gepubliceerd op 29 september 1999
3 JUNI 1999 - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van het schoolreglement voor het bijzonder secundair onderwijs, ingericht door de Franse Gemeenschapscommissie
3 JUNI 1999 - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van het schoolreglement voor het bijzonder secundair onderwijs, ingericht door de Franse Gemeenschapscommissie
Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschap van 24 juli 1997 tot bepaling van de prioritaire taken van het lager en middelbaar onderwijs en houdende organisatie van de geëigende structuren om deze te vervullen;
Overwegende dat artikel 77 van voornoemd decreet de inrichtende macht van het gesubsidieerd onderwijs verplicht tot het opstellen van het algemeen schoolreglement voor elk onderwijsniveau;
Overwegende dat artikel 78 bepaalt dat het schoolreglement normen en prioriteiten van pedagogische aard voor de leerling geeft;
Gelet op het advies van het plaatselijk paritair comité van 5 februari 1999;
Op voordracht van het Lid van het College, belast met Onderwijs, Besluit :
Artikel 1.Het schoolreglement voor het bijzonder secundair onderwijs, ingericht door de Franse Gemeenschapscommissie, wordt aangenomen overeenkomstig bijgaande tekst.
Art. 2.Het Lid van het College, bevoegd voor Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1999.
Brussel, op 3 juni 1999.
Namens het College : Lid van het College, bevoegd voor Onderwijs, E. TOMAS Voorzitter van het College, H. HASQUIN
BIJLAGE SCHOOLREGLEMENT VAN HET BIJZONDER SECUNDAIR ONDERWIJS INGERICHT DOOR DE FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE Dit reglement bepaalt een zeker aantal normen en prioriteiten die fungeren als leidraad voor de leerling om kwalitatief hoogstaand schoolwerk af te leveren in overeenstemming met zijn bekwaamheid.
Het bepaalt tevens de nadere regelen voor de evaluatie door de leerkrachten, de deliberatieprocedures voor de klassenraden en voor de verstrekking van de informatie over hun beslissing.
KWALITATIEF HOOGSTAAND SCHOOLWERK Kwalitatief hoogstaand schoolwerk maakt het mogelijk kennis en vaardigheden langdurig te vergaren en te onthouden. Een dergelijke vergaring gebeurt niet door de loutere overdracht of een simpel onderricht, maar is het resultaat van een individueel en collectief werk waarbij gestreefd wordt om problemen op te lossen. Als een probleem een opdracht is die niet onmiddelijk kan opgelost kan worden omdat er geen regel voorhanden is, dan zal het onderwijs van de Franse Gemeenschapscommissie zich als doel stellen de leerlingen voor complexere problemen te stellen, waarbij beroep zal worden gedaan op een diepgaandere en uiteenlopendere kennis en know-how.
In het bijzonder secundair onderwijs worden de leerlingen meer bepaald voorbereid op de sociale en/of professionele realiteit. Dit gebeurt aan de hand van concrete taken. Bovendien besteedt het bijzonder secundair onderwijs bijzonder aandacht aan fysieke, sportieve en artistieke activiteiten.
De fysieke capaciteiten van iedere leerling worden gevolgd door de medische/paramedische dienst. Het emotionele aspect wordt eveneens opgevolgd : de leerling zal worden geleerd hoe met deze innerlijke energie moeten worden omgegaan.
BIJZONDER SECUNDAIR ONDERWIJS - VORM 2 Van bij de inschrijving van de leerling stelt de klassenraad een individueel leerprogramma op op basis van hetwelk ieder lid van het opvoedingsteam het opvoedingsschema uitvoert en hierover voorstellen formuleert. Dit individueel leerplan wordt tijdens de hele schoolduur van de leerling regelmatig aangevuld en aangepast door de klassenraad.
Het bijzonder secundair onderwijs van het type 2 wordt ingericht in 2 fasen van ieder twee studiejaren.
De opvoedingsactiviteiten, welke borg staan voor een hoogstaand kwalitatief schoolwerk, zijn op basis van de specifieke kenmerken van het onderwijs georganiseerd : - in algemene opleidingsactiviteiten; - in activiteiten in professionele en/of creatieve werkplaatsen met het oog op een betere persoonlijke ontplooiing van de leerling en de socioprofessionele integratie.
Deze activiteiten die zijn geprogrammeerd op grond van hetr individueel leerprogramma, gebeuren collectief of individueel.
Ze verlopen binnen of buiten de instelling.
Via deze opvoedingsactiviteiten zal de leerling in staat zijn - zijn plaats te vinden in zijn sociale omgeving; - zich voor te bereiden op zijn plaats in de maatschappij en hierin een actieve rol te spelen, rekening houdend met zijn mogelijkheden.
BIJZONDER SECUNDAIR ONDERWIJS - VORM 3 Van bij de inschrijving van de leerling stelt de klassenraad een leerplan op op basis waarvan ieder lid van het opvoedingsteam het opvoedingsschema zal uitvoeren en hierover voorstellen zal formuleren.
Dit individueel leerplan past in het deel van het specifiek onderwijsproject van het bijzonder secundair onderwijs - type 3. Dit programma wordt regelmatig aangevuld en aangepast naargelang de interesses van de leerling, zijn kennis, zijn gedrag, mogelijkheden, vaardigheden en moeilijkheden.
Het bijzonder secundair onderwijs type 3 bestaat uit 5 schooljaren.
Een zesde specialisatiejaar kan het programma afronden.
De opvoedingsactiviteiten die borg staan voor een kwaliteitsvol onderwijs, zijn toegespitst op : - algemene opleidingsactiviteiten; - professionele opleidingsactiviteiten; - steun- en/of hulpactiviteiten, met het oog op de persoonlijke ontplooiing van de leerling en zijn daadwerkelijke socioprofessionnele integratie.
Deze activiteiten die zijn geprogrammeerd op basis van het leerplan gebeuren gezamenlijk of individueel.
Zij vind binnen of buiten de instelling plaats.
Op grond van de opties genomen door de klassenraad kan het schoolwerk bestaan uit : - individuele taken; - groepstaken; - opzoekingswerk; - sporadisch uit huiswerk.
De vereisten voor een kwaliteitsvol schoolwerk zijn, volgens de criteria bepaald door de klassenraad : - verantwoordelijkheidszin die zich uit door aandacht, expressie, zin voor initiatief, een streven naar goed werk, luisterbereidheid; - de geleidelijke verwerving van een persoonlijke en efficiënte werkwijze; - het vermogen om een team aan te vullen en gezamenlijk een opdracht te vervullen; - eerbied voor de opgelegde voorschriften, doch met behoud van een kritisch standpunt en op een manier die is aangepast een het onderwijsniveau; - de zorg bij de voorbereiding van het werk, ongeacht de aard ervan; - het eerbiedigen van de deadlines.
De activiteiten zijn zodanig opgevat dat de leerling constant waakzaam moet blijven.
Bijzonder secundair onderwijs vorm 4 - types 6 en 7 De inrichting van het bijzonder secundair onderwijs vorm 4 is een copie van het gewoon secundair onderwijs maar houdt rekening met de specifieke kenmerken van iedere onderwijsvorm.
Iedere leerling wordt gezien als een uniek persoon naar wier wensen wordt geluisterd en waarbij rekening wordt gehouden met zowel zijn vaardigheden als zijn eigen intellectuele rijkdom.
Het lessenprogramma wordt aangevuld met een intensieve parascolaire activiteit waar de pedagogische inspanningen getoetst worden op het terrein.
Het bijzonder secundair onderwijs vorm 4 stelt als hoofddoel de globale en harmonieuze ontplooiing van de adolescent.
Organisatie : drie graden van ieder twee jaar § 1. De eerste gemeenschappelijke graad voor alle leerlingen is de pedagogische voortzetting van het basisonderwijs. § 2. De tweede en derde graden worden opgesplitst in technisch en beroepsonderwijs. § 3. De eerste graad van het secundair onderwijs kan anders worden ingericht zodat de pedagogische begeleiding van de leerling gebeurt op basis van de behoeften van laatstgenoemde. De leerling die de eerste graad beter aflegt in drie jaar in plaats van twee jaar kan dit bijkomend jaar volgen in de instelling. Dit jaar is aangepast aan de leerbeheoften van dez leerling zelf. § 4. De tweede graad bestaat uit het 3e en het 4e jaar. De derde graad uit het 5e en het 6e jaar van het secundair technisch onderwijs en uit het 5e, 6e en 7e jaar uit het secundair beroepsonderwijs.
ENKELE HULPMIDDELEN VOOR DE LEERLING OM KWALITATIEF HOOGSTAAND SCHOOLWERK AF TE LEVEREN Elke leerling wordt beschouwd als een unieke persoonlijkheid naar wiens verzuchtingen wordt geluisterd, rekening houdend met diens gewoonten en eigen intellectuele rijkdom.
Het lesprogramma wordt verlengd met intensieve buitenschoolse activiteiten waar de pedagogische verworvenheden een praktische toepassing vinden.
De fysieke vaardigheden van de leerlingen worden opgevolgd door de medische/paramedische dienst. Aan het gevoelsleven wordt zoveel mogelijk aandacht besteed : de leerling wordt geholpen om zijn geesteskracht in goede banen te leiden.
Het bijzonder lager onderwijs heeft in de eerste plaats de globale en harmonieuze ontpooiing van het kind als doel. - Omschrijving van de doelstellingen Voor elke nieuwe leerfase wordt de leerling door elke leraar op de hoogte gebracht van : - de vooropgezette doelstellingen; - de te verwerven bekwaamheid en kennis aan de hand van voorbeelden; - de criteria voor het welslagen; - de evaluatiemethodes.
De leraar geeft voorbeelden van de zaken die ze geacht worden te kennen. - Ontwikkeling van vaardigheden in de breedte De aan de leerling aangeboden activiteiten worden door de leraar opgebouwd met het oog op de verscheidenheid van de stappen zoals : - identificatie; - vergelijking; - vertaling van de ene taal naar de andere; - onderscheid tussen hoofd- en bijzaken - samenvatting; het verwerven van werkmethodes zoals : - begrip van de voorschriften; - efficiënt gebruik van de werkinstrumenten; - tijdsindeling,... - Ontwikkeling van passend persoonlijk en sociaal gedrag De door de leerling uitgevoerde taken worden opgezet met het oog op : - de ontwikkeling van verantwoordelijkheidszin en zin tot initiatief - naleving van de leefregels zoals : - luisterbereidheid; - aandacht; - samenwerking; - beheersing van emotionele uitingen, bevorderd via de PATHS-methode; - zorgzaamheid; - teamgeest; - naleving van de termijnen en van de voorschriften. - Aanleren van het bijhouden van een verplicht document : de schoolagenda De schoolagenda vormt een instrument voor de organisatie van het schoolwerk. Aan de hand van de schoolagenda kan de leerling zijn tijd indelen en een planning opstellen van de vordering van zijn taken in de les en thuis. Hij heeft een administratieve functie (planning van de taken, vermelding van het lesrooster en van de buitenschoolse activiteiten, lijst van de verlofdagen). Hij vormt het communicatiemiddel bij uitstek tussen de school en de ouders of de persoon die aansprakelijk is voor de leerling.
De agenda is een wezenlijk hulpmiddel voor de opleiding en dient derhalve duidelijk, verzorgd en foutloos te zijn.
De leerkrachten en leerlingen besteden aldus de nodige tijd aan het aanleren van het bijhouden en passend gebruik ervan. - Aanleren van het zelfstandig werken en werken in groepsverband De geestes- en handenarbeid die van de leerlingen wordt vereist, omvat taken op school en daarbuiten.
De werkzaamheden op school omvatten individuele en collectieve taken inzake : - opzoeking; - analyse en synthese; - het memoriseren en reproduceren; - verwerking en mededeling van gegevens; - projecten.
Bij de werkzaamheden buiten de school wordt rekening gehouden met de studiegraad, de toenemende bekwaamheid tot autonomie en organisatie die elke leerling zich geleidelijkaan eigen moet maken. Hierdoor kunnen taken waarvoor in de klas weinig tijd is, tot een goed einde worden gebracht. De gevraagde taken moeten kunnen worden uitgevoerd zonder hulp van volwassenen.
De leerkracht ziet erop toe dat elke leerling toegang heeft tot de informatiebronnen en passende hulpmiddelen. Huiswerk mag er niet toe leiden dat de sociale, culturele en economische ongelijkheid zou toenemen.
De leraars spreiden, in de mate van het mogelijke, de werken zodat tijdelijke of permanente overbelasting vermeden wordt en een evenwicht tussen de verschillende disciplines behouden blijft.
EVALUATIE De evaluatie slaat zowel op de disciplinaire vaardigheden als de vaardigheden in de breedte - DE FORMATIEVE EVALUATIE : De formatieve evaluatie omvat het advies en bijstand aan de leerling.
Ze geeft de geslaagde resultaten weer en omschrijft de oorzaak van de problemen en fouten, waarbij oplossingen worden voorgesteld.
Ze houdt geen straf noch veroordeling in.
De afwezigheid van straf garandeert de zekerheid die de leerling nodg heeft om iets te durven aanleren in situaties die nieuw voor hem zijn, ongeacht het gaat om oplossingen, opzoekwerk of geconcretiseerde plannen.
Als een wezenlijke motiverende factor is de formatieve evaluatie van fundamenteel belang in het onderwijs waaraan de leerling actief deelneemt.
De geboekte vooruitgang en het wederkerend succes zijn bekwaamheidscriteria wanneer fouten te wijten aan het leerproces geen straf inhouden voor de leerling, omdat deze zijn vertrouwen nodig in dit proces kunnen ondermijnen.
Voor de vorm 2 is de evaluatie formatief en continu zodat wordt tegemoetgekomen aan de educatieve prioriteiten van het onderwijs vorm 2.
Driemaal per schooljaar krijgt de leerling een rapport over zijn vooruitgang in de verschillende lessen en over zijn gedrag.
De klassenraad bepaalt, voor iedere leerling, de duur van deze fasen.
De overgang van de eerste fase naar de twee wordt beslist door de klassenraad op basis van de gegevens van het individueel leerprogramma, de vooruitgang van de leerling, de motivatie, zijn interesses,...
Wanneer de leerling de school verlaat, krijgt hij een getuigschrift van aanwezigheid.
Voor vorm 3 verleent de formatieve evaluatie voorrang aan de vooruitgang van de leerling. Hierdoor is het mogelijk te zien welke de verschillende vaardigheden de leerling aanleert.
Driemaal per schooljaar krijgt de leerling een rapport met daarin de vooruitgang die hij boekt in de verschillende lessen (houding ten aanzien van het werk en aantal bereikte vaardigheidsdrempels) als een evaluatie van zijn gedrag. - DE SUMMATIEVE EVALUATIE Summatieve proeven kunnen worden georganiseerd aan het eind van een of meerdere leercycli met het oog op een balans daarvan. Ze geven de leerling en diens ouders een idee in hoeverre de leerstof is verwerkt en de vaardigheden worden beheerst.
Op basis daarvan kan de klassenraad haar beslissingen nemen en motiveren aan het eind van het schooljaar.
De vaardigheidsdrempels, de eindcapaciteiten en de opleidingsprofielen zijn criteria die in aanmerking moeten komen, meer bepaald voor de leerlingen die naar het gewoon onderwijs overgaan.
Ieder die onderworpen is aan een summatieve beoordeling moet volledig beantwoorden aan bovenstaande criteria en de evaluatievoorwaarden moeten gelijk zijn aan de scholingsvoorwaarden. Het werk dat de summatieve beoordeling voorafgaat geeft de leerling, inzoverre die mogelijk is, de kans op slagen.
Iedere summatieve toets moet steeds alsdusdanig gemeld worden door de leraar en de datum ervan vastgesteld, rekening houdend met de spreiding van alle aan de leerlingen opgelegde taken.
Iedere proef, ongeacht deze nu formatief of summatief is (behoudens enkele eindtoetsen in juni voor de leerlingen die afstuderen), wordt geanalyseerd en er wordt gekeken hoe de problemen kunnen worden opgelost. - GETUIGSCHRIFT BIJZONDER SECUNDAIR ONDERWIJS - VORM 4 De klassenraad kan voorstellen om een leerling te heroriënteren naar het gewoon onderwijs.
Na het 1e jaar van de eerste graad stelt de klassenraad een rapport op over de verworven kennis.
Na het tweede jaar van de eerste graad en de daaropvolgende jaren geeft de klassenraad één van volgende uitslagen : - met vrucht geslaagd zonder voorbehoud (attest A); - met vrucht geslaagd doch met voorbehoud (attest B); - niet met vrucht geslaagd (attest C) Attesten B en C zijn gemotiveerd.
Als er na het lager onderwijs geen getuigschrift van het lager onderwijs wordt behaald, kan dit na een eerste of tweede jaar in het secundair onderwijs uitgereikt worden.
Na het 4e jaar, dus het eind van de 2e graad, wordt een secundair getuigschrift van de 2e graad uitgereikt.
Het getuischrift hoger secundair onderwijs (GHSO) wordt uitgereikt aan de regelmatig ingeschreven leerlingen die in de laatste twee studiejaren van het secundair technisch onderwijs in dezelfde onderwijsvorm in dezelfde afdeling en deze oriëntatie zijn geslaagd.
Het GHSO wordt gehomologeerd.
Het studiegetuigschrift van het 6e jaar secundair beroepsonderwijs wordt uitgereikt na een 6e beroepsjaar dat met vrucht wordt beëindigd.
Een GHSO wordt uitgereikt aan de regelmatige leerlingen die een 7e jaar secundaire beroepsonderwijs met vrucht hebben beëindigd. Het GHSO wordt gehomologeerd.
Na het 6e jaar technisch of beroepsonderwijs en na een 7e technisch of beroepsjaar wordt het bekwaamheidscertificaat uitgereikt aan die leerling die geslaagd is in de bekwaamheidstest; deze test peilt naar de bekwaamheid van de leerling die zal toetreden tot de arbeidsmarkt.
De jury, die is samengesteld volgens de wijzen bepaald in de reglementering, delibereert definitief over de bekwaamheidstest, los van de klassenraad.
In de afdelingen waar bedrijfsstages worden georganiseerd, zijn deze verplicht en wordt met de beoordeling ervan rekening gehouden bij de deliberatie.
BEKWAAMHEIDSTESTEN Op het einde van het 6e en 7e jaar wordt er voor de technische en beroepsafdeling een bekwaamheidstest gehouden. Deze vindt plaats in de instelling voor een jury.
De jury bestaat voor ieder van de jaren en de studieoriëntaties die uitzicht bieden op een bekwaamheidscertificaat.
De jury is samengesteld uit : - het schoolhoofd of zijn afgevaardigde die voorzit; - leden van het onderwijzend personeel in de graad en in hoofdzaak de leraars die rechtstreeks betrokken zijn bij de beoordeling; - leden van buiten de school die komen uit de beroepswereld en gekozen zijn om hun theoretische en praktische kennis.
De jury stelt de proef op. Hierbij wordt rekening gehouden met de vereisten van het beroep. De jury gaat na of het professionalisme voor te kunnen toetreden tot de arbeidsmarkt voldoende aanwezig is.
De inhoud van de proef en de wijze waarop hij wordt afgenomen zijn bepaald naargelang de specifieke kenmerken van het onderwijsinstelling.
In september wordt een herkansing gegeven. Om hieraan te kunnen deelnemen moet de betrokken leerling zich verplicht inschrijven, zodat de proef organisatorisch geregeld kan worden (bestelling van materiaal, samenroeping van de jury).
BIJZONDER SECUNDAIR ONDERWIJS - VORM 3 Naargelang de modaliteiten bepaald in het reglement : - reikt de klassenraad het studiegetuigschrift uit; - kan de klassenraad voorstellen om een leerling naar het gewoon onderwijs te oriënteren;
Na het vijfde studiejaar wordt een getuigschrift van beroepsbekwaamheid uitgereikt. Na een zesde specialisatiejaar kan een tweede getuigschriften van beroepsbekwaamheid uitgereikt worden. Deze getuigschriften worden gegeven aan de leerlingen die zijn geslaagd voor de bekwaamheidsproeven : deze proeven peilen naar de geschiktheid van de leerlingen om toe te treden tot de arbeidsmarkt. De jury die is samengesteld volgens de wijze bepaald in het reglement delibereert definitief over de bekwaamheidsproef en dit los van de klassenraad.
DELIBERATIE De klassenraad van juni bestudeert het geval van alle regelmatig ingeschreven leerlingen van de instelling bij de deliberatie. Hij besteedt ook aandacht aan het geval van die leerlingen wier toestand geregulariseerd wordt, met name wat betreft de gelijkwaardigheid van vorige studies.
Alle beslissingen van de klassenraad, waaronder deze aangaande het getuigschrift worden collegiaal genomen. De klassenraad tracht te beslissen bij eenparigheid van stemmen, rekening houdend met bijzondere toestanden en dit steeds in het belang van de leerling.
Bij gebrek aan eenparigheid of op verzoek van een leraar of van de voorzitter moeten alle leraars stemmen. Bij stemming geldt de gewone meerderheid van de aanwezige leden. Er is stemplicht. Onthouding is onmogelijk. Iedere leraar heeft één stem. Bij staking van stemmen is de stem van het schoolhoofd of zijn afgevaardigde beslissend.
De delibaratie is vertrouwelijk, de bekendmaking van de resultaten gebeurt volgens de onderstaande wijzen en wordt georganiseerd door de instelling.
DE BEKENDMAKING VAN DE UITSLAGEN Bij de aanvang van het schooljaar stelt het schoolhoofd de leerlingen en de ouders op de hoogte van de te volgen procedure om de directie, de leraars, de opvoeders en de directie vcan het PMS-cemtrum te kunnen spreken.
Tijdens het schooljaar, wordt regelmatig informatie over de toestand van de leerling verstrekt aan de leerling en zijn ouders via nota's en commentaar in de schoolrapporten en steeds via nota's in de klasagenda en geëvalueerde en verbeterde schriftelijke taken.
Het schoolrapport Het rapport wordt drie maal per schooljaar gegeven aan de leerling en zijn ouders : tussen eind november en het begin van de Kerstvakantie, tussen midden maart en het begin van de Krokusvakantie en op het einde van juni.
Begin juni worden de leerlingen en de ouders schriftelijk verwittigd van het tijdstip (datum en uur) en de plaats waar de beslissingen van de klassenraad zullen worden bekendgemaakt.
In juni, en in december voor de leerlingen die een getuigschrift zullen krijgen, worden de beslissingen van de klassenraad meegedeeld aan de meerderjarige leerling of aan de personnen die er recht op hebben of de minderjarige leerling te laste hebben. Ieder instelling neemt de meets geschikte maatregelen voor deze proclamatie. In juni wordt de beslissing van de klassenraad daarenboven ingeschreven in de agenda. Voor de leerlingen wier beslissing verdaagd is, wordt de beslissing (geslaagd/niet geslaagd) per post in december meegedeeld aan de meerderjarige leerling of aan de ouders.
Opmerking In het bijzonder onderwijs is het ondenkbaar dat een leerling zich alleen zou voorbereiden tijdens de vakantie op de bekwaamheidsproeven als hiervoor in juni geen getuigschrift werd uitgereikt. De school heeft hier dus de taak de leerling voor te bereiden op de in december bepaalde proeven zodat eventuele problemen kunnen worden opgelost.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 3 juni 1999 tot goedkeuring van het studiereglement van het bijzonder secundair onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschapscommissie.
Voor het College : E. TOMAS, lid van het College, belast met Onderwijs.
H. HASQUIN, voorzitter van het College, belast met Begroting.