gepubliceerd op 22 augustus 2002
Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap betreffende het verlof voorafgaand aan de pensionering voor het personeel van het Ministerie en van sommige paragemeenschappelijke instellingen van de Duitstalige Gemeenschap
30 MEI 2002. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap betreffende het verlof voorafgaand aan de pensionering voor het personeel van het Ministerie en van sommige paragemeenschappelijke instellingen van de Duitstalige Gemeenschap
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 54, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1990 en 16 juli 1993;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993;
Gelet op het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap), inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 1998, en op artikel 13;
Gelet op het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's, inzonderheid op artikel 24, § 1;
Gelet op het decreet van 17 januari 2000 tot oprichting van een Dienst voor arbeidsbemiddeling in de Duitstalige Gemeenschap;
Gelet op het protocol nr. S 10/2001 van het sectorcomité XIX van de Duitstalige Gemeenschap van 24 augustus en 29 oktober 2001;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 februari 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting en Personeel, gegeven op 4 december 2001;
Gelet op het akkoord van de Federale Minister van Pensioenen, gegeven op 21 december 2000;
Gelet op de beslissing van de Regering van 3 december 2001 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies 32.701/3 van de Raad van State, gegeven op 19 maart met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op het vastbenoemd personeel van de volgende instellingen : 1. het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;2. de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap;3. het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's;4. de Dienst voor arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap.
Art. 2.De in artikel 1 vermelde ambtenaren kunnen op uitdrukkelijk verzoek een verlof krijgen dat voorafgaat aan de pensionering, als zij minstens 55 jaar en hoogstens 59 jaar oud zijn.
Art. 3.De ambtenaar die van het verlof gebruik wil maken, dient een schriftelijke aanvraag in bij de Secretaris-generaal van het Ministerie of bij de directeur-hoofd van dienst van de instelling.
De aanvraag dient ten laatste op 30 juni 2005 te worden ingediend.
Art. 4.Tussen de ambtenaar, de Secretaris-generaal en de onmiddellijke hiërarchische meerdere of tussen de ambtenaar en zijn directeur-hoofd van dienst wordt overleg gepleegd over de datum waarop het verlof ingaat. Het opgemaakte verslag zal samen met de aanvraag aan de in artikel 5 vermelde overheid worden betekend.
Het verlof gaat steeds op de eerste dag van een maand in en eindigt op het einde van de maand waarin de ambtenaar de leeftijd van 60 jaar bereikt. De uiterste begindatum is 1 januari 2006.
Art. 5.De beslissing over het verlof wordt genomen door de tot benoemen bevoegde overheid.
Art. 6.Het verlof is onherroepelijk. De ambtenaar gaat de verplichting aan met pensioen te gaan op de leeftijd van 60 jaar.
Art. 7.Zodra de ambtenaar zijn verlof begint dat aan de pensionering voorafgaat, verkrijgt hij een wachtgeld dat gelijk is aan 70 % van zijn laatste activiteitswedde, berekend op voltijdse prestaties.
Het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de haard- of standplaatstoelage worden ook tot 70 % teruggebracht.
Art. 8.Het verlof dat voorafgaat aan de pensionering wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
De ambtenaar heeft geen recht op bevordering noch op tussentijdse verhogingen.
Art. 9.De tot benoemen bevoegde overheid beslist of er in de vervanging moet worden voorzien.
Art. 10.De ambtenaar die de maatregel wenst te genieten, mag een bijkomende activiteit uitoefenen, indien hij ertoe gemachtigd wordt.
De regels bepaald in de artikelen 4 en 9 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen zijn van toepassing.
De wachtwedde wordt net zoals een pensioen verminderd of opgeschort.
Art. 11.De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 12.Dit besluit treedt heden in werking.
Eupen, 30 mei 2002.
De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme, B. GENTGES De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. NIESSEN