Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 22 december 2005
gepubliceerd op 27 april 2009

Besluit 2005/954 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verdeling van de budgetten onder de gemeenten bedoeld in artikel 5, eerste lid van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 mei 2004 met betrekking tot de sociale samenhang

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2009031215
pub.
27/04/2009
prom.
22/12/2005
ELI
eli/besluit/2005/12/22/2009031215/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 DECEMBER 2005. - Besluit 2005/954 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verdeling van de budgetten onder de gemeenten bedoeld in artikel 5, eerste lid van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 mei 2004 met betrekking tot de sociale samenhang


Het College, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 mei 2004 met betrekking tot de sociale samenhang en in het bijzonder artikel 6, eerste lid;

Gelet op het advies van de afdeling "Sociale Samenhang" van de Franstalige Brusselse Raad voor Bijstand aan Personen en Gezondheid, gegeven op dinsdag 29 november 2005;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 november 2005;

Gelet op het akkoord van het Collegelid belast met de Begroting, zie bijlage;

Gelet op de hoogdringendheid verantwoord door de noodzaak om de gemeenten zo vroeg mogelijk de bedragen mee te delen die toegekend zullen worden voor de realisatie van de projecten voor sociale samenhang die, vermits de ondertekening van de gemeentelijke contracten gepland is op 15 december 2005, door de gemeenten tegen 15 oktober 2005 bij de Franse Gemeenschapscommissie ingediend zouden moeten worden;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 21 december 2005, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van het Collegelid belast met de Sociale Samenhang, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet, krachtens artikel 138 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van onderhavig besluit wordt verstaan onder : 1° Het decreet : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 mei 2004 met betrekking tot de sociale samenhang;2° Het College van de Franse Gemeenschapscommissie;3° De Minister : het Lid van het College dat bevoegd is voor de Sociale Samenhang;4° De gemeenten : de gemeenten vastgesteld in artikel 5, eerste lid van het decreet;5° De Adviesraad van de afdeling "Sociale Samenhang" van de Franstalige Brusselse Raad voor Bijstand aan Personen en Gezondheid;6° RVOHR : de Ruimte voor Versterkte Ontwikkeling van Huisvesting en Renovatie zoals omschreven in de richtinggevende bepalingen van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan (GewOP) en in de wijzigingsbesluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.

Art. 3.De criteria en de weging die de verdeling onder de gemeenten bepalen van het jaarlijks begrotingsbedrag dat beschikbaar is voor de gemeentelijke contracten, zijn de volgende : 1° bevolkingsdichtheid : 15 %;2° percentage vreemdelingen ingeschreven in het wacht- of in vreemdelingenregister : 15 %;3° percentage leefloners en begunstigden van een maatschappelijke tegemoetkoming die hiermee wordt gelijkgeseld : 15 %;4° personenbelasting : 33 %;5° klein comfort van woningen : 1 %;6° bouwvalligheid van woningen : 1 %;7° weinig toegang tot internet : 1 %;8° geen auto : 1 %;9° sociaal-sanitaire kwetsbaarheid : 1 %;10° aandeel van de gewestelijke subsidiëring in de veiligheids- en preventiecontracten : 1 %;11° aandeel in de algemene dotatie aan de gemeenten : 15 %;12° oppervlakte van de RVOHR : 1 %.

Art. 4.De berekeningsmethode die aangewend wordt voor de bepaling, volgens de in artikel 2 van onderhavig besluit bedoelde criteria en wegingen, van de verdeling tussen de in aanmerking komende gemeenten van het begrotingsbedrag dat beschikbaar is voor de gemeentelijke contracten, is omschreven in bijlage I van onderhavig besluit.

De percentages met betrekking tot de budgettaire verdeling zijn geldig voor de duur van de gemeentelijke contracten voor sociale samenhang.

Art. 5.Tegen 1 oktober van het laatste jaar van de lopende gemeentelijke contracten deelt de Minister aan de gemeenten het resultaat mee van de berekening die volgens de in bijlage I bij dit besluit bedoelde methode werd uitgevoerd op basis van de laatste beschikbare statistische gegevens over de in art. 2 van hetzelfde besluit bedoelde criteria. Dit resultaat is geldig voor de duur van het volgend gemeentelijk contract.

Art. 6.Het lid van het College dat bevoegd is voor de Sociale Samenhang is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 7.Art. 6 van het decreet en onderhavig besluit worden op 1 december 2005 van kracht.

Opgemaakt te Brussel, op 22 december 2005.

Door het College : Ch. PICQUE, Collegelid belast met de Sociale Samenhang B. CEREXHE, Voorzitter van het College

Bijlage 1 Van het bedrag dat wordt toegewezen voor de gemeentelijke contracten voor sociale samenhang, wordt het gedeelte dat bestemd is voor iedere gemeente bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het decreet van 13 mei 2004 met betrekking tot de sociale samenhang, berekend op grond van de hieronder beschreven methode.

I. Cijfergegevens gehanteerd voor elk criterium.

NB : er wordt gebruik gemaakt van de meest recente beschikbare gegevens. 1° bevolkingsdichtheid : verhouding van het aantal inwoners van de gemeente tot de oppervlakte ervan (NIS);2° percentage vreemdelingen ingeschreven in het wacht- of vreemdelingenregister : aantal vreemdelingen ingeschreven in het rijksregister en in het wachtregister (federale overheidsdienst binnenlandse zaken);3° percentage leefloners en begunstigden van een maatschappelijke tegemoetkoming die hiermee wordt gelijkgesteld : aantal gerechtigden op een bestaansminimum en begunstigden van verplichte maatschappelijke bijstand (NIS);4° personenbelasting : rendement van de aanvullende belasting op de personenbelasting tegen de gewestelijke gemiddelde aanslagvoet (NIS);5° klein comfort van woningen : aantal woningen die niet uitgerust zijn met klein comfort (NIS);6° bouwvalligheid van woningen : aantal woningen van vóór 1945 (NIS);7° weinig toegang tot internet : aantal gezinnen dat niet beschikt over internet (NIS);8° geen auto : aantal gezinnen dat geen wagen heeft (NIS);9° sociaal-sanitaire kwetsbaarheid : vroegtijdig sterftecijfer (voor 65 jaar) (Observatorium voor gezondheid en welzijn - Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie);10° aandeel van de gewestelijke subsidiëring in de veiligheids- en preventiecontracten : gewestelijk aandeel van de veiligheidscontracten;11° aandeel in de algemene dotatie aan de gemeenten : gewestelijk aandeel van de algemene dotatie aan de gemeenten;12° RVOHR : oppervlakte van de RVOHR. II. Berekening van het « evenredig aandeel » voor elk criterium.

Met het oog op een vlotte leesbaarheid van het cijfermateriaal wordt voor de berekening in eerste instantie uitgegaan van een verdeling van een waarde van 1 000 000.

Dat cijfer zal op het eind van de berekening herleid worden op basis van 100 om per gemeente het percentsgewijze resultaat te bekomen (uitgedrukt in procenten, met 2 decimalen).

Voor elk van de 12 criteria wordt op grond van de weging die er in artikel 3 van het besluit aan toegekend is, een « evenredig aandeel » bepaald dat met dat criterium overeenstemt.

Voorbeeld : criterium 1 (dichtheid) = 15 % Evenredig aandeel = 15 % van 1 000 000 = 150 000.

III. Verdeling van ieder evenredig aandeel onder de gemeenten.

Voor de verdeling met betrekking tot de criteria 2 (% vreemdelingen), 3 (bestaansminimum), 5 (comfort woningen), 6 (bouwvalligheid woningen), 7 (internet), 8 (auto), 9 (kwetsbaarheid), 10 (veiligheid), 11 (ADG) en 12 (RVOHR) wordt een gezamenlijke berekeningswijze gehanteerd.

Voor de criteria 1 (dichtheid) en 4 (personenbelasting) wordt een aparte methode toegepast.

A. gezamenlijke methode voor de criteria 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12.

Het bedrag dat iedere gemeente toegewezen krijgt binnen het evenredig aandeel van het criterium wordt verkregen door het evenredig aandeel te vermenigvuldigen met het cijfer dat de gemeente voor dat criterium laat optekenen (cf. punt 1 van de bijlage) en te delen door de som van de cijfers die alle gemeenten samen voor dat criterium laten optekenen (art. 5, eerste lid, van het decreet).

De som van de bedragen die iedere gemeente toegekend krijgt, moet overeenstemmen met het bedrag van het evenredig aandeel voor het criterium.

B. Berekeningswijze voor criterium 1 (dichtheid). ? Berekening van de gemiddelde dichtheid (som van de dichtheden gedeeld door het aantal gemeenten); ? Vervolgens wordt het verschil ten opzichte van het gemiddelde berekend, door de dichtheid van iedere gemeente te delen door de gemiddelde dichtheid; ? De verschillen die hoger liggen dan het gemiddelde (verschil dat meer dan 1 bedraagt), worden behouden. Deze verschillen vormen de coëfficiënten die voor deze gemeenten gehanteerd zullen worden. De coëfficiënten voor de gemeenten waarvoor het verschil minder dan 1 bedraagt, zijn gelijk aan 0; ? Het aandeel dat iedere gemeente voor het criterium « dichtheid » wordt toegewezen, stemt overeen met het bedrag van het evenredig aandeel voor dat criterium, vermenigvuldigd met de coëfficiënt en gedeeld door de som der coëfficiënten; ? De som van de aandelen van iedere gemeente voor dit criterium moet gelijk zijn aan het bedrag van het evenredig aandeel voor dit criterium.

C. Berekeningswijze voor criterium 4 (personenbelasting) ? Berekening van het gewestelijk gemiddelde van de rendementen (som van de rendementen van de 19 gemeenten van het Brussels Gewest gedeeld door 19); ? Berekening van het verschil ten opzichte van dat gemiddelde voor de in onderhavig besluit bedoelde gemeenten (art. 5, eerste lid, van het decreet), wanneer het rendement van de gemeente onder het gemiddelde ligt; ? Het hierboven bedoelde verschil vermenigvuldigen met het aantal inwoners van de gemeente en dat voor iedere gemeente die onder het gewestelijk gemiddelde zit teneinde een coëfficiënt te bekomen. ? De coëfficiënt voor de in onderhavig besluit bedoelde gemeenten, waarvan het rendement boven het gewestelijke gemiddelde ligt, is gelijk aan 0. ? Het aandeel dat iedere gemeente toegewezen wordt voor het criterium inzake personenbelasting, is gelijk aan het bedrag van het evenredig aandeel voor dat criterium, vermenigvuldigd met de hierboven bedoelde coëfficiënt en gedeeld door de som der coëfficiënten. ? De som van de aandelen van iedere gemeente voor dit criterium moet gelijk zijn aan het bedrag van het evenredig aandeel voor dit criterium.

IV. Berekening van het percentage van de dotatie aan de gemeentelijke contracten die aan iedere gemeente worden toegekend.

Voor iedere gemeente worden de voor elk criterium toegewezen aandelen samengeteld om zo te komen tot een totaalbedrag per gemeente;

De som van deze totaalbedragen moet gelijk zijn aan 1 000 000.

Vervolgens worden deze totaalbedragen herleid op basis van 100 (delen door 10 000) om de verschillende percentages te bekomen (met behoud van 2 decimalen na de komma), die toegepast behoren te worden op het jaarlijkse bedrag dat op het budget wordt toegewezen voor de gemeentelijke contracten teneinde op die manier het bedrag te bekomen dat iedere gemeente toekomt.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit 2005/954 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 december 2005 met betrekking tot de verdeling van de budgetten onder de gemeenten bedoeld in artikel 5, eerste lid van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 mei 2004 met betrekking tot de sociale samenhang.

Ch. PICQUE, Lid van het College bevoegd voor Sociale Samenhang.

^