gepubliceerd op 09 november 2018
Besluit 2018/1219 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de diensten voor participatie via collectieve activiteiten, dat uitvoering geeft aan afdeling 3 van hoofdstuk 5 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de insluiting van de persoon met een handicap
18 OKTOBER 2018. - Besluit 2018/1219 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de diensten voor participatie via collectieve activiteiten, dat uitvoering geeft aan afdeling 3 van hoofdstuk 5 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de insluiting van de persoon met een handicap
Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap, artikelen 7, 47, 71, 1ste lid, 3°, 72, 75, 77 en 119;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op dinsdag 12 juni 2018;
Gelet op het evaluatieverslag van de impact van dit besluit op de respectieve situatie van vrouwen en mannen van donderdag 21 juni 2018;
Gelet op het evaluatieverslag van de impact van dit besluit op de situatie van personen met een handicap van donderdag 21 juni 2018;
Gelet op het advies van de afdeling "personen met een handicap" van de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Bijstand aan personen en Gezondheid, gegeven op de zitting van maandag 2 juli 2018;
Gelet op het advies van het intrafranstalige Comité inzake gezondheidszorg en bijstand aan personen, gegeven op 19 oktober 2018;
Gelet op het akkoord van het Collegelid bevoegd voor Begroting, gegeven op 21 juni 2018;
Gelet op advies nr. 64.178/4 van de Raad van State, gegeven op maandag 24 september 2018 in toepassing van artikel 84, § 1, 1e lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap, artikels 56 tot 58, en 88;
Op voorstel van het collegelid belast met het beleid inzake Bijstand aan personen met een handicap, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - ALGEMENE BEPALINGEN EN DEFINITIES
Artikel 1.Het besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 ervan.
Art. 2.Voor de toepassing van onderhavig besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap;2° de SPFB : de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie (Service Public Francophone bruxellois);3° Het Collegelid : het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met het beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap;4° de dienst : de dienst voor participatie via collectieve activiteiten zoals bepaald in artikel 56 van het decreet;5° de vzw : de vereniging zonder winstoogmerk, bepaald in artikel 2, 13° van het decreet, die een dienst voor participatie via collectieve activiteiten inricht; 6 ° het NM-besluit : besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 oktober 2001 betreffende de toepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de welzijns-, de gezondheids- en de gehandicaptensector en de sector van de socioprofessionele inschakeling; 7° het Plan Tandem : de voorziening voor de inrichting van het einde van de loopbaan die tot stand gebracht is door de Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 2009 binnen het paritair subcomité 319.02. HOOFDSTUK 2. - OPDRACHTEN
Art. 3.De opdracht voor het organiseren van collectieve vrijwilligersactiviteiten van maatschappelijk belang zoals bedoeld in artikel 56, 1° en 3° van het decreet wordt door de dienst uitgevoerd door middel van de volgende acties : 1° voltijdse of halftijdse opvang, in dagverblijf, van personen met een handicap en valide personen die samen verschillende activiteiten uitoefenen die de productie van goederen of diensten ten gunste van de maatschappij tot gevolg hebben;2° omkadering op het vlak van techniek, opleiding en onderwijs, aangepast aan de ontwikkelde activiteiten en specifieke kenmerken van de opgevangen personen, met uitzondering van elke medische of paramedische tussenkomst.
Art. 4.De opdracht voor de ontplooiing van de vaardigheden van de persoon met een handicap door diens participatie aan collectieve vrijwilligersactiviteiten zoals bedoeld in artikel 56, 2° en 4° van het decreet, wordt door de dienst uitgevoerd via volgende acties : 1° individuele ondersteuning van de persoon met een handicap om uitvoering te geven aan zijn vrijwilligersproject via de aangeboden activiteiten, rekening houdend met zijn wensen en capaciteiten;2° individuele aanpassing van de taken, ontwikkeling van de vaardigheden en toepassing van redelijke inrichtingen;3° opvolging en evaluatie tijdens de periode van de vrijwilligersovereenkomst tussen de persoon met een handicap en de dienst. HOOFDSTUK 3. - ERKENNINGSNORMEN AFDELING 1. - KWALITEITSNORMEN
Art. 5.De dienst onderwerpt zich aan de evaluaties, bezoeken en controles die door de overheden georganiseerd worden en verstrekt hen ieder document dat vereist is voor de uitoefening van hun opdrachten.
Art. 6.In naleving van de bepalingen die in artikel 74 van het decreet bepaald zijn, vermeldt ieder document dat van de dienst afkomstig is de naam van de dienst, de naam van de vzw indien die verschillend is, het ondernemingsnummer, het adres van de activiteitenzetel, het adres van de maatschappelijke zetel indien die verschillend is, de verleende erkenning en de datum van opstelling van het document.
Art. 7.De dienst geeft de personen met een handicap toegang tot de documenten die voor hen bestemd zijn.
Art. 8.De dienst werkt mee aan de externe wetenschappelijke evaluatie betreffende de uitvoering van de beginselen van het decreet zoals bedoeld in diens artikel 103.
Art. 9.Naast de wettelijk verplichte verzekeringen sluit de vzw voor de dienst de volgende verzekeringen af : 1° burgerlijke aansprakelijkheid voor alle prestaties die onder haar verantwoordelijkheid verricht worden, met inbegrip van de externe samenkomsten, en voor de vrijwilligers die ze tewerkstelt;2° aansprakelijkheid voor de bestuurders van de vzw;3° brand en diefstal voor het gebouw en het meubilair. AFDELING 2. - NORMEN IN VERBAND MET DE INFRASTRUCTUUR
Art. 10.De dienst vestigt zijn activiteitenzetel op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 11.De dienst beschikt over lokalen waar : 1° op de plaats van zijn activiteitenzetel de opdrachten die in de artikelen 3 en 4 omschreven zijn, tot stand gebracht kunnen worden;2° een individueel gesprek met een persoon met een handicap verzekerd kan worden, waarbij de vertrouwelijkheid gerespecteerd kan worden.
Art. 12.De dienst verzekert de toegankelijkheid van zijn lokalen door rekening te houden met de specifieke kenmerken van de doelgroep die hij ontvangt.
AFDELING 3. - NORMEN IN VERBAND MET DE ORGANISATIE
Art. 13.De dienst stelt een dienstenplan op. Dit plan verduidelijkt ten minste : 1° de waarden waarop de dienstverleningsopdrachten gebaseerd zijn;2° de opdrachten en het doelpubliek van de dienst;3° het dienstenaanbod;4° de beschrijving van de dienst en diens werkingsregels;5° de methoden voor de organisatie van het werk, met de bedoeling het levensproject van de personen met een handicap te verwezenlijken;6° de sluitingsperiodes van de dienst, zonder meer te bedragen dan 60 werkdagen per jaar;7° de modaliteiten voor de participatie van de personen met een handicap als vrijwilligers, bedoeld in artikel 71, lid 1, 3° van het decreet;8° de modaliteiten voor de participatie aan gemeenschapsacties, bedoeld in artikel 71, lid 1, 4° van het decreet;9° de modaliteiten voor het uitbouwen van een netwerk, bedoeld in artikel 71, lid 1, 5° van het decreet;10° de modaliteiten voor de beoordeling van het geïndividualiseerd project van de personen met een handicap, met inbegrip van hun participatie. Dit document wordt opgesteld en regelmatig herzien in overleg met de personeelsleden.
Art. 14.De dienst beschikt over : 1° de activiteitentijdsblokken voor personen met en zonder een handicap, verdeeld van maandag tot vrijdag, die ten minste 28 uur per week bedragen.Indien de aard van de activiteit dat rechtvaardigt, worden bepaalde activiteitentijdsblokken in het weekend toegestaan; 2° een elektronisch adres, een antwoordapparaat, een mobiele telefoon en elk aangepast communicatiemiddel dat de personen toelaat een boodschap achter te laten buiten de openingsuren van de dienst;3° een website die regelmatig wordt geüpdatet, die de door de dienst uitgebouwde activiteiten voorstelt en die toegankelijk is voor de doelgroep. AFDELING 4. - NORMEN IN VERBAND MET HET OMKADERINGSPERSONEEL
Art. 15.De personeelsleden van de dienst stemmen overeen met de functies en beantwoorden aan de diplomavereisten die worden bepaald in bijlage III van het NM-besluit.
Het multidisciplinaire karakter van het team wordt gegarandeerd.
Art. 16.Iedere bezoldigde functie binnen de dienst is onverenigbaar met een bestuurdersmandaat binnen de vzw.
Art. 17.Bij de eerste aanwerving van een personeelslid beschikt de dienst over een uittreksel uit het strafregister waarvan de afgiftedatum niet meer dan drie maanden aan de indiensttredingsdatum mag voorafgaan. De dienst evalueert of het personeelslid de functie waarvoor hij of zij zich kandidaat stelt mag uitoefenen en neemt daarbij de specifieke kenmerken van de begeleide personen in aanmerking.
Art. 18.De dienst houdt een individueel dossier bij dat voor elk personeelslid toegankelijk is.
Dit dossier bevat ten minste : 1° de arbeidsovereenkomst die de dienst en de werknemer aan elkaar verbindt, met inbegrip van de latere wijzigingen hiervan;2° een kopie van de titels en diploma's die nuttig zijn voor de functie;3° de attesten die anciënniteit aantonen;4° het uittreksel uit het strafregister zoals bedoeld in artikel 17;5° de opleidingen die door de werknemer gevolgd zijn sinds zijn of haar aanwerving;6° elk document in verband met de eventuele subsidiëring van de werknemer door een andere overheid.
Art. 19.De dienst staat in voor de voortgezette opleiding van de personeelsleden in verband met de uitoefening van de opdrachten bepaald in hoofdstuk 2.
AFDELING 5. - NORMEN IN VERBAND MET DE VRIJWILLIGERS MET EN ZONDER HANDICAP
Art. 20.Elke dienst is erkend voor het vervullen van de opdrachten beschreven in artikels 3 en 4, ten gunste van een maximumaantal vrijwilligers met en zonder handicap die ze tegelijk mag opvangen. Dit maximumaantal is de erkende capaciteit van de dienst.
De minimale erkende capaciteit van een dienst bedraagt 10 vrijwilligers. Dit aantal wordt beperkt tot 5 indien de vzw ook beschikt over een erkenning als dienst voor inclusief wonen of voor aangepast collectief wonen in het kader van het decreet.
De maximale erkende capaciteit van een dienst bedraagt 20 vrijwilligers.
De beslissing tot erkenning die door het College wordt goedgekeurd, preciseert de aard van de uitgevoerde activiteiten.
Art. 21.Van alle vrijwilligers met en zonder handicap die met de dienst een vrijwilligersovereenkomst ondertekend hebben zoals bedoeld in artikel 27, is tussen de 10% en de 30% valide.
Art. 22.De dienst vult elke dag een aanwezigheidslijst in van de vrijwilligers met en zonder handicap. Het gemiddelde maandelijkse aanwezigheidscijfer, berekend op basis van het aantal dagen met activiteiten van de dienst in de beschouwde maand, moet ten minste met 80 % van de erkende capaciteit overeenstemmen.
Art. 23.De persoon met een handicap die nog niet toegelaten voor de tussenkomsten van het decreet kan gebruik maken van de tussenkomsten van de dienst. Hij dient ten laatste binnen de 9 maanden, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de vrijwilligersovereenkomst bedoeld in artikel 27, een toelatingsaanvraag bij de dienst PHARE in.
Gedurende deze periode wordt hij verrekend in de aantallen uit de vorige afdeling.
Art. 24.De tussenkomst van de dienst moet niet het voorwerp uitmaken van een aanvraag tot tussenkomst die door de persoon met een handicap bij de dienst PHARE ingediend wordt.
AFDELING 6. - NORMEN IN VERBAND MET DE BETREKKINGEN TUSSEN DE DIENST EN DE VRIJWILLIGER MET OF ZONDER HANDICAP
Art. 25.De dienst stelt een huishoudelijk reglement op. Dit reglement vermeldt ten minste : 1° de rechten en plichten van de dienst ten aanzien van de vrijwilliger met of zonder handicap;2° de rechten en plichten van de vrijwilliger met of zonder handicap;3° de evaluatie van het vrijwilligersproject van de vrijwilliger met of zonder handicap, telkens om de 18 maanden;4° de modaliteiten voor het indienen van de informatieaanvragen en klachten en hun behandelingsmethode;5° de maatregelen die worden uitgevoerd wanneer een begunstigde de werkingsregels overtreedt of wanneer het materiaal met opzet beschadigd wordt;6° de namen van de persoon die instaat voor het dagelijkse beheer en van de voorzitter van de raad van bestuur;7° de genomen maatregelen inzake het al dan niet overmaken van een forfaitaire dagvergoeding in toepassing van artikel 26;8° de bepaling die in artikel 29 ingeschreven is;9° de bepalingen in toepassing van artikel 30;10° de vermelding van de risico's die gedekt worden door de verzekeringen die de dienst heeft afgesloten;11° de gegevens van de Dienst PHARE en de inspectiedienst van de SPFB. Dit document wordt opgesteld en regelmatig herzien in overleg met de personeelsleden en met deelname van de vrijwilligers met en zonder handicap.
Art. 26.De dienst kan aan de vrijwilligers met of zonder handicap een forfaitaire dagvergoeding overmaken op basis van hun aanwezigheidsdagen in het aanwezigheidsregister zoals bedoeld in artikel 22.
Deze vergoeding stemt overeen met het maximumbedrag van de forfaitaire dagvergoeding zoals bepaald door de wet van 3 juli 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/2005 pub. 19/07/2005 numac 2005012166 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg type wet prom. 03/07/2005 pub. 29/08/2005 numac 2005022674 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de rechten van vrijwilligers sluiten betreffende de rechten van vrijwilligers, met inachtneming van de modaliteiten voor de uitvoering en het jaarlijks plafond die deze wet voorschrijft.
In deze veronderstelling kan geen enkel ander voordeel aan de vrijwilligers met en zonder handicap toegekend worden.
Art. 27.In het kader van de opdrachten zoals beschreven in artikels 3 en 4 wordt er een schriftelijke vrijwilligersovereenkomst, zoals bepaald door de wet van 3 juli 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/2005 pub. 19/07/2005 numac 2005012166 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg type wet prom. 03/07/2005 pub. 29/08/2005 numac 2005022674 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de rechten van vrijwilligers sluiten betreffende de rechten van vrijwilligers, afgesloten en ondertekend tussen de dienst en de vrijwilliger met of zonder handicap.
Deze overeenkomst vermeldt ten minste : 1° de identiteit van de partijen;2° de datum waarop de overeenkomst van kracht wordt en de duur ervan;3° de aard en de beschrijving van de activiteit;4° de plaats van uitvoering van de overeenkomst;5° de uurregelingen van de activiteit;6° de modaliteiten betreffende de storting en het bedrag van de forfaitaire vergoeding die eventueel voor een gepresteerde activiteit wordt toegekend;7° de levering en het onderhoud door de dienst van de specifieke kleding voor de uitvoering van de activiteit;8° de modaliteiten volgens dewelke de overeenkomst gewijzigd, aangevuld of opgezegd kan worden;9° de modaliteiten voor de beoordeling van de uitvoering van de overeenkomst;de gehandicapte of valide persoon als vrijwilliger neemt deel aan deze evaluatie; 10° de datum van ondertekening. Elke partij ontvangt een ondertekend exemplaar van de overeenkomst.
Het dienstenproject en het huishoudelijk reglement van de dienst, zoals bepaald in de artikelen 13 en 25, worden toegelicht en tegen ontvangstbevestiging en ondertekening voor akkoord aan de vrijwilliger met of zonder handicap afgegeven.
Art. 28.In het kader van de opdrachten die in de artikelen 3 en 4 omschreven worden, wordt er op naam van de vrijwilliger met of zonder handicap met wie een overeenkomst ondertekend is een gecentraliseerd individueel dossier geopend.
Dit dossier bevat ten minste : 1° de aanvraag en/of het rapport van het eerste gesprek met de persoon;2° de vrijwilligersovereenkomst zoals beschreven in artikel 27;3° de ontvangstbevestiging van het dienstenproject en het huishoudelijk reglement door de vrijwillige persoon bij ondertekening van de vrijwilligersovereenkomst;4° de individuele gegevens die vereist zijn voor de uitvoering van de overeenkomst;5° de tabel met de effectieve aanwezigheden van de vrijwilliger bij de dienst;6° de opvolging en evaluaties van de uitvoering van de overeenkomst.
Art. 29.De dienst kan zijn tussenkomsten niet laten afhangen van om het even welke tegenprestatie.
Art. 30.De deelname van de personen met een handicap zoals bepaald in artikel 71, lid 1, 3° van het decreet vertaalt zich in een jaarlijks geïndividualiseerd raadgevend proces dat aangepast is aan de specifieke kenmerken van de personen met een handicap en dat door de dienst bepaald wordt.
AFDELING 7. - NORMEN IN VERBAND MET DE BETREKKINGEN TUSSEN DE DIENST EN DE DIENST PHARE
Art. 31.De dienst maakt tegen 30 juni van het boekjaar volgend op het betreffende boekjaar aan de dienst PHARE een activiteitenverslag over.
Dit verslag omvat ten minste : 1° globale informatie over het aantal vrijwilligers met en zonder handicap die in het kader van de opdrachten bedoeld in de artikelen 3 en 4 opgevangen worden, zoals de leeftijd, het geslacht, de handicap, de woonplaats, de doelstellingen en resultaten;2° het totale aantal effectieve aanwezigheden en het maandelijkse aanwezigheidscijfer, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de vrijwilligers met en zonder handicap;3° de evaluatie van de uitvoering van het dienstenproject bedoeld in artikel 13;4° de opmerkelijke feiten van de activiteit van de dienst;5° de modaliteiten voor de verwezenlijking van een netwerk in overeenstemming met de bepalingen van artikel 71, 5° van het decreet;6° de middelen die ingezet worden om de participatie en de inclusie van personen met een handicap te bevorderen;7° geglobaliseerde gegevens betreffende het tewerkgestelde personeel en de veranderingen die in de loop van het jaar opgetreden zijn;8° de modaliteiten en de resultaten van de interne evaluatie zoals bedoeld in artikel 102 van het decreet;9° de perspectieven wat betreft de evolutie van de dienst op het vlak van activiteiten en organisatie.
Art. 32.De dienst deelt aan de Dienst PHARE tegen 30 juni van het boekjaar dat volgt op het betrokken boekjaar het nationaal nummer, de aanvangs- en einddatum van vrijwilligersovereenkomsten van personen met een handicap met wie hij een overeenkomst, bedoeld in artikel 27, ondertekend heeft, mee.
De dienst PHARE neemt deze informatie in de individuele dossiers van de personen met een handicap waarover hij beschikt, op.
Art. 33.De dienst brengt de Dienst PHARE binnen de vijftien dagen op de hoogte van iedere wijziging in verband met de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden, evenals van iedere wijziging betreffende het personeel bedoeld in artikel 15.
Voor elk personeelslid bedoeld in artikel 15 maakt de dienst binnen de vijftien dagen vanaf zijn aanwerving de kopie van diens arbeidsovereenkomst, evenals ieder bewijs dat het personeelslid voldoet aan de reglementaire voorwaarden betreffende zijn functie en zijn anciënniteit aan de Dienst PHARE, over. Enkel de elementen die onmisbaar zijn voor de berekening van de subsidie worden aan de Dienst PHARE bezorgd.
Art. 34.Wat betreft het bijhouden van de rekeningen stemt het boekjaar overeen met het kalenderjaar.
De dienst maakt tegen 30 juni van het boekjaar dat volgt op het betrokken boekjaar zijn rekeningen en balans, zoals die bij de Nationale Bank van België en bij de Griffie van de Handelsrechtbank neergelegd zijn, aan dienst PHARE over. In het laatste geval wordt het bewijs van indiening bijgevoegd.
Art. 35.De dienst maakt tegen 30 juni van het boekjaar volgend op het betreffende boekjaar aan de dienst PHARE het verantwoordingsdossier voor de subsidies, bedoeld in artikel 50, over.
Art. 36.De SPFB stelt de modaliteiten voor de overdracht van de informatie bedoeld in dit hoofdstuk vast. HOOFDSTUK 4. - SUBSIDIES AFDELING 1. - ALGEMENE MODALITEITEN VOOR DE TOEKENNING VAN DE SUBSIDIES
Art. 37.De aan een erkende dienst verschuldigde subsidie is jaarlijks.
Ze wordt gestort onder de vorm van maandelijkse voorschotten, en dit ten laatste op de laatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor ze worden toegekend.
Ze wordt door de SPFB vereffend na onderzoek van het verantwoordingsdossier bedoeld in artikel 50.
Art. 38.Het maandelijkse voorschot houdt rekening met de erkende capaciteit, de evolutie van het personeel uit artikel 15 wat betreft het aantal, de functie, de anciënniteit en de prestaties binnen de grenzen vastgelegd in afdeling 2 van dit hoofdstuk.
Bij het overschrijden van de in artikel 33, lid 2 vastgestelde termijn zal bij de berekening van de maandelijkse voorschotten pas op de eerste dag van de maand volgend op de ontvangst van de documenten rekening gehouden worden met de wijziging van het personeel.
Art. 39.Wanneer de SPFB vaststelt dat de aan de dienst gestorte maandelijkse voorschotten hoger zijn dan de jaarlijks verschuldigde subsidies, dan wint hij het teveel aan ontvangen voorschotten over een periode van maximaal 12 maanden terug na overleg met de directie van de dienst via compensatie met de volgende maandelijkse voorschotten die gestort worden voor het lopende jaar.
Deze terugwinning kan uitzonderlijk en op vraag van de dienst van voorwaarden en termijnen afhankelijk gesteld worden. De SPFB stelt een aflossingsplan op.
Art. 40.Wanneer de SPFB vaststelt dat het teveel aan voorschotten die door de dienst ontvangen zijn, voortkomt uit bewust verkeerde informatie die door de dienst bezorgt werd of uit zware beheersfouten, dan krijgt de SPFB het onverschuldigde bedrag in één keer terug.
In deze veronderstelling bezorgt de SPFB aan het Collegelid een voorstel voor de opstart van de procedure tot intrekking van de vergunning.
AFDELING 2. - SUBSIDIE VOOR PERSONEELSKOSTEN
Art. 41.De jaarlijkse subsidie van de personeelskosten bedoeld in artikel 15 is op elk moment van het jaar beperkt tot de volgende normen, bepaald op basis van de erkende capaciteit van de dienst zoals bedoeld in artikel 20 : - Directiepersoneel : 0,025 voltijds equivalent; - Administratief en boekhoudkundig personeel : 0,025 voltijds equivalent, waaronder de volgende functies : secretaris/secretaresse/directieassistent(e), boekhouder, boekhoudkundig of administratief assistent(e); - Paramedisch, opvoedend en technisch personeel : 0,2 voltijds equivalent, waaronder de volgende functies : paramedische functies, opvoeder van klasse 1, 2 of 3, of technicus van klasse 1, 2 of 3.
Het aantal gesubsidieerde tewerkstellingen voor werknemers die houder zijn van een mastertitel, mag niet hoger liggen dan 0,5 voltijds equivalent.
Art. 42.De subsidie dekt de gemaakte personeelskosten en is beperkt tot de berekening die gemaakt wordt op basis van de barema's die in bijlage I NM van het NM-besluit vastgesteld zijn, en bevat de werkgeverslasten en andere voordelen die in bijlage V NM van het NM-besluit vastgesteld zijn op basis van de anciënniteit die in bijlage IV NM van het NM-besluit vastgesteld is.
De baremaschalen die met iedere functie overeenstemmen, zijn vastgelegd in bijlage II NM van het NM-besluit.
Art. 43.Een subsidie die overeenstemt met maximaal 1 percent van de subsidie die in toepassing van artikels 41 en 42 berekend wordt, wordt toegekend om de verantwoorde kosten inzake opleiding van het personeel te dekken.
De opleidingskosten kunnen bovendien kosten voor supervisie zijn, kosten van de evaluatie voor intern gebruik, zoals bedoeld door artikel 102 van het decreet.
Art. 44.De subsidie voor personeelskosten van een werknemer die begunstigde is van het Plan Tandem, wordt toegekend op basis van hetzelfde werkvolume als het werkvolume dat hij of zij presteerde voordat hij of zij zijn of haar prestaties tot een halftijdse betrekking verminderde.
Het bezoldigde prestatievolume van de werknemer die is aangeworven ter vervanging van de werknemer die zijn of haar prestaties van een driekwart-tijds of een voltijdse betrekking tot een halftijdse betrekking verminderde, wordt niet in aanmerking genomen.
De volgende kosten en bijdragen worden beschouwd als toelaatbare uitgaven van de subsidie voor personeelskosten van een werknemer die begunstigde van het Plan Tandem is : 1° de bezoldigingskosten, werkgeverslasten en andere voordelen die verband houden met de werknemer die begunstigde van het Plan Tandem is, zoals bepaald in bijlage V van het NM-besluit;2° de bezoldigingskosten, werkgeverslasten en andere voordelen die verband houden met de werknemer die is aangeworven ter vervanging van de werknemer die zijn of haar prestaties tot een halftijdse betrekking verminderde in het kader van het Plan Tandem, zoals bepaald in bijlage V van het NM-besluit;3° de bijdrage die in toepassing van het Plan Tandem gestort wordt aan het Sociaal Fonds "Old Timer". AFDELING 3. - SUBSIDIE VOOR ALGEMENE KOSTEN
Art. 45.De jaarlijkse subsidie voor algemene kosten is beperkt tot 10.000,00 euro, waar een bedrag van 200,00 euro per eenheid van de erkende capaciteit van dienst, zoals bedoeld in artikel 20, bovenop komt.
Art. 46.De subsidie dekt de gemaakte toelaatbare kosten die in bijlage van dit besluit opgenomen zijn en met de erkende opdrachten van de dienst te maken hebben.
Art. 47.De jaarlijkse lopende winst van de dienst, verminderd met de giften, mag niet hoger liggen dan het resultaat van de vermenigvuldiging van 2.000,00 met de erkende capaciteit van dienst zoals bedoeld in artikel 20. Het resterende bedrag wordt door de SPFB teruggevorderd.
Art. 48.Deze subsidie kan de meerkosten dekken van de lonen van personeelsleden die de in artikel 41 vastgestelde functies overschrijden en gedeeltelijk door een andere overheid ten laste worden genomen.
AFDELING 4. - SUBSIDIE VOOR DE VERGOEDINGEN DIE IN HET KADER VAN DE VRIJWILLIGER OVERGEMAAKT WORDEN
Art. 49.De jaarlijkse subsidie voor de vergoedingen die in het kader van de vrijwilliger overgemaakt worden, stemt overeen met de som van de vergoedingen die mogelijk op basis van artikel 26 overgemaakt worden aan de personen met een handicap.
AFDELING 5. - VERANTWOORDINGSDOSSIER VOOR DE SUBSIDIES
Art. 50.Het verantwoordingsdossier bevat volgende stukken : 1° wat betreft de personeelskosten : - de individuele rekeningen van de werknemers; - het attest C 450bis van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid; - het attest van de FOD Financiën dat de betaling van de bedrijfsvoorheffing bewijst; - de eindafrekening van de wetsverzekering; - de definitieve eindafrekening van de arbeidsgeneeskunde; - een samenvattende tabel met de opleidingskosten voor het personeel, met vermelding van het betrokken personeel, de aard van de gevolgde opleidingen en hun kostprijs; 2° wat betreft de algemene kosten : - de algemene balans; - de tabellen met afschrijvingen van de vaste activa en van de giften en subsidies in kapitaal; - het grootboek of de historiek van de algemene rekeningen; 3° wat betreft de winst uit de activiteiten voor de productie van goederen en diensten : - de afrekening van de grondstoffen; - de rechtstreekse productiekosten; - het boek met productie-inkomsten; - de lopende winst; - de giften; 4° wat betreft de subsidie voor de vergoedingen die mogelijk overgemaakt worden in het kader van de vrijwilligers : een samenvattende tabel met een verdeling per begunstige persoon met een handicap. De SPFB kan de lijst aanvullen met gevraagde stukken en kan met name alle verantwoordingsstukken die de boekhoudkundige documenten verantwoorden opvragen.
Art. 51.De SPFB controleert het verantwoordingsdossier. Hij stelt het verschil tussen de som van de gestorte voorschotten en het bedrag van de verschuldigde subsidie vast.
Hij legt binnen de zes maanden na de ontvangst van het dossier met verantwoordingsstukken een voorstel van beslissing voor aan de dienst, op voorwaarde dat het dossier volledig en voldoende is. Vanaf de datum van ontvangst van dit voorstel beschikt de dienst over een termijn van zes weken om zijn opmerkingen mee te delen. Bij gebrek aan antwoord binnen deze termijn wordt het voorstel van de SPFB als aanvaard beschouwd.
Binnen een termijn van zes weken volgend op de datum van ontvangst van deze opmerkingen maakt de SPFB de definitieve afrekening van de subsidie over. HOOFDSTUK 5. - SLOTBEPALINGEN
Art. 52.De in dit besluit opgenomen bedragen zijn gekoppeld aan de referentiegezondheidsindex van december 2018.
Vanaf 1 januari 2020 worden ze jaarlijks aangepast op 1 januari rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen, hierna de gezondheidsindex genaamd, volgens de formule : basisbedrag x gezondheidsindex van december van het vorige jaar gezondheidsindex van december 2018
Art. 53.Treden in werking op 1 januari 2019 : 1° afdeling 3 van hoofdstuk 5 van het decreet;2° artikel 88 van het decreet;3° voor de diensten bedoeld in artikel 56 van het decreet : de artikelen 70, 71, 72, 74, 75, 77, 95 en 102 van het dercreet;4° dit besluit.
Art. 54.Het Collegelid wordt belast met de uitvoering van onderhavig besluit.
Brussel, 18 oktober 2018.
Vanwege het college : De Minister-president van het College, F. LAANAN De Minister, Collegelid bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap, C. FREMAULT
Bijlage bij het besluit 2018/1219 van 18 oktober 2018 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de diensten voor participatie via collectieve activiteiten, dat uitvoering geeft aan afdeling 3 van hoofdstuk 5 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de insluiting van de persoon met een handicap TOELAATBARE UITGAVEN VOOR DE VERANTWOORDING VAN DE ALGEMENE KOSTEN VAN DE DIENSTEN VOOR PARTICIPATIE VIA COLLECTIEVE ACTIVITEITEN
61. DIENSTEN EN DIVERSE GOEDEREN
6110.Zorgen
61100 Aankopen van farmaceutische producten - courante producten
61101 Aankopen van klein verzorgingsmateriaal
61110 Aankopen van didactisch materiaal (terugbetaalbaar)
61111 Aankopen van didactisch materiaal (niet-terugbetaalbaar)
61130 Huren (met inbegrip van huurlasten)
61131 Transporten
61150 Aankopen van klein keukenmateriaal
612. Personeelsbeheerkosten
61224.Abonnementen op professionele magazines en documentatie
61260. Kosten extern sociaal secretariaat
613.Huur en huurlasten
61300. Huur gebouwen
61301.Erfpachten
61302. Huurlasten gebouwen
61303.Huur materiaal en uitrusting
614. Energie
61400.Stookolie verwarming
61401. Elektriciteit
61402.Gas
61403. Water
615.Onderhoud en herstellingen - aankopen
6152. Terreinen en constructies
61520.Schoonmaak
61521 Onderhoud en herstellingen buiten gebouwen
61522 Onderhoud en herstellingen binnen gebouwen
61530 Onderhoud en herstellingen technische installaties
61531 Onderhoud en herstellingen keukeninstallaties en -uitrusting
61535 Onderhoud en herstellingen materiaal en uitrusting voor onderhoud (met inbegrip van huur van kleine instrumenten)
61540 Onderhoud en herstellingen meubilair
61541 Onderhoud en herstellingen kantoormateriaal
61542 Onderhoud en herstellingen informaticamateriaal
616. Onderhoud en herstellingen - externe diensten
6162.Terreinen en constructies
61620. Schoonmaak
61621.Onderhoud en herstellingen buiten gebouwen
61622. Onderhoud en herstellingen binnen gebouwen
6163.Installaties
61630. Onderhoud en herstellingen technische installaties
61631 Onderhoud en herstellingen keukeninstallaties en -uitrusting
61635.Onderhoud en herstellingen onderhoudsmateriaal en -instrumenten
61639. Verplichte controles uitgevoerd door derden
6164.Meubilair en rollend materieel
61640. Onderhoud en herstellingen meubilair
61641.Onderhoud en herstellingen kantoormateriaal
61642. Onderhoud en herstellingen informaticamateriaal
61643 Onderhoud en herstellingen rollend materieel
617.Verzekeringen
61701. Verzekeringen en burgerlijke aansprakelijkheid vrijwilligers en personeel
61702.Verzekeringen diefstal, brand en schade
61705 Verzekeringen auto's en voertuigen van het instituut
61707. Omniumverzekeringen opdrachten
61708.Andere verzekeringen
618. Vervoer, verplaatsingen
61800 Brandstof voor dienstvoertuigen
61801 Huur dienstvoertuigen
61802.Vergaderkosten
61803. Kosten voor missies (1)
619.Andere algemene beheerskosten
6190. Kantoorbenodigdheden
61900.Kantoorbenodigdheden
61901. Informaticabenodigdheden
61902.Kosten voor vergaderingen en recepties
6191. Telefoon, fax en kosten in verband met postdiensten
61910.Telefoon, fax, internet, minitel
61911. Portkosten
6192.Honorering van derden
61920. Externe informaticadiensten (andere dan onderhoud en herstelling)
61921.Honoraria externe boekhouders
61923. Honoraria advocaten en notarissen
61924.Andere honoraria
61926. Reclame, aankondigingen en advertenties
61927.Lidmaatschapskosten van verschillende instellingen
62. VERGOEDINGEN, SOCIALE LASTEN ANDERE PERSONEELSKOSTEN (2)
6200.Bezoldigingen van het personeel
6210. Werkgeversbijdragen RSZ
6220.Wetsverzekering
6231. Weg naar en van het werk
6232.Arbeidsgeneeskunde
63. AFSCHRIJVINGEN
630.Dotaties afschrijvingen
6300. Afschrijvingen op kosten eerste vestiging
6301.Dotatie afschrijvingen immateriële activa
6302. Dotatie afschrijvingen bouwwerken
6303.Dotatie afschrijvingen installaties
6304. Dotatie afschrijvingen meubilair en rollend materieel
6305.Dotatie afschrijvingen gehuurde activa, financieringen en aanverwante rechten
6306. Dotatie afschrijvingen andere materiële activa
64.ANDERE EXPLOITATIELASTEN
640. Fiscale bedrijfslasten
64000.Onroerende voorheffing
64010. Belasting op het patrimonium van de VZW
64030 Verkeersbelasting
64040 kijk- en luistergeld
64050.Lokale belastingen (vuilnis, riolering, enz.)
65. FINANCI"LE LASTEN
650.Financiële lasten op schulden
6500. Lasten op langetermijnschulden
65001.Financiële lasten op huurschulden - financieirng en gelijkgesteld
65002. Financiële lasten op langetermijnschulden
6501.Lasten op kortetermijnschulden
65010. Interesten voor leningen ingevolge vertragingen subsidies
65011.Financiële lasten op kortetermijnschulden
656. Diverse financiële lasten
65600.Bankkosten
669. Lasten op vorige boekjaren
669031.Inhalingen op vorige boekjaren
6691. Diensten en diverse goederen (onder te verdelen als de rekeningen 61)
6693.Afschrijvingen (onder te verdelen als de rekeningen 63)
6694. Andere bedrijfslasten (onder te verdelen als de rekeningen 64)
6695.Financiële lasten (onder te verdelen als de rekeningen 65)
(1) : wanneer het gaat om dienstreiskosten met privévoertuig : op basis van de kilometervergoeding die jaarlijks door de federale overheid vastgesteld wordt in toepassing van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.(2) : voor personeel dat gedeeltelijk door een andere overheid ten laste wordt genomen. Gezien om bijgevoegd te worden bij het besluit 2018/1219 van 18 oktober 2018.
Namens het College van de Franse Gemeenschapscommissie : F. LAANAN, Voorzitster van het College C. FREMAULT, Collegelid bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap .