gepubliceerd op 19 juni 2024
Ontwerp van besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot implementatie van de uitgaven- en ontvangstentoetsingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
6 JUNI 2024. - Ontwerp van besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot implementatie van de uitgaven- en ontvangstentoetsingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere
wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/08/1980
pub.
11/12/2007
numac
2007000980
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 68, eerste lid, en artikel 87, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 8 augustus 1988, 16 juli 1993 en 6 januari 2014;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, artikel 36, laatst gewijzigd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014, en artikel 40, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op de ordonnantie van 4 april 2024 houdende de Codex van de openbare financiën van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, artikel 141, § 2;
Gelet op de gelijkekansentest van 8 maart 2024 uitgevoerd zoals bedoeld in artikel 2 van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 april 2024;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 17 april 2024;
Gelet op advies 76.335/1 van de Raad van State, gegeven op 29 mei 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Minister bevoegd voor Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel;
Na beraadslaging, Besluit :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° uitgaven- en ontvangstentoetsingen : de uitgaven- en ontvangstentoetsingen zoals gedefinieerd in artikel 141 van de ordonnantie van 4 april 2024 houdende de Codex van de openbare financiën van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° ordonnantie : de ordonnantie van 4 april 2024 houdende de Codex van de openbare financiën van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° diensten van de Regering : de diensten van de Regering zoals bepaald in artikel 2, 5° van de ordonnantie;4° autonome bestuursinstellingen (hierna de ABI's genaamd ) : de autonome bestuursinstellingen van eerste (ABI1) en tweede (ABI2) categorie zoals bepaald in artikel 2, 2° van de ordonnantie;5° gewestelijke entiteit : de gewestelijke entiteit zoals bepaald in artikel 2, 1° van de ordonnantie;6° leidende ambtenaar : de Secretaris-generaal, de Adjunct-secretaris generaal en elke Directeur-generaal en Adjunct-directeur-generaal van de diensten van de Regering, evenals de titularissen van gelijkwaardige functies in de autonome bestuursinstellingen;7° gemandateerde instantie: de instantie die van de Regering de opdracht heeft gekregen de leiding te nemen over de opmaak van de kadernota, zoals bepaald in artikel 9;8° ambtelijk coördinatiecentrum : de permanente cel binnen het bestuur Brussel Synergie van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel, die instaat voor de opvolging van alle toetsingen binnen de gewestelijke entiteit.
Art. 2.Dit besluit regelt een aangelegenheid als bedoeld in Deel 6, Boek 3, Titel 2, artikel 141 van de ordonnantie.
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 3.Dit besluit is van toepassing op : 1° de diensten van de Regering;2° de ABI's 1;3° de ABI's2 zoals bepaald in artikel 4, § 1, eerste lid van de ordonnantie. In afwijking van het eerste lid, punt 3°, is dit besluit niet van toepassing op de ABI's 2 zoals bepaald in artikel 4, § 2, eerste lid van de ordonnantie
HOOFDSTUK III. - Principes
Art. 4.De volgende principes worden gehanteerd in het kader van de organisatie van een uitgaven- en ontvangstentoetsing : 1° het betreft een onafhankelijk ambtelijk onderzoek dat dient tot beleidsevaluatie en dus een samenwerking tussen instanties en toegang tot de voor de toetsing benodigde data en informatie impliceert;2° er is een continue opbouw van expertise voor de evaluatie van de uitgaven en de ontvangsten;3° het is een op feiten gebaseerde analyse die budgetten linkt aan beleidsresultaten;4° de beschikbare conclusies van de Regering betreffende de eindrapporten van de toetsingen, zoals bedoeld in artikel 10, worden opgenomen in de algemene toelichting bij de initiële begroting overeenkomstig artikel 34, § 1, 7°, van de ordonnantie ;5° onverminderd artikel 8, § 3, betreffende de zitpenningen van de voorzitter, zijn de kosten voor de eventuele externe expertise verbonden aan de toetsing ten laste van de inhoudelijk gemandateerde instanties, namelijk de diensten van de Regering en de ABI's;6° een ambtelijke werkgroep krijgt 9 maanden de tijd voor het realiseren van een toetsing. HOOFDSTUK IV. - Actoren
Art. 5.Er wordt een ambtelijk stuurcomité opgericht. Dit is een permanent onafhankelijk administratief orgaan dat alle toetsingen coördineert.
De Regering stelt het ambtelijk stuurcomité samen.
Het ambtelijk stuurcomité: 1° waakt over de methodologie en het goede verloop van de toetsingen 2° valideert de kadernota ;3° valideert de methodologie gehanteerd in het eindrapport ;4° waarborgt de onafhankelijkheid en objectiviteit van de toetsingen. Daartoe steunt het ambtelijk stuurcomité in het bijzonder op de werkzaamheden van het ambtelijk coördinatiecentrum.
Het ambtelijk stuurcomité bezorgt de kadernota en het eindrapport aan de bevoegde minister(s), zoals bepaald in artikelen 12 en 15.
Art. 6.Het ambtelijk coördinatiecentrum is belast met de monitoring van de uitvoering van alle ontvangsten- en uitgaventoetsingen teneinde te waken over de kwaliteit ervan.
Het ambtelijk coördinatiecentrum brengt ook periodiek verslag uit aan het ambtelijk stuurcomité over de monitoring en evaluatie van de kwaliteit.
Overeenkomstig artikel 19, ziet het ambtelijk coördinatiecentrum er op toe dat er ex-post evaluaties uitgevoerd worden om de toepassing van dit instrument continu te verbeteren.
Art. 7.Een afzonderlijke ambtelijke werkgroep wordt samengesteld voor elke toetsing. Het is een multidisciplinair projectteam dat belast is met de uitvoering van een welbepaalde thematische uitgaven- of ontvangstentoetsing.
De ambtelijke werkgroep is een administratief orgaan.
De ambtelijke werkgroep is samengesteld uit volgende leden: 1° één onafhankelijke voorzitter ;2° één tot twee vertegenwoordiger(s) van het bestuur Brussel Financiën en Begroting van de GOB die ermee belast worden de budgettaire gegevens ter beschikking te stellen van de ambtelijke werkgroep op aanvraag van de leden.Ze waken erover dat de link met de begroting gelegd wordt; 3° één tot twee vertegenwoordiger(s) van het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse, die ermee belast worden te waken over de methodologie en de impact te berekenen van de voorgestelde hervormingsopties op middellange en lange termijn;4° twee vertegenwoordigers van de Inspectie van Financiën 5° experten die behoren tot de instanties die deelnemen aan de toetsing Het ambtelijk coördinatiecentrum wordt uitgenodigd voor elke ambtelijke werkgroep. De ambtelijke werkgroep kan worden aangevuld met één of meerdere externe experten die door de voorzitter worden geselecteerd.
Binnen de ambtelijke werkgroepen worden de taken verdeeld onder de leden volgens hun bevoegdheden.
Art. 8.§ 1. Er wordt een onafhankelijke voorzitter aangesteld die belast is met het beheer van de ambtelijke werkgroep. Hij leidt het project namens het ambtelijk stuurcomité binnen de door de kadernota gespecificeerde opdracht en onderhoudt gedurende de hele toetsing contact met het ambtelijk coördinatiecentrum met het oog op rapportering aan het ambtelijk stuurcomité. § 2. De voorzitter stelt het huishoudelijk reglement op voor de ambtelijke werkgroep bij aanvang van zijn werkzaamheden. § 3. De Minister van Begroting kan beslissen de voorzitter van de ambtelijke werkgroep zitpenningen toe te kennen ter waarde van 300 euro per zitting, met een maximum van 7.200 euro per toetsing.
De zitpenningen kunnen alleen uitbetaald worden indien de voorzitter aanwezig was op minstens 80% van de vergaderingen van de ambtelijke werkgroep, waarvoor hij als voorzitter werd aangesteld, in het kalenderjaar waarop de zitpenning betrekking heeft. De voormelde regel geldt niet als de afwezigheid het gevolg is van overmacht of gewettigde verhindering.
De kosten voor de zitpenningen van de voorzitter worden ten laste genomen door het ambtelijk coördinatiecentrum.
De bedragen vermeld in het eerste lid zijn onderworpen aan de gezondheidsindex van juni 2023 (127,09) en volgen de evolutie van die gezondheidsindex, overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De maand waarin het eindrapport wordt opgeleverd aan het stuurcomité is de referentiemaand voor de indexering. § 4. De voorzitter duidt een vervanger aan. Deze krijgt een zitpenning voor de vergaderingen waarvoor hij de voorzitter vervangt.
HOOFDSTUK V. - Documenten
Art. 9.De kadernota beschrijft de concrete scope en gekwantificeerde doelstellingen van de uit te voeren toetsing.
De kadernota bevat minstens de volgende elementen: 1° de context 2° het toepassingsgebied 3° het doel van de toetsing 4° de onderzoeksvragen 5° indien reeds mogelijk, de hervormingsopties 6° een tijdschema 7° de naam van de onafhankelijke voorzitter en de samenstelling van de ambtelijke werkgroep.
Art. 10.De toetsingen resulteren in een eindrapport dat een waaier aan doorgerekende hervormingsopties voorstelt, met inbegrip van de geraamde budgettaire effecten en de effecten op de beoogde beleidsdoelstellingen.
De eindrapporten bevatten een inschatting van de haalbaarheid van de implementatie van de hervormingsopties, waaronder met name de implementatiekost, de risico's, de basisvoorwaarden en de spill-over effecten.
Minimaal moeten volgende hervormingsopties worden opgenomen in het eindrapport: 1° een vermindering van het budget met minimaal 10%;2° een verhoging van het budget met minimaal 10%;3° een constant budget. De hervormingsopties dienen telkens te zorgen voor een financiële verduurzaming van het beleidsdomein.
De hervormingsopties moeten uitgesplitst worden over de tijd: korte termijn, middellange termijn en lange termijn.
De voorzitter is verantwoordelijk voor de opmaak van het eindrapport.
HOOFDSTUK VI. - Meerjarenprogramma
Art. 11.Met het oog op een nieuwe legislatuur wordt een niet-exhaustieve lijst met mogelijke onderwerpen voor de toetsingen van de volgende legislatuur opgesteld als volgt:: 1° Het ambtelijk coördinatiecentrum ontvangt in de maand januari van het jaar waarin de verkiezingen voor het Brussels Hoofdstedelijk Parlement plaatsvinden: a) van de leidend ambtenaren van de gewestelijke entiteit, zoals bepaald in artikel 1, 5°, minstens één onderwerp binnen hun bevoegdheidsdomein b) van het bestuur Brussel Financiën en Begroting van de GOB, op basis van een begrotingsanalyse, een lijst van mogelijke onderwerpen voor toetsingen;c) van de Inspectie van Financiën een lijst van mogelijke onderwerpen voor toetsingen. Voor punt a) geldt dat de aangeleverde onderwerpen worden overgemaakt met de volgende bijkomende informatie : de betrokken uitgaven en/of de geschatte omvang van de hervormingsopties, de vraag die de toetsing moet beantwoorden en de reden voor de keuze van het onderwerp. 2° Het ambtelijk coördinatiecentrum bezorgt aan het ambtelijk stuurcomité een voorstel van prioritering van de ontvangen onderwerpen op basis van de methodologie ontwikkeld door het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse.3° Bij de aanstelling van de aantredende Regering maakt het ambtelijk stuurcomité, na haar beslissing omtrent de prioritering, het voorstel dat de geprioriteerde onderwerpen en de gemandateerde instanties opneemt over aan de Minister van Begroting die het aan de Regering voorlegt.4° Op basis van dit voorstel, eventueel aangepast door de Minister van Begroting, maakt de aantredende Regering een concrete planning op van de onderwerpen die in de loop van de legislatuur getoetst zullen worden.5° De Regering valideert de lijst van de te toetsen geprioriteerde onderwerpen en, voor ieder onderwerp, de naam van de betrokken gemandateerde instantie.6° In de loop van de legislatuur kan de Regering onderwerpen toevoegen of vervangen om te kunnen inspelen op de actualiteit. HOOFDSTUK VII. - Verloop van de uitgaven- en ontvangstentoetsingen
Art. 12.De gemandateerde instantie(s) stelt(stellen) een voorstel van kadernota op en legt(leggen) dit voor aan het ambtelijk coördinatiecentrum uiterlijk eind maart. De gemandateerde instantie doet dit voorstel in overleg met de functioneel bevoegde minister(s) en het ambtelijk stuurcomité.
Het ambtelijk coördinatiecentrum bezorgt het ontwerp van kadernota aan het ambtelijk stuurcomité.
Het ambtelijk stuurcomité valideert de kadernota en bezorgt deze aan de Minister van Begroting en de functioneel bevoegde minister(s) Op voorstel van de Minister van Begroting en de functioneel bevoegde minister(s) keurt de Regering de kadernota goed vóór eind juni overeenkomstig de meerjarenplanning bedoeld in artikel 11, punt 4°.
In het eerste jaar van de legislatuur kunnen de termijnen voor het opleveren van de documenten aangepast worden.
Art. 13.De ambtelijke werkgroep onder leiding van de voorzitter start uiterlijk eind september.
Art. 14.De voorzitter rapporteert minstens om de twee maanden aan het ambtelijk coördinatiecentrum over de voortgang van de werkzaamheden van de ambtelijke werkgroep en het behalen van zijn vooropgestelde doelstellingen.
Art. 15.De voorzitter maakt het voorstel van eindrapport over aan het ambtelijk coördinatiecentrum uiterlijk eind mei.
Het ambtelijk stuurcomité valideert het eindrapport uiterlijk eind juni. De validatie van het eindrapport gebeurt op basis van de uitgangspunten van de kadernota.
Vervolgens maakt het ambtelijk stuurcomité het eindrapport over aan de functioneel bevoegde minister(s) en de Minister van Begroting.
Art. 16.Op initiatief van de functioneel bevoegde minister(s) en medeondertekend door de Minister van Begroting, positioneert de Regering zich binnen de drie maanden na validatie van het eindrapport door het ambtelijk stuurcomité ten aanzien van de resultaten van iedere toetsing in de vorm van een regeringsbeslissing.
Art. 17.Ten laatste binnen de zes maanden na validatie van het eindrapport door het ambtelijk stuurcomité, stelt (stellen) de functioneel bevoegde Minister(s) de resultaten van de toetsing aan het Parlement voor, samen met de regeringsbeslissing bedoeld in artikel 16.
Art. 18.De Minister van Begroting kan de termijnen opgenomen in dit besluit verlengen.
Art. 19.Het ambtelijk coördinatiecentrum voert periodiek een ex-post evaluatie van de toetsingen uit. De ex-post evaluatie heeft enkel betrekking op het proces van de toetsingen.
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 20.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2025.
Art. 21.De Minister van Financiën en Begroting van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, op 6 juni 2024.
Voor de Regering : De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van Gewestelijk Belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën en Begroting, Openbaar Ambt en de Promotie van Meertaligheid, S. GATZ .