gepubliceerd op 21 januari 2021
Bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/053 met betrekking tot de belasting op de automatische ontspanningstoestellen verschuldigd voor het belastingjaar 2021 op grond van de gezondheidscrisis van de COVID-19
7 JANUARI 2021. - Bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/053 met betrekking tot de belasting op de automatische ontspanningstoestellen verschuldigd voor het belastingjaar 2021 op grond van de gezondheidscrisis van de COVID-19
VERSLAG AAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING Ter attentie van de leden van de Regering, Het ontwerp van besluit dat aan u ter onderzoek wordt voorgelegd strekt ertoe om te voorzien in een voorwaardelijke compensatie voor de belastingplichtigen van de belasting op de automatische ontspanningstoestellen van het belastingjaar 2021, die voor het merendeel bestaan uit speelautomatenhallen en inrichtingen die behoren tot de horecasector.
De voormelde sector onderging in het jaar 2020 een impact op zijn normale werking van diverse uitgevaardigde maatregelen in federale ministeriële besluiten en door besluiten van de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dit alles om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken.
In het bijzonder hadden de volgende maatregelen een significante impact op de betrokken sector: - gedurende een periode van ongeveer drie maanden, die liep van 24 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, waren de speelautomatenhallen en de inrichtingen die behoren tot de horecasector volledig gesloten; - vanaf 1 juli 2020 tot en met 7 oktober 2020 konden de inrichtingen die behoren tot de horecasector geopend zijn, zij het wel met bepaalde restricties om de risico's van besmetting en verspreiding van het virus te beperken, waaronder beperkte openingsuren; - vanaf 11 juli 2020 tot en met 28 oktober 2020 konden de speelautomatenhallen geopend zijn, zij het wel met bepaalde restricties om de risico's van besmetting en verspreiding van het virus te beperken, waaronder beperkte openingsuren; - vanaf 8 oktober 2020 zijn alle drankgelegenheden, met uitzondering van restaurants, gesloten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - vanaf 29 oktober 2020 tot en met 15 januari 2021 zijn de speelautomatenhallen en inrichtingen die behoren tot de horecasector op het hele grondgebied van het Koninkrijk België gesloten.
Onder normale omstandigheden is de belasting op de automatische ontspanningstoestellen afhankelijk van wanneer het automatisch ontspanningstoestel wordt opgesteld. Ofwel volledig verschuldigd indien het automatisch ontspanningstoestel in het eerste kwartaal wordt opgesteld, ofwel slechts drie vierden indien opgesteld in de loop van het tweede kwartaal, de helft indien opgesteld in de loop van het derde kwartaal ofwel het vierde van de verschuldigde belasting indien opgesteld in de loop van het vierde kwartaal.
Daarenboven dient de betaling van de belasting op de automatische ontspanningstoestellen te gebeuren vóór de opstelling van het automatisch ontspanningstoestel. Als bewijs van betaling van deze belasting wordt er een fiscaal kenteken uitgereikt.
Het geheel van de federale maatregelen en maatregelen die specifiek werden genomen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, allen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, hebben ertoe geleid dat de belastingplichtigen reeds in het begin van het jaar 2020 integraal de verschuldigde belasting op de automatische ontspanningstoestellen hebben betaald, terwijl de toegang tot de plaatsen waar het merendeel van deze automatische ontspanningstoestellen zijn opgesteld werd verhinderd.
Het is dan ook niet meer dan logisch en billijk dat voor de in het belastingjaar 2020 opgestelde automatische ontspanningstoestellen waarop de belasting op de automatische ontspanningstoestellen werd betaald en die nog opgesteld staan in het jaar 2021 wordt voorzien in een compensatie.
Daarenboven hebben de betrokken belastingplichtigen geen garanties dat de lokalen waar de voormelde automatische ontspanningstoestellen staan opgesteld mogen openen in het jaar 2021 of open mogen blijven bij een eventuele derde golf van de COVID-19 en het dus onzeker is of er inkomsten kunnen worden gegenereerd die toelaten om de belasting op de automatische ontspanningstoestellen te kunnen betalen.
Deze sector is op dit moment in groot gevaar en er moeten dringende maatregelen worden genomen om het voortbestaan ervan te waarborgen tot de verhoopte terugkeer naar het niveau van de activiteiten van vóór de gezondheidscrisis.
Als gevolg van het voorgaande, beoogt dit besluit dan ook om de geldigheid van het reeds in het jaar 2020 uitgereikte fiscaal kenteken, dat als bewijs van betaling geldt voor de verschuldigde belasting op het automatisch ontspanningstoestel, te verlengen tot en met het einde van het tweede kwartaal van het belastingjaar 2021.
Enerzijds zal deze maatregel bijdragen tot het bereiken van de doelstelling, waarbij het noodzakelijk is het fiscaal beleid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan te passen om zijn belastingplichtigen in tijden van crisis te helpen, zonder de financiële situatie op lange termijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op het spel te zetten.
Anderzijds verhindert deze maatregel dat de belastingplichtigen van de belasting op de automatische ontspanningstoestellen zouden worden geconfronteerd met bijkomstige te vervullen administratieve formaliteiten.
Het verlengen van de geldigheidstermijn van het fiscaal kenteken voor de reeds in het belastingjaar 2020 opgestelde automatische ontspanningstoestellen laat ook toe om de liquiditeit van de belastingplichtigen, wier inkomsten zijn opgedroogd of sterk zijn verminderd als gevolg van de gezondheidscrisis, te verbeteren.
Er is dus tot en met 30 juni 2021 geen belasting op de automatische ontspanningstoestellen verschuldigd mits het automatisch ontspanningstoestel beschikt over een fiscaal kenteken, dat als bewijs van betaling geldt voor de in het belastingjaar 2020 verschuldigde belasting op de automatische ontspanningstoestellen.
De belastingplichtigen dienen, behoudens het beschikken over het fiscaal kenteken van het belastingjaar 2020, geen verdere formaliteiten te vervullen om gedurende het belastingjaar 2021 te kunnen genieten van de door dit besluit voorziene compensatie van de belasting op de automatische ontspanningstoestellen.
Aangezien de betaling van de belasting op de automatische ontspanningstoestellen dient te gebeuren vóór de opstelling van het automatisch ontspanningstoestel voorziet artikel 1, paragraaf 3 van dit besluit dat indien de voormelde belasting reeds volledig werd betaald voor het belastingjaar 2021, de helft van het betaalde bedrag zal worden teruggestort.
Vanaf 1 juli 2021 is er dus wel weer een belasting op de automatische ontspanningstoestellen verschuldigd voor de nog resterende periode voor de opstelling van het automatisch ontspanningstoestel in het belastingjaar 2021, zelfs indien de belastingplichtige van het automatisch ontspanningstoestel beschikt over een fiscaal kenteken van het belastingjaar 2020.
Voor de opstelling van een automatisch ontspanningstoestel in de periode vanaf 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021 is de in artikel 80 van het Wetboek van 23 november 1965 van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen dus weer verschuldigd.
Bijgevolg dient uiterlijk vanaf 1 juli 2021 dus weer rekening te worden gehouden met de gebruikelijke formaliteiten, zoals voorzien in Titel IV van het Wetboek van 23 november 1965 van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen. Met name het feit dat men moet voorzien dat vóór de opstelling van het automatisch ontspanningstoestel, dit toestel moet voorzien zijn van een fiscaal kenteken.
Een belastingplichtige van een automatisch ontspanningstoestel dat onderhevig is aan de belasting op de automatische ontspanningstoestellen en wiens automatisch ontspanningstoestel niet werd opgesteld in de loop van het belastingjaar 2020 en de verschuldigde belasting op de automatische ontspanningstoestellen gedurende het belastingjaar 2020 niet werd betaald en dus niet beschikt over een fiscaal kenteken van het belastingjaar 2020 geniet in het belastingjaar 2021 dus niet van enige compensatie, zoals voorzien door dit besluit.
Middels dit besluit wordt immers louter en alleen, via een minimum te vervullen formaliteiten, in een compensatie voorzien voor de belastingplichtigen in het belastingjaar 2021 waarvan het automatisch ontspanningstoestel in het belastingjaar 2020 werd opgesteld en waarvan de verschuldigde belasting op de automatische ontspanningstoestellen effectief werd betaald, aldus een compensatie voor de periode van zes maanden in het jaar 2020 waarin de activiteiten van de sector van de automatische ontspanningstoestellen stil lagen op grond van de gezondheidscrisis van de COVID-19.
Dit ontwerp van besluit werd ter spoedadvies voorgelegd aan de Raad van State, rekening houdend met de hoogdringendheid van de genomen maatregelen.
De Raad van State heeft bij schrijven van 14 december jl. laten weten dat hij geen advies kan geven binnen de vooropgestelde termijn en dat het besluit mag worden genomen, mits in de aanhef van het besluit wordt vermeld dat er geen advies werd gegeven binnen de gestelde termijn, in toepassing van artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Ter informatie van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister van Financiën en Begroting, S. GATZ
7 JANUARI 2021. - Bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/053 met betrekking tot de belasting op de automatische ontspanningstoestellen verschuldigd voor het belastingjaar 2021 op grond van de gezondheidscrisis van de COVID-19 De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, de artikelen 76-93;
Gelet op de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest, artikel 2, § 3, 5° ;
Gelet op de ordonnantie van 23 november 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering naar aanleiding van de gezondheidscrisis ten gevolge van COVID-19, artikel 2;
Gelet op het ministerieel besluit van 23 maart 2020Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/03/2020 pub. 23/03/2020 numac 2020030347 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken sluiten houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, artikel 1, opgeheven bij het ministerieel besluit van 30 juni 2020Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 30/06/2020 pub. 30/06/2020 numac 2020042036 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken sluiten houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken;
Gelet op het ministerieel besluit van 30 juni 2020Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 30/06/2020 pub. 30/06/2020 numac 2020042036 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken sluiten houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, de artikelen 5, 8 en 8bis, opgeheven bij het ministerieel besluit van 18 oktober 2020Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 18/10/2020 pub. 18/10/2020 numac 2020031557 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken sluiten houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken;
Gelet op het ministerieel besluit van 18 oktober 2020Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 18/10/2020 pub. 18/10/2020 numac 2020031557 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken sluiten houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, de artikelen 6, 11 en 13, opgeheven bij het ministerieel besluit van 28 oktober 2020Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/10/2020 pub. 28/10/2020 numac 2020010455 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken sluiten houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken;
Gelet op het ministerieel besluit van 28 oktober 2020Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/10/2020 pub. 28/10/2020 numac 2020010455 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken sluiten houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken zoals dit gold op 29 oktober 2020, de artikelen 6 en 8;
Gelet op besluit van de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 6 augustus 2020 houdende bepaalde verplichtingen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, artikel 2.1, opgeheven bij het besluit van de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 7 oktober 2020 houdende sluiting van de bars en tot vaststelling van noodmaatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken;
Gelet op het besluit van de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 7 oktober 2020 houdende sluiting van de bars en tot vaststelling van noodmaatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, artikel 2, opgeheven bij het besluit van de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 26 oktober 2020 tot bepaling van bijkomende maatregelen naast degene die bepaald zijn door de minister van Binnenlandse Zaken om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken;
Gelet op het besluit van de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 26 oktober 2020 tot bepaling van bijkomende maatregelen naast degene die bepaald zijn door de minister van Binnenlandse Zaken om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken zoals dit gold op 26 oktober 2020, de artikelen 10 en 11;
Gelet op het besluit van de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 3 november 2020 tot wijziging van het besluit van 26 oktober 2020 tot bepaling van bijkomende maatregelen naast degene die bepaald zijn door de minister van Binnenlandse Zaken om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 december 2020;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 9 december 2020;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de gezondheidscrisis veroorzaakt door COVID-19 het de belastingplichtigen die onderhevig zijn aan de belasting op de automatische ontspanningstoestellen en die voor het merendeel bestaan uit speelautomatenhallen en inrichtingen die behoren tot de horecasector erg treft, terwijl de betaling van deze belasting in beginsel dient te gebeuren vóór de opstelling van het toestel, zodat het noodzakelijk is om onmiddellijk en uiterlijk vóór 1 januari 2021 maatregelen te nemen om een economische catastrofe te voorkomen. Om deze sector die in gevaar verkeert te ondersteunen, dient te worden voorzien in een compensatie tot en met het einde van het tweede kwartaal van 2021, mits de belasting op de automatische ontspanningstoestellen voor het belastingjaar 2020 werd voldaan;
Gelet op de adviesaanvraag binnen 5 werkdagen, die op 14 december 2020 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen deze termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat, bij toepassing van artikel 2, § 3, 5° van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest, de gelijkekansentest niet moet worden opgesteld voor een reglementaire tekst waarvoor het advies van de Raad van State wordt gevraagd bij hoogdringendheid;
Overwegende dat, bij toepassing van artikel 2, § 4 van de ordonnantie van 23 november 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering naar aanleiding van de gezondheidscrisis ten gevolge van COVID-19, het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit en van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet vereist zijn;
Overwegende dat de belasting op de automatische ontspanningstoestellen een jaarlijkse forfaitaire belasting is die, afhankelijk van wanneer het automatisch ontspanningstoestel wordt opgesteld, in de loop van het jaar ofwel volledig verschuldigd is, ofwel slechts drie vierden indien opgesteld in de loop van het tweede kwartaal, de helft indien opgesteld in de loop van het derde kwartaal of het vierde van de verschuldigde belasting indien opgesteld in de loop van het vierde kwartaal;
Overwegende dat het merendeel van de toestellen die onderhevig zijn aan de belasting op de automatische ontspanningstoestellen staan opgesteld in speelautomatenhallen en in inrichtingen die behoren tot de horecasector, kortom sectoren die in het jaar 2020 stil lagen op grond van de gezondheidscrisis van de COVID-19;
Overwegende dat de speelautomatenhallen en de inrichtingen die behoren tot de horecasector gedurende een periode van ongeveer drie maanden, die liep van 24 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 volledig gesloten waren;
Overwegende dat vanaf 1 juli 2020 tot en met 7 oktober 2020 de inrichtingen die behoren tot de horecasector geopend konden zijn, zij het wel met bepaalde restricties om de risico's van besmetting en verspreiding van het virus te beperken, waaronder beperkte openingsuren;
Overwegende dat vanaf 11 juli 2020 tot en met 28 oktober 2020 speelautomatenhallen geopend konden zijn, zij het wel met bepaalde restricties om de risico's van besmetting en verspreiding van het virus te beperken, waaronder beperkte openingsuren;
Overwegende dat vanaf 8 oktober 2020 alle drankgelegenheden, met uitzondering van restaurants gesloten zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Overwegende dat vanaf 29 oktober 2020 tot en met 15 januari 2021 de speelautomatenhallen en inrichtingen die behoren tot de horecasector op het hele grondgebied van het Koninkrijk België gesloten zijn;
Overwegende dat de noodgedwongen sluiting van de speelautomatenhallen en de inrichtingen die behoren tot de horecasector in het jaar 2020 gedurende een periode van ongeveer zes maanden een uitzonderlijke omstandigheid is die niet voorzien is door de wetgever in het kader van de belasting op de automatische ontspanningstoestellen;
Overwegende dat deze periode van zes maanden van het jaar 2020 overeenstemt met een periode van twee kwartalen;
Overwegende de enorme financiële impact van de crisis op de belastingplichtigen van de automatische ontspanningstoestellen die onderhevig zijn aan de betrokken belasting, mag de belasting op de automatische ontspanningstoestellen, die reeds in het begin van het jaar 2020 integraal werd betaald, hen niet volledig worden opgelegd en dient er minstens te worden voorzien in een compensatie die overeenstemt met een periode van zes maanden gedurende dewelke hun activiteiten lam lagen op grond van de gezondheidscrisis van de COVID-19;
Overwegende dat de betrokken belastingplichtigen geen garanties hebben dat de betrokken lokalen waar de voormelde automatische ontspanningstoestellen staan opgesteld mogen openen in het jaar 2021 of open mogen blijven bij een eventuele derde golf van de COVID-19 en het dus onzeker is of er inkomsten kunnen worden gegenereerd die toelaten om de belasting op de automatische ontspanningstoestellen te kunnen betalen;
Overwegende dat de betaling van de belasting op de automatische ontspanningstoestellen in beginsel dient te gebeuren vóór de opstelling van het automatisch ontspanningstoestel en dat er als bewijs van betaling een fiscaal kenteken wordt uitgereikt;
Overwegende dat het noodzakelijk is het fiscaal beleid van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest aan te passen om zijn belastingplichtigen in tijden van crisis te helpen;
Overwegende dat het belasten van de in het jaar 2020 opgestelde automatische ontspanningstoestellen terwijl in het jaar 2020, door het nemen van gezondheidsmaatregelen om de COVID-19 epidemie te vertragen, de toegang tot de plaatsen waar het merendeel van deze automatische ontspanningstoestellen zijn opgesteld werd verhinderd, het niet meer dan logisch en gerechtvaardigd is dat voor de in het jaar 2020 opgestelde automatische ontspanningstoestellen en die nog opgesteld staan in het jaar 2021 wordt voorzien in een compensatie voor de periode van zes maanden in het jaar 2020 gedurende dewelke de speelautomatenhallen en inrichtingen die behoren tot de horecasector en andere eet- en drankgelegenheden lam lagen op grond van de gezondheidscrisis van de COVID-19 ;
Overwegende dat omwille van pragmatische redenen, waarbij de belastingplichtigen van de belasting op de automatische ontspanningstoestellen, om te kunnen genieten van deze voorziene compensatie middels dit besluit in het jaar 2021, niet zouden worden geconfronteerd met bijkomstige administratieve formaliteiten, wordt geopteerd om de geldigheid van het reeds in 2020 uitgereikte fiscaal kenteken, wat als bewijs van betaling geldt voor de verschuldigde belasting op het automatisch ontspanningstoestel, te verlengen tot en met het einde van het tweede kwartaal van 2021;
Overwegende dat de Regering dus, gelet op de economische urgentie, gebruik wenst te maken van de bijzondere machten die haar werden toevertrouwd door het parlement om de belastingplichtigen van automatische ontspanningstoestellen die onderhevig zijn aan de belasting op de automatische ontspanningstoestellen te ondersteunen in deze moeilijke periode opdat deze crisis hun activiteit niet onherroepelijk zou beschadigen;
Overwegende dat een verlenging van de geldigheidsperiode van het fiscaal kenteken van het automatisch ontspanningstoestel van het jaar 2020 tot en met het einde van het tweede kwartaal 2021 voor alle belastingplichtigen van dien aard is dat ze zal bijdragen tot het bereiken van deze doelstelling, zonder de financiële situatie op lange termijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op het spel te zetten;
Overwegende dat de voormelde verlenging van de geldigheidsperiode van het fiscaal kenteken de betrokken sector de tijd geeft om de evolutie van de gezondheidscrisis van de COVID-19 te evalueren;
Overwegende dat, krachtens artikel 3, § 1 van de ordonnantie van 23 november 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering naar aanleiding van de gezondheidscrisis ten gevolge van COVID-19, dit besluit bekrachtigd moet worden door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement;
Op voorstel van de Minister belast met Financiën, Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.§ 1. Voor het belastingjaar 2021 is de belasting bedoeld in artikel 76 van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, in afwijking van artikel 82 van hetzelfde wetboek, slechts verschuldigd vanaf het derde kwartaal voor de in artikel 76 van hetzelfde wetboek bedoelde toestellen die reeds in de loop van het belastingjaar 2020 werden opgesteld en waarvoor de verschuldigde belastingen voor het belastingjaar 2020 werden voldaan. § 2. In afwijking van artikel 83 van hetzelfde wetboek geschiedt voor de in paragraaf 1 bedoelde toestellen, de betaling voor het belastingjaar 2021, ofwel vóór 1 juli 2021, zo het voormelde toestel op die datum opgesteld is, ofwel vóór de opstelling van het toestel, zo het voormelde toestel na 1 juli 2021 zou worden opgesteld. § 3. Indien voor de in paragraaf 1 bedoelde toestellen de in artikel 76 van het hetzelfde wetboek bedoelde belasting volledig werd betaald voor het belastingjaar 2021 zal de helft van het betaalde bedrag worden teruggestort.
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2021.
Art. 3.De minister bevoegd voor Financiën en Begroting is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 7 januari 2021.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-president, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid, S. GATZ De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, de Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn, B. CLERFAYT