Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Duitstalige Gemeenschap van 22 oktober 2003
gepubliceerd op 03 juni 2004

Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 21 april 1999 houdende erkenning en subsidiëring van de centra voor de coördinatie van de thuiszorg

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2004033001
pub.
03/06/2004
prom.
22/10/2003
ELI
eli/besluit/2003/10/22/2004033001/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 OKTOBER 2003. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 21 april 1999 houdende erkenning en subsidiëring van de centra voor de coördinatie van de thuiszorg


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 30 december 1993, 16 december 1996, 4 mei 1999, 6 mei 1999, 25 mei 1999 en 22 december 2000;

Gelet op het besluit van de Regering van 21 april 1999 houdende erkenning en subsidiëring van de centra voor de coördinatie van de thuiszorg, gewijzigd bij het besluit van 22 juni 2001;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 september 2003;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 1 oktober 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de inwerkingtreding van dit besluit geen uitstel meer lijdt daar voorliggend ontwerp van besluit, op één wijziging na, op 1 januari 2003 uitwerking moet hebben om de dienst een financiële zekerheid aan te bieden;

Op de voordracht van de Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Erkenningsprocedure Artikel 2 van het besluit van de Regering van 21 april 1999 houdende erkenning en subsidiëring van de centra voor de coördinatie van de thuiszorg, gewijzigd bij het besluit van 22 juni 2001, wordt vervangen door volgende bepaling : «

Artikel 2.§ 1. De aanvrager dient een aanvraag met volgende documenten of gegevens in bij de bevoegde afdeling van het Ministerie : 1° de statuten van de vereniging;2° het financieringsplan ondertekend door alle bijdrageplichtigen;3° de lijst van de leden van de vereniging;4° de beschrijving van het bestreken gebied;5° de gegevens betreffende de voor de coördinatie verantwoordelijke persoon;6° een uitvoerige beschrijving van de structuur en het verloop van de coördinatie;7° de in artikel 5 van dit besluit vermelde conventie;8° het model van een coördinatieplan vermeld in artikel 8, § 2. Iedere wijziging van de gegevens opgenomen in deze documenten wordt onmiddellijk aan het in het eerste lid bedoelde bestuur medegedeeld.

De bevoegde afdeling van het ministerie zendt het volledige dossier met een advies aan de bevoegde minister over. § 2. De minister beslist binnen twee maanden na de ontvangst van het volledige dossier door het in § 1 van voorliggend artikel bedoelde bestuur. Zo niet wordt de erkenning als verleend beschouwd. § 3. De erkenning heeft een duur van 4 jaar en kan hernieuwd worden.

De inrichtende macht dient ten laatste 3 maanden vóór het verstrijken van de erkenningsduur een verzoek op verlenging in overeenkomstig de in de §§ 1 en 2 van voorliggend artikel bedoelde procedure. Voor de verlenging van de erkenning hoeven slechts de wijzigingen van de in § 1 van voorliggend artikel bedoelde documenten ingediend te worden. »

Art. 2.Intrekking van de erkenning In hetzelfde besluit wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 2bis.§ 1. Als de dienst aan de normen en voorwaarden niet meer voldoet op grond waarvan de erkenning verleend werd, kan de bevoegde minister de dienst een termijn toekennen om de normen te vervullen en hem uitnodigen daaromtrent alle documenten voor te leggen of verdere inlichtingen te geven. § 2. Wenst de minister de erkenning in te trekken, zendt hij de dienst een met redenen omklede intentieverklaring toe. De dienst beschikt over een termijn van veertien dagen om de minister een standpunt te laten toekomen. De minister beslist binnen veertien dagen na het verstrijken van die termijn. De beslissing heeft uitwerking 10 dagen na de betekening ervan aan de dienst. De intrekking van de erkenning heeft de sluiting van de dienst ten gevolge. »

Art. 3.Terminologie In artikel 8, § 1, van hetzelfde besluit worden de eerste twee zinnen door volgende bepaling vervangen : « § 1. Het centrum neemt ten minste een halftijdse mannelijke of vrouwelijke coördinator in dienst. Deze moet ten minste het diploma van maatschappelijk assistent of van verpleger bezitten. » In § 2 van hetzelfde artikel worden de woorden « De coördinator » door « De mannelijke of vrouwelijke coördinator » en het woord « aanvrager » door « beneficiant » vervangen.

Art. 4.Subsidiëring In artikel 10, § 1, van hetzelfde besluit wordt het bedrag « 1.250.000 F » door « euro 35.000 » vervangen.

In artikel 10, § 1, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidend als volgt : « De maximale toelage kan om de twee jaar aangepast worden. » Artikel 11, § 2, lid 1, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 5.Bepalingen m.b.t. de controle Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt door volgende bepaling vervangen : «

Artikel 15.De door de Regering aangewezen beambten van de bevoegde afdeling van het ministerie zorgen voor het toezicht op de uitvoering van voorliggend besluit.

Bij de uitoefening van hun opdrachten mogen de beambten alle inspecties, controles en opsporingen uitvoeren alsmede om alle inlichtingen vragen die zij noodzakelijk achten om zich te vergewissen dat de bepalingen van voorliggend besluit nageleefd worden.

De inrichtende macht van de erkende dienst schept de noodzakelijke voorwaarden met het oog op de uitvoering van de in § 1 van voorliggend artikel bedoelde controles. »

Art. 6.Inwerkingtreding Voorliggend besluit heeft uitwerking op 1 januari 2003, behoudens artikel 4, lid 4, dat op 1 januari 2004 in werking treedt.

Art. 7.Tenuitvoerlegging De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 22 oktober 2003.

De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. NIESSEN

^