Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 september 2022
gepubliceerd op 12 december 2022

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van de ordonnantie van 16 mei 2019 betreffende de uitbating en de veiligheid van de verkeerstunnels

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2022042183
pub.
12/12/2022
prom.
22/09/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 SEPTEMBER 2022. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van de ordonnantie van 16 mei 2019 betreffende de uitbating en de veiligheid van de verkeerstunnels


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 16 mei 2019 betreffende de uitbating en veiligheid van de verkeerstunnels, artikelen 3, §§ 1 en 2, 6, lid 2, 7, § 2, 11, 12, 14, § 2, 15, § 2, 16, § 2, 18, 29, 31, en 43;

Gelet op de gelijke kansentest die overeenkomstig artikel 2 van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest werd uitgevoerd op 16/08/2021;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14/09/2021 ;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 12/10/2021;

Gelet op het advies nr. 70.764/4 van de Raad van State, gegeven op 17/01/2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de mededeling aan de Europese Commissie, op 15/04/2022, met toepassing van artikel 5, § 1, van richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 die een informatieprocedure voorziet op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, en gelet op het feit dat de status-quoperiode verstreken is op 18/07/2022 zonder dat er opmerkingen waren bij de ontwerptekst;

Gelet op het overleg tussen de regeringen, dat plaatsvond op 08/06/2022, zoals voorgeschreven in artikel 6, § 2, 4°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen ;

Overwegende het koninklijk besluit van 6 december 1991 tot vaststelling van de lijst van de wegen en van hun aanhorigheden overgedragen van de Staat aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, artikel 1;

Op voorstel van de minister van Openbare werken, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder: 1° « Brussel Mobiliteit » : Het bestuur van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel dat instaat voor voorzieningen, infrastructuren en vervoer ;2° « Comité » : Het evaluatiecomité gecreëerd door artikel 12 van de ordonnantie van 16 mei 2019 betreffende de uitbating en veiligheid van de verkeerstunnels ;3° « Ordonnantie » : De ordonnantie van 16 mei 2019 betreffende de uitbating en veiligheid van de verkeerstunnels. HOOFDSTUK 2. - Lijst van de verkeerstunnels

Art. 2.De tunnels met een lengte van meer dan 200 m van het wegennet die zich bevinden op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en waarop de Ordonnantie van toepassing is, zijn de volgende: 1° Annie Cordytunnel, met een lengte van 2 616 m;2° Belliardtunnel met een lengte van 2 338 m;3° Reyers-Centrumtunnel, met een lengte van 727 m;4° Stefaniatunnel, met een lengte van 651 m;5° Hallepoorttunnel, met een lengte van 640 m;6° Jubelparktunnel, met een lengte van 632 m;7° Rogiertunnel, met een lengte van 608 m;8° Montgomerytunnel, met een lengte van 532 m;9° Louizatunnel, met een lengte van 502 m;10° Wettunnel, met een lengte van 432 m;11° Baljuwtunnel, met een lengte van 362 m;12° Troontunnel, met een lengte van 347 m;13° Kruidtuintunnel, met een lengte van 255 m;14° NAVO-tunnel, met een lengte van 240 m;15° Tervurentunnel, met een lengte van 198 m. De beheerder van elke tunnel bedoeld in lid 1 is Brussel Mobiliteit. HOOFDSTUK 3. - Technische minimumveiligheidsnormen voor de verkeerstunnels

Art. 3.§ 1. De technische minimumveiligheidsnormen bepaald in artikel 3, § 2 van de Ordonnantie zijn opgenomen in een technisch referentiedocument dat zich in bijlage van dit besluit bevindt. § 2. De Minister belast met de Openbare werken is gemachtigd om wijzigingen aan te brengen aan dit technisch referentiedocument voor maatregelen van bijkomstige of detailmatige aard. HOOFDSTUK 4. - Taken van de Tunnelbeheerder

Art. 4.De volgende bijkomende taken worden toevertrouwd aan de Tunnelbeheerder: 1° het opstellen van een gedetailleerd verslag over alle significante incidenten die zich hebben voorgedaan in een tunnel en deze dan, binnen een termijn van een maand nadat ze zich hebben voorgedaan, bezorgen aan de voogdijminister, de aangewezen veiligheidsbeambte, het evaluatiecomité en de interventiediensten.2° het opstellen van een lijst, die jaarlijks wordt bijgewerkt, van alle significante incidenten die zich hebben voorgedaan in een tunnel en deze lijst dan bezorgen aan de voogdijminister, de aangewezen veiligheidsbeambte, het Comité en de interventiediensten;3° Het meedelen aan de veiligheidsbeambte van alle nuttige documenten en inlichtingen voor het vervullen van zijn taak, met inbegrip van de bijwerkingen van de veiligheidsdossiers;4° Uitvoering van de nodige maatregelen ter beperking van de risico's zoals bepaald in de artikelen 3, § 5, en 38 van de Ordonnantie. HOOFDSTUK 5. - Taken van de veiligheidsbeambte

Art. 5.De taken die worden toevertrouwd aan de veiligheidsbeambte zijn de volgende: 1° advies uitbrengen over het voorbereidende veiligheidsdossier.Dit advies wordt toegevoegd aan het voorbereidende veiligheidsdossier wanneer dat wordt overgedragen aan het Comité; 2° advies uitbrengen over het veiligheidsdossier.Dit advies wordt toegevoegd aan het veiligheidsdossier wanneer dat wordt overgedragen aan het Comité; 3° advies uitbrengen over elke vraag van de voogdijminister, de tunnelbeheerder, het Comité of het bestuurorgaan;4° advies uitbrengen over de coördinatie met de interventiediensten, in het bijzonder bij de opmaak van de operationele schema's van die diensten;5° deelnemen aan de evaluatie van de noodinterventies;6° deelnemen aan het omschrijven van de veiligheidsprincipes en van de eigenschappen van de structuur, de uitrusting en de uitbating, zowel voor de nieuwe tunnels als bij de verbouwing van de bestaande tunnels;7° nagaan of er opleidingsprogramma's voor het tunnelpersoneel en voor de interventiediensten worden opgesteld en ten uitvoer gelegd;8° deelnemen aan de organisatie en de evaluatie van de in artikel 31 van de Ordonnantie bedoelde oefeningen ;9° nagaan of er onderhoudsprocedures en herstelprogramma's voor de tunnel en de uitrusting ervan worden opgesteld en ten uitvoer gelegd;10° meewerken aan de evaluatie van elk incident of significant ongeval. HOOFDSTUK 6. - Samenstelling en werkwijze van het Comité. Erkenning van de onafhankelijke experten

Art. 6.Het Comité bestaat uit 13 leden die door de Regering worden aangeduid: 1° een vertegenwoordiger van de minister belast met de Openbare werken;2° een vertegenwoordiger van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° een vertegenwoordiger van Brussel Preventie & Veiligheid;4° een vertegenwoordiger van de Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;5° een vertegenwoordiger van de DIRCO (Coördinatie- en Steundirectie Brussel);6° een vertegenwoordiger van de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel;7° een vertegenwoordiger van het Parkeeragentschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;8° een erkende onafhankelijke expert;9° de veiligheidsbeambte;10° twee vertegenwoordigers van een verkeerstunneluitbating buiten België;11° een vertegenwoordiger van een verkeerstunneluitbating in het Waals Gewest;12° een vertegenwoordiger van een verkeerstunneluitbating in het Vlaams Gewest;13° een vertegenwoordiger van een buitenlands orgaan gespecialiseerd in de uitbating van tunnels. De leden bedoeld in het eerste lid, 5°, 11° en 12° zijn niet stemgerechtigd; de omstandigheid dat er geen vertegenwoordigers worden voorgesteld of dat laatstgenoemden de vergaderingen van de organen niet bijwonen heeft geen gevolg voor de werking van de organen noch voor de geldigheid van hun handelingen.

Bovendien zal Brussel Mobiliteit aanwezig zijn als waarnemer.

Art. 7.§ 1. Het voorzitterschap van het Comité wordt uitgevoerd door de vertegenwoordiger van de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken. § 2. De leden van het Comité worden benoemd voor vijf jaar.

Wanneer een lid de entiteit niet kan vertegenwoordigen waarvoor hij werd benoemd, verliest hij zijn benoeming en dient hij te worden vervangen.

Een lid van het Evaluatiecomité kan niet deelnemen aan een beraadslaging over een dossier waarbij hij een rechtstreeks, persoonlijk of commercieel belang heeft. § 3. De leden van het Evaluatiecomité kunnen worden afgezet door de Regering, op voorstel van de voorzitter, zonder dat enige vergoeding dient uitgekeerd te worden, bij een ernstige tekortkoming in de uitoefening van hun functie of bij afwezigheid zonder passende verantwoording op meer dan drie achtereenvolgende vergaderingen.

Een afzetting kan pas gebeuren nadat de voorzitter het lid per aangetekend schrijven op de hoogte heeft gebracht van: 1° de tegen hen ingebrachte grieven;2° het recht om per aangetekend schrijven hun verweermiddelen voor te leggen, in een termijn van vijftien dagen;3° het recht om, in die zelfde termijn en per aangetekend schrijven, te vragen om deze verweermiddelen mondeling voor te kunnen leggen, desgevallend vertegenwoordigd of bijgestaan door een adviseur. § 4. De voorzitter van het Comité is verplicht om het Comité bijeen te roepen binnen de vijftien dagen op eenvoudig verzoek van de Minister of van minstens zeven van de leden. § 5. Elk onderwerp, dat behoort tot de bevoegdheid van het Evaluatiecomité, kan worden ingeschreven in de agenda op eenvoudig verzoek van minstens vijf van de leden. § 6. Het Evaluatiecomité kan slechts geldig beraadslagen wanneer ten minste de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig is. Wanneer het quorum niet is bereikt, zal de voorzitter overgaan tot een nieuwe convocatie binnen de acht dagen met een identieke agenda. De beraadslagingen zullen tijdens deze tweede vergadering plaatsgrijpen en dit ongeacht het aantal aanwezige leden. § 7. Beslissingen worden genomen met een gewone meerderheid onder de aanwezige stemgerechtigde leden. In het geval van gelijkheid van de stemmen, geeft de stem van de voorzitter de doorslag. Onthoudingen worden niet meegeteld in de berekening van deze meerderheid. § 8. Het Comité is gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 9. Het Comité zal zich baseren op een huishoudelijk reglement om met name volgende zaken te regelen: 1° de termijnen voor de ontvangst van de convocaties, samen met een agenda en de verschillende documenten die nodig zijn om de verschillende vergaderingen te kunnen houden;de wijze waarop de dossiers worden voorgesteld door de verschillende partijen, de duur van hun interventies, de modaliteiten voor het opstellen van de notulen; de termijnen voor het opstellen van de adviezen, opmerkingen, suggesties en voorstellen van bezwaren en aanbevelingen, alsook een verspreiding ervan naar het bestuurorgaan; 2° de benoeming van de verslaggevers belast met het technische onderzoek van de dossiers en de opstelling van het presentatieverslag, waartoe het Evaluatiecomité werd verzocht door de Tunnelbeheerder;3° elk ander onderwerp dat hij noodzakelijk acht voor de goede werking ervan; Voor al deze administratieve taken kan het Comité steunen op een secretariaat dat wordt benoemd door Brussel Mobiliteit. § 10. De leden van het Comité ontvangen presentiegeld telkens zij deelnemen aan een vergadering van minstens anderhalf uur. Bovendien hebben zij recht op een vergoeding voor de gemaakte kosten in het kader van de uitvoering van hun functie.

Het totaal aan presentiegelden dat elk lid kan ontvangen, wordt beperkt tot 4 000 euro bruto per jaar voor elk lid dat vertegenwoordiger is van een overheidsinstelling en tot 12.000 euro bruto per jaar voor de andere leden. De waarde van het presentiegeld wordt vastgelegd op 40 euro bruto per uur voor elk lid die vertegenwoordiger is van een overheidsinstelling of overheidsorgaan, en op 120 euro bruto voor de andere leden.

De in bovenstaande alinea vermelde bedragen volgen de evolutie van de gezondheidsindex, conform de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.

De vergoeding voor de gemaakte kosten in het kader van de uitvoering van hun functie wordt voor elk lid beperkt tot 25 % van het jaarlijkse bedrag aan presentiegelden, op voorlegging van bewijsstukken. § 11. De verplaatsingskosten van de leden, op voorlegging van bewijsstukken, en de werkingskosten van het Comité komen ten laste van de gewestbegroting.

Art. 8.§ 1. Voorwaarden voor de erkenning van de onafhankelijke experts zijn: 1° beschikken over een ruime ervaring op technisch vlak en met de uitbating van stedelijke verkeerstunnels;2° beschikken over een zeer ruime kennis van alle aspecten van de veiligheid van verkeerstunnels, de uitrustingen, de structuur, het personeel en de procedures van de uitbating, de hulpdiensten, de Politiediensten en de weggebruikers;3° voorstellen van een aanvraagdossier ter erkenning, inclusief schriftelijke aanvraag, curriculum vitae en referenties. § 2. De erkenning wordt verleend door het bestuurorgaan, na advies van het Comité. De belanghebbende wordt hiervan in kennis gesteld. § 3. De duur van de erkenning van de onafhankelijke experts wordt vastgelegd op vijf jaar. Ze kan worden vernieuwd op basis van een geactualiseerd dossier ter staving van verscheidene opgestelde veiligheidsrapporten voor verschillende tunnels, niet noodzakelijk in België. § 4. Het Comité waakt over het respecteren van de voorwaarden voor erkenning en kan aan het bestuurorgaan voorstellen deze in te trekken, indien er wordt vastgesteld dat de expert niet meer beantwoordt aan deze voorwaarden voor erkenning. HOOFDSTUK 7. - Samenstelling van voorbereidende veiligheidsdossiers en van veiligheidsdossiers

Art. 9.Het voorbereidend veiligheidsdossier voor het verkrijgen van een vergunning om een nieuw bouwwerk te realiseren omvat de volgende stukken: 1° Stuk 1 - Beschrijving van het geplande bouwwerk volgens de referentietoestand;2° Stuk 2 - Verkeersprognose;3° Stuk 3 - Specifieke Risico-Inventarisatie voor het geplande geval;4° Stuk 4 - Beschrijving van de organisatie van de uitbating;5° Stuk 5 - Rapport van de bouwheer van de tunnel.

Art. 10.Het voorbereidend veiligheidsdossier voor het verkrijgen van de vergunning om één of meerdere substantiële wijzigingen aan te brengen aan een bestaand bouwwerk omvat de volgende stukken: 1° Stuk 0 - Historiek van het bouwwerk;2° Stuk 1 - Beschrijving van het geplande bouwwerk volgens de referentietoestand;3° Stuk 2 - Verkeersprognose;4° Stuk 3 - Verkeersreglement;5° Stuk 4 - Specifieke Risico-Inventarisatie voor het geplande geval;6° Stuk 5 - Beschrijving van de organisatie van de uitbating;7° Stuk 6 - Interventie- en Veiligheidsplan in de fase van de Werken (IVPW);8° Stuk 7 - Beschrijving van de permanente feedbackbarometer;9° Stuk 8 - Lijst en analyse van de significante incidenten en ongevallen van de afgelopen 5 jaar;10° Stuk 9 - Lijst en analyse van de veiligheidsoefeningen van de afgelopen 5 jaar;11° Stuk 10 - Rapport van de bouwheer van de tunnel.

Art. 11.Het veiligheidsdossier voor het verkrijgen van een eerste uitbatingsvergunning voor een duur van 6 jaar van een nieuw of bestaand bouwwerk omvat de volgende stukken: § 1er. Nieuw bouwwerk 1° Stuk 0 - Historiek van het bouwwerk;2° Stuk 1 - Beschrijving van het bouwwerk volgens de referentietoestand;3° Stuk 2 - Verkeersprognose;4° Stuk 3 - Verkeersreglement;5° Stuk 4 - Specifieke risico-inventarisatie;6° Stuk 5 - Beschrijving van de organisatie van de uitbating;7° Stuk 6 - Interventie- en Veiligheidsplan (IVP);8° Stuk 7 - Beschrijving van de permanente feedbackbarometer;9° Stuk 8 - Rapport van de bouwheer van de tunnel. § 2. Bestaand bouwwerk 1° Stuk 0 - Historiek van het bouwwerk;2° Stuk 1 - Beschrijving van het bouwwerk volgens de referentietoestand;3° Stuk 2 - Verkeersprognose;4° Stuk 3 - Verkeersreglement;5° Stuk 4 - Specifieke risico-inventarisatie;6° Stuk 5 - Beschrijving van de organisatie van de uitbating;7° Stuk 6 - Interventie- en Veiligheidsplan (IVP);8° Stuk 7 - Beschrijving van de permanente feedbackbarometer;9° Stuk 8 - Lijst en analyse van de significante incidenten en ongevallen van de afgelopen 5 jaar;10° Stuk 9 - Lijst en analyse van de veiligheidsoefeningen van de afgelopen 5 jaar;11° Stuk 10 - Rapport van de bouwheer van de tunnel.

Art. 12.Het veiligheidsdossier waarmee de vernieuwing kan worden verkregen van een uitbatingsvergunning na afloop van de periode van 6 jaar of naar aanleiding van substantiële werken, omvat de volgende stukken: 1° Stuk 0 - Historiek van het bouwwerk;2° Stuk 1 - Beschrijving van het bouwwerk volgens de referentietoestand;3° Stuk 2 - Verkeersprognose;4° Stuk 3 - Verkeersreglement;5° Stuk 4 - Specifieke risico-inventarisatie;6° Stuk 5 - Beschrijving van de organisatie van de uitbating;7° Stuk 6 - Interventie- en Veiligheidsplan (IVP);8° Stuk 7 - Beschrijving van de permanente feedbackbarometer;9° Stuk 8 - Lijst en analyse van de significante incidenten en ongevallen van de afgelopen 5 jaar;10° Stuk 9 - Lijst en analyse van de veiligheidsoefeningen van de afgelopen 5 jaar;11° Stuk 10 - Rapport van de bouwheer van de tunnel. HOOFDSTUK 8. - Inhoud van het veiligheidsrapport van een onafhankelijke expert

Art. 13.Het veiligheidsrapport staat het Comité toe het advies van de expert te kennen met betrekking tot de volledigheid van het dossier, met name in verband met het technisch referentiedocument en de verschillen of afwijkingen die kunnen bestaan.

Het dient te bestaan uit een verfijnde analyse en commentaren, stuk per stuk van het dossier, evenals een algemene synthese die de volgende thema's omvat: 1° Hun beoordeling van het geformaliseerde dossier;2° Hun beoordeling van de uitbatingsomstandigheden en de algemene toestand van het kunstwerk;3° Hun beoordeling van de bestaande veiligheidsmaatregelen. HOOFDSTUK 9. - Gebruikte methodologie voor risico-analyse

Art. 14.De risico-analyse dient de volgende structuur te volgen: 1° Een contextuele herinnering moet de lezer toestaan over alle elementen te beschikken die toestaan de omgeving, de doelstellingen van de studie en het geheel aan analysecriteria goed te begrijpen.2° Een functionele analyse moet toestaan de middelen te begrijpen die noodzakelijk zijn voor de tunnelveiligheid, in verband met de bestudeerde risico's en in overeenstemming met de veiligheidsfuncties van de kunstwerken.Op basis van de veiligheidsfuncties wordt een systematische analyse uitgevoerd, middel per middel en risico per risico. 3° De risico-analyse wordt geformaliseerd op basis van de functionele analyse en houdt rekening met elk risico dat betrekking heeft op de vastgelegde doelstellingen en geassocieerde veiligheidsfuncties.Aan elk risico wordt een faaltoestand verbonden, evenals een mogelijke oorzaak van het falen. HOOFDSTUK 1 0. - Modaliteiten voor de kennisgeving van de toestemming tot uitbating

Art. 15.De kennisgeving van de toestemming tot uitbating door het bestuurorgaan omvat de volgende elementen: 1° de duur van de toestemming en de begindatum;2° indien nodig, de inachtneming van voorschriften of aanbevelingen afgeleverd door het Comité;3° identificatie van bestemmelingen, tunnelbeheerder, interventiediensten en de aangewezen veiligheidsbeambte. HOOFDSTUK 1 1. - Modaliteiten voor de realisatie en regelmaat van periodieke veiligheidsoefeningen

Art. 16.§ 1. De periodieke veiligheidsoefeningen die gezamenlijk worden georganiseerd door de tunnelbeheerder en de interventiediensten innen te voldoen aan de volgende vereisten: 1° ze sluiten zo precies mogelijk aan bij de werkelijkheid en stemmen overeen met de scenario's voor incidenten uitgewerkt door de tunnelbeheerder na advies van de Veiligheidsbeambte en de interventiediensten;2° ze staan evaluaties met duidelijke resultaten toe;3° ze vermijden schade te berokkenen aan de tunnel;4° de sluiting van de tunnel is enkel vereist voor de behoeften van de oefeningen als aanvaardbare maatregelen kunnen worden getroffen door de uitbater, in samenspraak met de Politiediensten, om het verkeer om te leiden;5° ze kunnen worden gerealiseerd in de vorm van alarm-communicatieoefeningen, tafeloefeningen, beheeroefeningen of terreinoefeningen;6° ze kunnen eveneens worden gerealiseerd in de vorm van multidisciplinaire terreinoefeningen, in zo realistisch mogelijke omstandigheden, in samenwerking met de autoriteiten die bevoegd zijn inzake noodplanning. § 2. De veiligheidsbeambte en de interventiediensten evalueren deze oefeningen samen. Ze stellen elk een rapport op over wat hen aanbelangt en formuleren geschikte voorstellen aan de tunnelbeheerder en het Comité. § 3. De autoriteiten die bevoegd zijn inzake noodplanning worden op de hoogte houden van alle geprogrammeerde oefeningen.

Art. 17.§ 1. Elk jaar zal minstens één multidisciplinaire oefening worden gerealiseerd voor een tunnel. § 2. De terreinoefeningen worden minstens twee keer om de vier jaar in een tunnel georganiseerd. § 3. De multidisciplinaire terreinoefeningen worden minstens om de vier jaar in een tunnel georganiseerd. HOOFDSTUK 1 2. - Slotbepalingen

Art. 18.De ordonnantie van 16 mei 2019 betreffende de uitbating en veiligheid van de verkeerstunnels en dit besluit treden in werking op de tiende dag na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van dit besluit.

Art. 19.De minister bevoegd voor Mobiliteit en Openbare Werken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 22 september 2022.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^