstactiviteit kan na een geboorte of adoptie een onbezoldigd ouderschapsverlof genieten.
Het ouderschapsverlof duurt drie maanden en mag in maanden gesplitst worden. Het moet worden genomen voordat het kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. » HOOFDSTUK III. - Wijziging van het besluit van de regering van de duitstalige gemeenschap van 17 juli 2003 tot bepaling van de rechtspositie van het contractueel personeel van het ministerie van de duitstalige gemeenschap en van bepaalde organismen van openbaar nut
Art. 12.In artikel 2, § 1, lid 2, van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 17 juli 2003 tot bepaling van de rechtspositie van het contractueel personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en van bepaalde organismen van openbaar nut wordt een punt 3° ingevoegd, luidend als volgt : « 3° bij een weerdienstneming van een personeelslid wier overeenkomst van een bepaalde duur vervalt, voor zover de weerdienstneming zonder onderbreking plaatsvindt. »
Art. 13.In artikel 12 van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 17 juli 2003 tot bepaling van de rechtspositie van het contractueel personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en van bepaalde organismen van openbaar nut wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : « Na een geldelijke anciënniteit van negen jaar in totaal bij de in artikel 1 vermelde inrichtingen kan een contractueel personeelslid van een dienst met afzonderlijk beheer een bezoldiging verkrijgen overeenkomstig de weddeschaal verbonden aan de tweede bevorderingsgraad van dezelfde loopbaan, voor zover de overheid die krachtens artikel 3, § 1, bevoegd is voor de indienstneming haar toestemming geeft nadat zij contact heeft genomen met de directieraad. » HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het besluit van de regering van de duitstalige gemeenschap van 28 december 1994 houdende reglement van het contractueel personeel van de beroepsopleiding van de gemeenschappelijke en gewestelijke dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling (FOREm/GRABA)
Art. 14.Artikel 21, § 2, van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 28 december 1994 houdende reglement van het contractueel personeel van de beroepsopleiding van de gemeenschappelijke en gewestelijke dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling (FOREm/GRABA) wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2. De jaarlijkse basisbedragen van de weddeschalen toegekend aan de leden van het pedagogisch personeel zijn vastgesteld als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 15.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt aangenomen, met uitzondering van artikel 14 welk op 1 december 2004 uitwerking heeft.
Art. 16.De Minister-President, bevoegd inzake Begroting en Personeel, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 9 december 2004.
Door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Vice-Minister-President, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, B. GENTGES De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, O. PAASCH De Minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport, Mevr. I. WEYKMANS