gepubliceerd op 08 augustus 2019
Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot uitvoering van artikel 19, § 3, van de ordonnantie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag
GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD
4 JULI 2019. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot uitvoering van artikel 19, § 3, van de ordonnantie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag
Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Gelet op de ordonnantie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag, artikel 19, § 3;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 29 maart 2019;
Gelet op het advies van de Beheerraad voor Gezinsbijslag, gegeven op 4 april 2019;
Gelet op het akkoord van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor Financiën en Begroting gegeven op 28 mei 2019;
Gelet op het advies 66.074/1 van de Raad van State, gegeven op 28 mei 2019 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voordracht van de Leden van het Verenigd College bevoegd voor het Gezinsbeleid;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Onder ontvoering van het kind in de zin van artikel 19, § 3, van de ordonnantie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag moet worden verstaan de handeling die tot doel heeft het kind wederrechtelijk te onttrekken aan het gezag van één van zijn ouders, vader of moeder, of van de persoon die bijslagtrekkende was onmiddellijk voor deze handeling, overeenkomstig artikel 19, § 1, tweede lid, van dezelfde ordonnantie of van de instelling waarin het kind geplaatst was overeenkomstig artikel 20 van dezelfde ordonnantie, wanneer die handeling: 1° het voorwerp uitmaakt van een klacht of een aangifte bij de politie, het parket of bij Belgische bestuurlijke overheden bevoegd inzake kinderontvoeringen en 2° een kind jonger dan 18 jaar betreft. Onder Belgische bestuurlijke overheden bevoegd inzake kinderontvoeringen moet worden verstaan de Federale Overheidsdienst Justitie (Directoraat-generaal Wetgevingen Fundamentele Rechten en Vrijheden) en de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken (Directie-generaal Consulaire Zaken).
Art. 2.In het geval van de ontvoering van het kind wordt beschouwd als bijslagtrekkende in de zin van artikel 3, 5°, van de ordonnantie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van de gezinsbijslag de hiernavolgende persoon, als deze de voorwaarden bedoeld in het tweede lid vervult: 1° de ouder, vader of moeder, die bijslagtrekkende was voor het ontvoerde kind onmiddellijk voor de ontvoering, bij toepassing van artikel 19, § 1, van dezelfde ordonnantie;2° bij gebrek hieraan, de moeder van het ontvoerde kind die geen bijslagtrekkende was voor dit kind;3° bij gebrek hieraan, de vader van het ontvoerde kind die geen bijslagtrekkende was voor dit kind;4° bij gebrek hieraan, de persoon die bijslagtrekkende was voor het ontvoerde kind onmiddellijk voor de ontvoering, bij toepassing van artikel 19, § 1, tweede lid, van dezelfde ordonnantie. De personen bedoeld in het eerste lid, mogen slechts beschouwd worden als bijslagtrekkenden indien zij niet rechtstreeks of onrechtstreeks hebben deelgenomen aan de ontvoering van het kind.
Art. 3.De bedragen van de gezinsbijslag worden vastgesteld alsof het ontvoerde kind nog deel uitmaakte van het gezin van de bijslagtrekkende waarin het verbleef vóór de ontvoering of, in voorkomend geval, alsof het ontvoerde kind nog in de instelling verbleef waarin het geplaatst was overeenkomstig artikel 20 van de ordonnantie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag vóór de ontvoering.
Art. 4.De voor het ontvoerde kind verschuldigde gezinsbijslag wordt toegekend vanaf de datum van de ontvoering van het kind en zolang het geen achttien jaar is geworden.
Art. 5.De ontvoering stopt echter zodra het kind teruggekeerd is bij de persoon/ personen die het kind voor de ontvoering onder zijn/hun gezag had/hadden of als die persoon/personen uitdrukkelijk zijn/hun instemming heeft/hebben gegeven dat het kind bij een derde verblijft.
De ontvoering stopt ook wanneer het kind niet moet terugkeren overeenkomstig artikel 12, tweede lid, artikel 13, eerste en tweede lid en artikel 20 van het Verdrag betreffende burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, getekend in Den Haag op 25 oktober 1980, en artikel 11 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.
Art. 7.De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezinsbeleid, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 4 juli 2019.
Voor het Verenigd College : De Leden van het Verenigd College bevoegd voor het Gezinsbeleid, P. SMET